ECLI:NL:GHARN:2009:BV5452

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
23 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
P09/0216
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling van een betrokkene met ernstige gedragsproblemen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 23 oktober 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van een betrokkene, die zich in een beginfase van behandeling bevond. De rechtbank Rotterdam had eerder op 23 juni 2009 de TBS met twee jaar verlengd, maar de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman stelden dat deze beslissing onterecht was, onder andere vanwege een te lange wachtperiode op plaatsing in een behandelkliniek en het ontbreken van wettelijke aantekeningen bij de vordering van de officier van justitie. De raadsman voerde aan dat deze omstandigheden in strijd waren met artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en de Beginselenwet verpleging terbeschikkinggestelden.

Het hof oordeelde dat de behandeling van de betrokkene nog in de beginfase was en dat er aanzienlijke risico's waren voor de maatschappij als de TBS niet werd verlengd. De betrokkene had een geschiedenis van gewelddadig gedrag en vertoonde ernstige gedragsproblemen, waaronder antisociale persoonlijkheidsstoornis en psychopathie. Ondanks de lange wachtperiode op behandeling, oordeelde het hof dat de veiligheid van anderen zwaarder woog dan de belangen van de betrokkene. Het hof besloot de TBS met twee jaar te verlengen, in lijn met het advies van de kliniek, die aangaf dat de behandeling meer tijd zou vergen.

De beslissing van het hof benadrukt het belang van de voortzetting van de behandeling en de noodzaak om de veiligheid van de maatschappij te waarborgen. Het hof vernietigde de eerdere beslissing van de rechtbank en bevestigde de verlenging van de TBS, waarbij het belang van een zorgvuldige behandeling en begeleiding van de betrokkene werd onderstreept.

Uitspraak

TBS P09/0216
Beslissing d.d. 23 oktober 2009
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [verblijfplaats]
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 23 juni 2009, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 oktober 2005, waarbij de terbeschikkingstelling met bevel tot dwangverpleging van overheidswege werd opgelegd terzake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen te weten: de voortgezette handeling van poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en poging tot afpersing; diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, meermalen gepleegd, en afpersing;
- het op 24 december 2008 op grond van artikel 509o, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies van [kliniek], strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar, alsmede de in dat artikel bedoelde aantekeningen;
- de vordering van de officier van justitie van 20 januari 2009, ingekomen ter griffie van bovenvermelde rechtbank op 20 januari 2009 en strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling van betrokkene met een termijn van twee jaar;
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg hetwelk heeft geleid tot de beslissing waarvan beroep;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van hoger beroep van de terbeschikkinggestelde d.d. 30 juni 2009;
- het aanvullend verlengingsadvies van F. Bos, eerste geneeskundige, en J.B. Blekkink, hoofd van de inrichting, beiden verbonden aan [kliniek], gedateerd 28 september 2009, inhoudende recente ontwikkelingen omtrent het behandelverloop van betrokkene, met als bijlage de wettelijke aantekeningen tot en met 15 juli 2009.
Het hof heeft ter terechtzitting van 9 oktober 2009 gehoord:
• de terbeschikkinggestelde die heeft verklaard dat hij een verlenging van de TBS-maatregel voor de periode van twee jaar te lang vindt. Betrokkene wil liever een verlenging van de maatregel met ten hoogste een jaar. Hij verklaart dat hij van mening is dat hij de tbs ten onrechte kreeg opgelegd. Betrokkene verklaart dat hij op een afdeling verblijft waar hij geen behandeling krijgt.
• de advocaat-generaal bij dit hof, mr I. Klopper-Gerretsen, die heeft geconcludeerd de beslissing van de rechtbank te vernietigen en de terbeschikkingstelling te verlengen met een termijn van twee jaar.
• de raadsman van de terbeschikkinggestelde mr S. Burmeister, advocaat te Amsterdam die heeft verklaard dat zijn cliënt als passant heel lang heeft moeten wachten in een penitentiaire inrichting alvorens te kunnen worden geplaatst in de kliniek. Er is om deze reden sprake van strijd met artikel 5 EVRM. Voorts is sprake van strijd met de artikelen 509 0 tweede lid, sub 1 en 2 van het Wetboek van Strafvordering en de artikelen 2 tot en met 16 van de Beginselenwet. De raadsman verzoekt om deze redenen primair een beëindiging van de terbeschikkingstelling. Subsidiair verzoekt de raadsman een verlenging van de maatregel met slechts een jaar. Zijn cliënt is in [kliniek] op een afdeling voor intensieve zorg geplaatst. Hij heeft nu nog minder vrijheden dan tijdens de detentie. Zijn cliënt is gemotiveerd voor een behandeling. Bij een verlenging met slechts een jaar zal er eerder een toets plaatsvinden of de behandeling wel van de grond komt.
Overwegingen:
• Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen, gelet op artikel 509t, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, aangezien de rechtbank niet binnen twee maanden na het indienen van de verlengingsvordering van de officier van justitie haar beslissing heeft genomen en daar het recht doet mede op grond van nieuwe stukken.
• De raadsman heeft betoogd dat sprake is van strijd met artikel 5 EVRM en de artikelen 2 tot en met 16 van de Beginselenwet verpleging terbeschikkinggestelden, nu betrokkene zeer lang, in casu een periode van meer dan twee jaar, heeft moeten wachten op een plaatsing op (de juiste afdeling in) een behandelkliniek en een behandelplan. De raadsman heeft tevens aangevoerd dat sprake is van strijd met de artikel 509 0 lid 2
sub 2 van het Weetboek van Strafvordering nu bij de vordering van de officier van justitie geen afschrift van de wettelijke aantekeningen zijn overgelegd van een kliniek. Schending van genoemde bepalingen zou moeten leiden tot een opheffing van de terbeschikkingstelling van betrokkene.
Het hof overweegt als volgt. In navolging van de rechtbank Rotterdam is het hof van oordeel dat sprake is van schending van artikel 5 EVRM gelet op de zeer lange wachttermijn. Een periode van meer dan twee jaar om te wachten op plaatsing in een TBS-kliniek acht het hof zeer ongewenst. Deze omstandigheid kan evenwel niet leiden tot opheffing van de maatregel of niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Het belang dat de maatschappij heeft bij een voortzetting van de maatregel en behandeling van de terbeschikkinggestelde dient zwaarder te wegen dan het door de raadsman naar voren gebrachte belang van betrokkene. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat tijdens een bezoek van een assistent behandelcoördinator aan betrokkene in de P.I. bleek dat betrokkene diende te worden geplaatst op een afdeling met intensieve zorg met een beperkt aantal plekken met een lange wachtlijst en voorts dat betrokkene inmiddels is opgenomen in [kliniek] met ingang van 16 april 2009. Blijkens de bijlage bij de recente wettelijke aantekeningen (toegezonden aan het hof bij schrijven van 28 september 2009) werd op 15 juli 2007 een behandelplan opgesteld, derhalve binnen drie maanden na plaatsing in het FPC.
In aanvulling hierop overweegt het hof dat de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de maatregel is ingediend op 20 januari 2009, derhalve op een moment dat de terbeschikkinggestelde in een P.I. verbleef in afwachting van zijn plaatsing in een behandelkliniek. Op dat ogenblik was het onmogelijk om te beschikken over wettelijke aantekeningen. Inmiddels heeft [kliniek] als bijlage bij het aanvullend verlengingsadvies van 28 september 2009 de recente wettelijke aantekeningen aan het hof doen toekomen over de periode tot en met 15 juli 2009 zodat de inhoud ervan wordt betrokkene bij onderhavige beslissing, gelet op het feit dat het hof recht doet mede op grond van nieuwe stukken.
Gelet op bovenstaande kan het betoog van de raadsman niet leiden tot een beëindiging van de terbeschikkingstelling. De verweren worden verworpen.
• In het bijzonder gelet op de advisering is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist als in de hierna te vermelden beslissing vervat.
Uit het verlengingsadvies van [kliniek] van 24 december 2008, de aanvullende rapportage van het FPC van 8 juni 2009 en het aanvullend verlengingsadvies van 28 september 2009 volgt dat bij betrokkene sprake is van zwakbegaafdheid en een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken, op basis van ernstige pedagogische en affectieve verwaarlozing. Hij is op zeer jonge leeftijd begonnen met het gebruik van alcohol en drugs. Betrokkene is in het verleden veelvuldig met justitie in aanraking geweest. Hij vervalt gemakkelijk in agressie en kent weinig gewetenswroeging. Er is sprake van psychopathie. Betrokkene beschikt over beperkte copingvaardigheden en vertoont veel ontwijk- en vluchtgedrag. De verbale vaardigheden van betrokkene (begripsvorming en uiting) liggen op een zwakbegaafd niveau. Betrokkene heeft geen probleembesef. Hij is van mening dat hij ten onrechte een TBS-maatregel opgelegd heeft gekregen.
Na een langdurige periode van wachten in een detentiecentrum is betrokkene geplaatst in [kliniek] op een afdeling voor intensieve zorg. Betrokkene loopt op de afdeling in zijn gedrag vaak tegen begrenzingen aan waarbij hij negatief reageert en de visie van de behandelaars ter discussie stelt. Hij uit zich daarbij vaak agressief en dreigend.
Ten aanzien van de risicotaxatie is sprake van veel risicofactoren in het verleden, heden en toekomst, die samenhangen met toekomstig gewelddadig gedrag. Kenmerkend voor het gedrag van betrokkene zijn instabiliteit, impulsiviteit en agressiviteit, vanuit achterdocht en krenkbaarheid. De kans op recidive wordt, in geval van een onmiddellijke beëindiging van de tbs, door het FPC op termijn als groot ingeschat. Betrokkene heeft nog geen behandeling gehad en hij zal derhalve terugvallen op oude manieren van coping om zijn ongenoegens af te reageren. Bij oplopende spanningen is de kans aanwezig dat betrokkene vanuit een impuls agressief reageert. Uit de informatie van [kliniek] van 28 september 2009 blijkt dat betrokkene nog niet gemotiveerd is voor behandeling. Gelet de delictgevaarlijkheid van betrokkene en het feit dat de behandeling in een beginfase verkeert, adviseert het FPC de terbeschikkingstelling van betrokkene met een termijn van twee jaar te verlengen.
• Gelet op de inhoud van voornoemde adviezen van de kliniek is het hof van oordeel dat de door de kliniek ingeslagen weg vervolgd dient te worden.
De behandeling van betrokkene begint zich slechts in een beginfase en zal nog geruime tijd vergen. Het uitgangspunt van het hof is dat, wanneer aannemelijk is geworden dat behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar, de terbeschikkingstelling in principe verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren. Het hof stelt vast dat het niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig zijn die een beëindiging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigen. Een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar zou bij betrokkene ten onrechte de verwachting kunnen wekken dat dit wel het geval zou kunnen zijn.
• Gelet op het thans nog aanwezige delictgevaar en het gegeven dat betrokkene nog gedurende langere tijd structuur, zorg en begeleiding nodig heeft, is het hof van oordeel dat een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar is geïndiceerd.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 23 juni 2009 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [terbeschikkinggestelde].
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Aldus gedaan door
mr G. Mintjes als voorzitter,
mr W.R. Rosingh en mr J.H.M. Zwinkels als raadsheren,
en drs. T. van Iersel en drs. M. van Weers als raden,
in tegenwoordigheid van mr J.M. van Westerlaak als griffier,
en op 9 oktober 2009 in het openbaar uitgesproken.
Mr J.H.M. Zwinkels en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.