Arrest d.d. 12 januari 2010
Zaaknummer 200.050.788/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [appellante],
toevoeging aangevraagd,
advocaat: mr. E. Uijt de boogaardt, kantoorhoudende te Emmeloord,
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
niet verschenen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kortgeding- vonnis, uitgesproken op 22 oktober 2009 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 18 november 2009 is door [appellante] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 15 december 2009.
De grieven zijn opgenomen in de appeldagvaarding. Tevens zijn bij de appeldagvaarding producties overgelegd. De conclusie van deze dagvaarding luidt:
"het vonnis in kort geding dat op 22 oktober 2009 door de rechtbank Zwolle - Lelystad onder rolnummer 162734 / KG ZA 09-481 is uitgesproken tussen appellante als eiseres en geïntimeerde als gedaagde, te vernietigen en opnieuw rechtdoende, zo nodig onder verbetering van gronden,
I. gedaagde te veroordelen om gedurende vijf jaar, althans voor een zodanige periode dat uw gerechtshof meent dat in goede justitie juist is, op geen enkele wijze meer in contact te treden met appellante en/of haar kinderen, noch schriftelijk, noch telefonisch, noch per e-mail, noch per SMS, noch per MSN, noch op enigerlei andere wijze via elektronisch dataverkeer, noch via derden, noch op een andere wijze;
II. gedaagde te verbieden om gedurende vijf jaar, althans voor een zodanige periode dat uw gerechtshof meent dat in goede justitie juist is, zich op te houden c.q. te bevinden in [straat] en de stegen/wegen rondom de woning van appellante in [woonplaats], gemeente [gemeente], zoals gearceerd op de aan voornoemd vonnis van 22 oktober 2009 van de rechtbank Zwolle - Lelystad gehechte kaart;
III. aan appellante een machtiging te verlenen om gedaagde, indien hij zich niet houdt aan de verboden zoals neergelegd in het te wijzen vonnis, in gijzeling te laten/doen nemen voor een periode zoals uw gerechtshof in deze redelijk en passend acht;
IV. subsidiair gedaagde te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 500,00 aan appellante, voor iedere keer dat gedaagde de verboden overtreedt;
V. gedaagde te veroordelen tot betaling van de kosten in beide instanties, alsmede de kosten verbonden aan het in gijzeling nemen en houden dan wel innen van de verbeurde dwangsommen;
VI. het vonnis, voor zover de wet dit toelaat, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren."
Er is van eis geconcludeerd.
Voorts heeft [appellante] een akte genomen.
Tegen de niet verschenen [geïntimeerde] is verstek verleend.
Tenslotte heeft [appellante] de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellante] heeft één grief opgeworpen.
De beoordeling
1. In het beroepen vonnis heeft de voorzieningenrechter [geïntimeerde] op vordering van [appellante] kort gezegd een straat- en contactverbod opgelegd. De subsidiaire eis tot het stellen van een dwangsom op overtreding van die verboden heeft de voorzieningenrechter ook toegewezen, nu haar de vordering in zoverre niet onrechtmatig of ongegrond voorkwam. De primair gevorderde lijfsdwang is afgewezen omdat de voorzieningenrechter op het moment van vonniswijzen onvoldoende aannemelijk achtte dat deze sanctie op dat moment als ultimum remedium diende te worden ingezet.
2. De grief strekt tot toewijzing alsnog van de primair gevorderde lijfsdwang. Onder overlegging van stukken van overtuiging wordt daartoe aangevoerd dat [geïntimeerde] zich van de opgelegde verboden niets aantrekt, en deze na betekening van het beroepen vonnis inmiddels al drie maal heeft overtreden.
3. In het licht van het voorgaande komt het hof thans het primair gevorderde niet onrechtmatig of ongegrond voor. De grief slaagt om die reden. Het hof wijst er voor de goede orde nog op dat [appellante] ingevolge artikel 597 lid 1 Rv juncto artikel 2a Besluit tarieven in burgerlijke zaken € 339,= van de aan de lijfsdwang verbonden kosten dient voor te schieten, tenzij zij geheel of gedeeltelijk van die verplichting is vrijgesteld.
4. Het beroepen vonnis zal worden vernietigd voor zover daarin dwangsommen zijn opgelegd en de gevorderde lijfsdwang is afgewezen. Die primaire vordering zal alsnog als na te melden worden toegewezen. Het hof acht een termijn van drie dagen lijfsdwang voor iedere overtreding van de verboden gedragingen passend. Voor het overige zal het beroepen vonnis worden bekrachtigd. [geïntimeerde] zal als de in dit hoger beroep in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de proceskosten van [appellante] (tariefgroep II, 1 punt).
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover daarin onder 3.3 is bepaald dat [geïntimeerde] voor iedere keer dat hij in strijd handelt met de opgelegde verboden een dwangsom verbeurt, alsmede voor zover onder 3.7 het meer of anders gevorderde is afgewezen. In zoverre opnieuw rechtdoende:
verklaart het beroepen vonnis uitvoerbaar bij lijfsdwang;
bepaalt de termijn gedurende welke de lijfsdwang kan worden tenuitvoergelegd op 3 (drie) dagen voor iedere keer dat [geïntimeerde] in strijd handelt met hetgeen de voorzieningenrechter in het beroepen vonnis onder 3.1 en 3.2 heeft bepaald;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellante] op € 407,31 aan verschotten en € 894,= aan geliquideerd salaris van de advocaat;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. Mollema, voorzitter, Kuiper en Zandbergen, raden,
en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 12 januari 2010 in bijzijn van de griffier.