ECLI:NL:GHARN:2010:BL0238

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
12 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.046.869
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Bosch
  • J. Melssen
  • M. Münzebrock
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van het hof bij verzoek tot vervanging van bijzondere curator in afstammingszaak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 12 januari 2010, betreft het een verzoek tot vervanging van de bijzondere curator in een afstammingskwestie. De vrouw, appellante, heeft in hoger beroep verzocht om de benoeming van mr. D. Velthuis-Leutenegger als bijzondere curator in plaats van mr. J. Burema, die eerder was aangesteld. De rechtbank Zwolle-Lelystad had op 1 juli 2009 de man vervangende toestemming verleend tot erkenning van het kind. De vrouw was van mening dat de belangen van het kind niet goed waren behartigd door de huidige bijzondere curator en verzocht om vernietiging van de eerdere beschikking.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het bevoegd is om te beslissen over het verzoek tot vervanging van de bijzondere curator, nu de hoofdzaak bij het hof aanhangig is. Het hof heeft partijen verzocht om hun standpunten kenbaar te maken over de benoeming van de nieuwe bijzondere curator. De bijzondere curator heeft aangegeven dat zijn benoeming voortduurt, ook tijdens het hoger beroep, en dat de moeder geen rol zou moeten spelen in de benoeming van de bijzondere curator vanwege haar eigen belangen in de zaak.

Het hof concludeert dat de wet niet voorziet in de vervanging van een bijzondere curator, maar dat het hof, gezien de omstandigheden van de zaak, bevoegd is om hierover te beslissen. Het hof heeft uiteindelijk het verzoek tot vervanging van de bijzondere curator afgewezen en mr. J. Burema als bijzondere curator aangewezen voor de verdere procedure. De man en de bijzondere curator kregen de gelegenheid om binnen zes weken een verweerschrift in te dienen, waarna de zaak mondeling behandeld zal worden.

Uitspraak

Beschikking d.d. 12 januari 2010
Zaaknummer 200.046.869
HET GERECHTSHOF ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. H.C.L. Crozier,
kantoorhoudende te Sneek,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man.
Belanghebbende:
Mr. J. Burema,
advocaat te Almere,
in de hoedanigheid van bijzonder curator over
[het kind], geboren op [geboortedatum],
hierna ook te noemen: de bijzondere curator.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 1 juli 2009 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, - voor zover hier thans van belang - de man vervangende toestemming verleend tot erkenning van [het kind] voornoemd.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 29 september 2009, heeft de vrouw verzocht mr. D. Velthuis-Leutenegger te benoemen als bijzondere curator en een last tot toevoeging op haar naam af te geven, alsmede de beschikking van 1 juli 2009 van de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, te vernietigen en opnieuw rechtdoende de vervangende toestemming tot erkenning alsnog te weigeren.
Bij brieven van 3 december 2009 heeft het hof aan bovengenoemde partijen, alsmede aan mr. Velthuis-Leutenegger, verzocht binnen twee weken nadien schriftelijk hun standpunt te laten weten met betrekking tot het verzoek om mr. Velthuis-Leutenegger tot bijzonder curator te benoemen in de plaats van mr. Burema.
Het hof heeft kennisgenomen van de daarop binnengekomen reacties van mr. Velthuis-Leutenegger d.d. 4 december 2009, mr. Crozier d.d. 7 december 2009 en mr. Burema d.d. 17 december 2009. Van de vader is binnen de gestelde termijn geen reactie ontvangen.
De beoordeling
1. Alvorens het verzoek tot vernietiging van de verleende vervangende toestemming tot erkenning kan worden behandeld dient vast te staan wie de belangen van [het kind] in hoger beroep als bijzonder curator dient te behartigen. Om die reden heeft het hof partijen verzocht zich daarover uit te laten, alsmede over de vraag welke rechter bevoegd is om op dit punt een oordeel te geven.
2. Mr. Velthuis-Leutenegger heeft meegedeeld bereid te zijn om als bijzonder curator op te treden. Zij stelt dat op grond van artikel 1:212 BW het hof bevoegd is tot benoeming van de bijzondere curator, nu de zaak bij het hof aanhangig is.
3. Mr. Crozier heeft gesteld dat de vertegenwoordiging van [het kind] niet in haar belang is geweest, nu mr. Burema een advies heeft gegeven zonder overleg met de vrouw en [het kind]. Ook hij is van mening dat het hof bevoegd is een bijzondere curator te benoemen en verzoekt mr. Velthuis-Leutenegger als zodanig te benoemen.
4. De bijzondere curator heeft zich op het standpunt gesteld dat zijn benoeming voortduurt, ook tijdens het hoger beroep. Hij wijst erop dat de moeder een eigen belang heeft bij de uitkomst van het geschil en dat zij daarom geen rol behoort te hebben in de benoeming van de bijzondere curator. Naar zijn mening is overigens de kantonrechter op grond van artikel 1:250 BW bevoegd om eventueel een nieuwe bijzondere curator te benoemen.
5. Het hof is van oordeel dat vervanging van de eerder door de rechtbank benoemde bijzondere curator, nu het om een zaak van afstamming gaat, beheerst wordt door artikel 1:212 BW. Hoewel de tekst van dat artikel luidt dat de benoeming - en naar in de praktijk wordt aangenomen tevens de vervanging - van de bijzondere curator plaatsvindt door de rechtbank die over de zaak beslist, is het hof van oordeel dat een redelijke wetstoepassing meebrengt dat in een geval als het onderhavige het hof bevoegd is te beslissen over het verzoek tot vervanging van de bijzondere curator. De wet regelt slechts de benoeming van de bijzondere curator, niet de vervanging. Deze benoeming dient kennelijk om praktische redenen plaats te vinden door de rechter die ook de hoofdzaak behandelt, ter voorkoming van de noodzaak om een afzonderlijke procedure te voeren ter benoeming van een bijzondere curator. Zaken van afstamming worden in eerste aanleg steeds door de rechtbank behandeld, hetgeen verklaart waarom de wet spreekt van "de rechtbank" als benoemende rechter. Nu de wet niet voorziet in de vervanging van een bijzondere curator moet, gelet op de bovenbedoelde bedoeling van de regeling, worden aangenomen dat het hof bevoegd is over die vervanging te beslissen waanneer de zaak bij het hof aanhangig is.
6. Uit de stukken blijkt dat de bijzondere curator, alvorens de rechtbank te adviseren, meermalen heeft geprobeerd in contact te komen met de vrouw, maar dat deze daarop niet gereageerd heeft. Aldus kan de bijzondere curator er geen verwijt van worden gemaakt dat hij de rechtbank geadviseerd heeft zonder de vrouw en [het kind] gesproken te hebben.
7. Voor het overige ziet het hof in hetgeen aangevoerd is geen aanleiding om tot vervanging van de bijzondere curator over te gaan. Het hof gaat er daarbij vanuit dat de vrouw thans wel op uitnodigingen van de bijzondere curator zal ingaan.Het Voor het overiV
De slotsom
8. Het verzoek tot vervanging van de bijzondere curator moet worden afgewezen en er dient te worden voortgeprocedeerd als hierna te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
wijst af het verzoek tot vervanging van de bijzondere curator;
verstaat dat mr. J. Burema, advocaat te Almere, in deze procedure als bijzondere curator zal optreden;
stelt de man en de bijzondere curator in de gelegenheid om binnen zes weken na heden, dus uiterlijk op 23 februari 2010, een verweerschrift in te dienen en bepaalt dat de zaak mondeling zal worden behandeld op een nader te bepalen dag en tijd;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gegeven door mrs. Bosch, voorzitter, Melssen en Münzebrock, raden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 12 januari 2010 in bijzijn van de griffier.