Parketnummer: 24-001739-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-607090-09
Arrest van 26 januari 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 2 juli 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1968] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in P.I. Flevoland, HvB Lelystad te Lelystad,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. van Stratum, advocaat te Den Haag.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en een beslissing genomen omtrent de in beslag genomen goederen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het laste gelegde feit zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden (met aftrek) en de inbeslaggenomen goederen zal teruggeven aan verdachte.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2008 tot en met 10 maart 2009 in de gemeente [gemeente] (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde heroïne en/of cocaine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Bewijsoverweging
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof primair verzocht om aanhouding. Er dient onderzoek te worden gedaan naar de broer van verdachte, die erg op verdachte zou lijken, mede aan de hand van een door de raadsman overgelegde pasfoto. Ook dient die foto, die volgens verdachte een foto is van zijn broer, te worden getoond aan de getuigen die uitsluitend zijn geconfronteerd met een foto van verdachte. Uit de resultaten van dit onderzoek zal blijken dat er sprake is van een persoonsverwisseling van verdachte met zijn broer. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat er onvoldoende wettig bewijs is. De in het opsporingsonderzoek betrokken telefoonnummers kunnen niet worden gekoppeld aan verdachte, aldus de raadsman.
De advocaat-generaal is van oordeel dat de raadsman volstrekt onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake zou kunnen zijn van een persoonsverwisseling. Voorts is er naar het oordeel van de advocaat-generaal voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Het hof overweegt omtrent het primaire verweer het volgende.
In verband met zijn onderzoekswensen heeft de raadsman zoals werd overwogen een pasfoto van verdachtes broer overgelegd. Het hof stelt vast dat op de overgelegde pasfoto een andere persoon afgebeeld staat, dan de persoon van verdachte. De raadsman heeft ter onderbouwing van zijn standpunt dat er sprake is van een persoonsverwisseling slechts aangevoerd dat verdachtes broer op verdachte lijkt, dat deze soms maanden in [plaats] verblijft en antecedenten heeft op het gebied van de Opiumwet en dat het ten laste gelegde feit wordt ontkend.
Dit in onderlinge samenhang bezien met de overige door de raadsman (deels voor het eerst in hoger beroep) aangevoerde omstandigheden, is onvoldoende om aannemelijk te achten dat er sprake zou kunnen zijn van een persoonsverwisseling.
Het hof acht de fotoconfrontatie - waarbij een groot aantal getuigen de man op de foto, zijnde verdachte, herkenden als "[verdachte]" - voldoende betrouwbaar, aangezien (meerdere) getuigen verklaarden dat zij reeds lange tijd meerdere malen per week drugs bij deze persoon kochten, en derhalve goed zullen weten hoe [verdachte] eruit ziet. Het hof acht aannemelijk dat de getuigen in staat moeten worden geacht verdachte te herkennen.
Het hof wijst het aldus gefundeerde verzoek om aanhouding af.
Ten aanzien van het subsidiaire verweer van de raadsman overweegt het hof het volgende.
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal d.d. 12 februari 2009 opgemaakt door [verbalisant], inspecteur van de politie Flevoland, waaruit blijkt uit dat "[verdachte]", zijnde [verdachte], het telefoonnummer [nummer] gebruikt. Uit het proces-verbaal blijkt dat de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] meerdere malen contact hebben gezocht met dit nummer, wat - mede blijkens de verklaringen van die getuigen - leidde tot een groot aantal korte telefoongesprekken met "[verdachte]". Het hof is aldus van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Derhalve verwerpt het hof het verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op meer tijdstippen in de periode van 1 augustus 2008 tot en met 10 maart 2009 in de gemeente [gemeente] (telkens) opzettelijk heeft verkocht, een hoeveelheid van een materiaal bevattende hero?ne (diacetylmorfine) en een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in de periode van 1 augustus 2008 tot en met 10 maart 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk heroïne en cocaïne verkocht aan drugsgebruikers. Door aldus te handelen heeft verdachte de volksgezondheid ernstig in gevaar gebracht.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 11 november 2009 eerder is veroordeeld ter zake van (soortgelijke) strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof - evenals de rechtbank en de advocaat-generaal - van oordeel dat in deze zaak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en noodzakelijke straf is.
Beslag
Het hof zal de teruggave gelasten van de inbeslaggenomen goederen, nu het belang van strafvordering zich niet verzet tegen teruggave van deze goederen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde v??r de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
gelast de teruggave aan verdachte van:
1 STK GSM (Mobile telefoon) ds met kassabon, oplader, kabels, mem.kaart (698256);
2 STK Sleutel BUVA (698255);
1 STK bankpas western union (698247);
1 STK bankpas SNS (698249);
1 STK GSM (Mobile telefoon) (698251);
Geld Nederlands € 118,75;
Geld Buitenlands 1x20 + 1x10 eng. pond en 2x1 + 1x5 usd.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G.M. Meijer-Campfens, voorzitter, mr. S. Zwerwer en mr. W. van Houtum, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. W. van Houtum buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.