ECLI:NL:GHARN:2010:BL0798

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
26 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.024.214/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Rowel-van der Linde
  • A. Kuiper
  • J. de Hek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake arbeidszaak en inschaling conform CAO voor het Beroepsgoederenvervoer

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem diende, gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, dat op 5 november 2008 werd uitgesproken. [appellant], die sinds 1990 als internationaal chauffeur werkzaam was bij [betrokkene], was in een lagere functieloonschaal ingeschaald dan hij meende recht op te hebben. Hij had op 10 juni 2003 een nieuwe arbeidsovereenkomst getekend, waarbij zijn salaris werd vastgesteld op het lagere loon van functieloonschaal D, trede 5, terwijl hij eerder in schaal E, trede 6, was ingeschaald. De bedrijvengroep waartoe [B.] behoort, had [betrokkene] overgenomen in 2005. [appellant] vorderde in eerste aanleg het verschil in salaris over de periode van 10 juni 2003 tot 1 juli 2006, berekend op € 7.089,90 bruto, plus wettelijke verhogingen en rente. De kantonrechter wees deze vordering af, omdat de functie van [appellant] meer overeenkwam met de kenmerken van loonschaal D.

In hoger beroep heeft [appellant] zijn grieven herhaald, maar het hof oordeelde dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat er geen onjuiste indeling van de functie was. Het hof nam de feiten zoals vastgesteld door de kantonrechter over, en concludeerde dat de door [appellant] gemaakte ritten niet voldoende waren om zijn functie in de hogere schaal te plaatsen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep. De beslissing van het hof werd uitgesproken op 26 januari 2010.

Uitspraak

Arrest d.d. 26 januari 2010
Zaaknummer 200.024.214/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging aangevraagd,
advocaat: mr. B.P.C. de Jong, kantoorhoudende te Sneek,
tegen
[B.]'s Op- Overslag en Distributie B.V.,
gevestigd te [plaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [B.],
advocaat: mr. J.B. Vallenduuk, kantoorhoudende te Haarlem.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 5 november 2008 door de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Lelystad, verder aan te duiden als de kantonrechter.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 27 januari 2009 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [B.] tegen de zitting van 10 februari 2009.
De conclusie van de memorie van grieven, waarbij producties in het geding zij gebracht, luidt:
"bij arrest, voor zoveel wettelijk mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, en zo nodig onder verbetering of aanvulling van gronden:
I het bestreden vonnis van de rechtbank te Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Lelystad vernietigt en opnieuw rechtdoende [B.] te veroordelen tot betaling van:
a) het netto equivalent van een bedrag groot € 7.089,90 bruto ten titel van achterstallig
salaris;
b) een bedrag groot € 3.544,95 ten titel van wettelijke verhoging ex artikel 7:625, eerste lid, BW;
c) een bedrag groot € 833,00 (inclusief btw) ten titel van incassokosten;
d) de wettelijke rente over een bedrag van € 10.634,85, vanaf 13 maart 2008, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
II geïntimeerde te veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door [B.] verweer gevoerd met als conclusie:
"voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de grieven van [appellant].ongegrond te verklaren en hem in zijn vordering niet-ontvankelijk te verklaren, althans deze vordering af te wijzen met veroordeling van [appellant] in de kosten van beide instanties."
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft twee grieven opgeworpen.
De beoordeling
Ten aanzien van de feiten
1. Tegen de weergave van de feiten in het vonnis waarvan beroep onder de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.12 zijn geen grieven voorgedragen. Het hof zal dan ook van die feiten uitgaan.
Zeer kort weergegeven gaat het in deze procedure om het volgende.
1.1. [appellant], sedert 1990 in dienst bij [betrokkene] (verder: [betrokkene]) als internationaal chauffeur en ingeschaald in functieloonschaal E, trede 6 van de toepasselijke CAO Beroepsgoederenvervoer over de Weg en de verhuur van mobiele kranen (verder: de CAO), heeft op 10 juni 2003 een nieuwe, vervangende, arbeidsovereenkomst gesloten met het in moeilijkheden verkerende [betrokkene] waarbij zijn salaris werd bepaald op het lagere loon behorende bij functieloonschaal D, trede 5 van genoemde CAO.
1.2. De bedrijvengroep waartoe [B.] behoort heeft medio 2005 [betrokkene] overgenomen.
1.3. [appellant] heeft kenbaar gemaakt dat hij het niet met de lagere inschaling eens was. Hij heeft evenwel geen beroep ingesteld bij de daartoe in de CAO in het leven geroepen beroepscommissie.
1.4. [appellant] heeft, behoudens het CAO-loon, voor bepaalde ritten (medicijnenvervoer buiten Duitsland en de Benelux) een toeslag gekregen, ter hoogte van het verschil tussen de salarisschalen D5 en E6, uitgerekend per rit.
1.5. [appellant] heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 juni 2006.
Samenvatting van het geschil en de beslissing in eerste aanleg.
2. [appellant] heeft in eerste aanleg het verschil tussen loonschaal D5 en E6 gevorderd over de periode 10 juni 2003 en 1 juli 2006, door hem berekend op € 7.089,90 bruto, alsmede 50% wettelijke verhoging van dat bedrag, een en ander te vermeerderen met wettelijke rente en incassokosten.
2.1. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, daartoe overwegende dat de functie die [appellant] heeft vervuld bij [betrokkene], de meeste overeenkomsten vertoonde met de functiekenmerken van loonschaal D5. De kantonrechter heeft in dit kader van belang geacht dat [betrokkene] een functiewaarderingsonderzoek heeft laten verrichten door de Stichting Functiewaardering voor het Beroepsgoederenvervoer over de Weg en de verhuur van mobiele kranen (Bureau FUWA Wegvervoer) waarin ook de vakbonden zijn gekend. De door [appellant] beklede functie is in dit onderzoek ingeschaald in schaal D.
De door [B.] gevoerde preliminaire verweren
3. [B.] heeft aangegeven, zonder verdere motivering, dat zij vasthoudt aan de door haar in eerste aanleg gevoerde preliminaire verweren.
Het hof neemt de verwerping van de kantonrechter van deze verweren - [B.] is geen procespartij en [appellant] heeft zijn rechten ter zake verwerkt - als neergelegd in de rechtsoverwegingen 5 tot en met 8 van het beroepen vonnis als de zijne over.
De beoordeling van de grieven
4. Beide grieven richten zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat niet gebleken is van een onjuiste indeling van de functie van [appellant].
Het hof stelt vast dat [appellant] in appel geen andere argumenten heeft aangevoerd dan in eerste aanleg. Deze argumenten zijn door de kantonrechter getoetst. Het hof neemt de beoordeling van de kantonrechter als de zijne over. Evenals de kantonrechter acht het hof van belang dat het door de CAO-partners ingestelde orgaan de functieomschrijving van een aantal collega's van [appellant] heeft getoetst en heeft geoordeeld dat deze zich in het grensgebied van de schalen D en E bevinden, doch nog net (hoog) in schaal D scoren.
Dat [appellant] enige ritten heeft gemaakt die ook passen bij de functiekenmerken van de functieloonschaal E, maakt nog niet dat zijn functie in die schaal had moeten worden ingedeeld. Uit de door de kantonrechter vastgestelde feiten - die niet in appel zijn aangevochten - betreffende het aantal ritten buiten Duitsland en de Benenlux (2003 vijf, 2004 dertien 2005 negentien en 2006 nul) volgt niet dat de Vries - gelijk hij stelt - minimaal tweemaal per maand een internationale rit maakte die het bestek van functieschaal D te buiten ging. In zijn stellingname betrekt hij overigens ook Duitsland (zonder nader onderscheid) doch ritten naar dat land vallen, in ieder geval voor het Ruhrgebied c.a., wel degelijk binnen de functiekenmerken van loonschaal D.
5. De grieven treffen dan ook geen doel.
6. Het hof passeert het aanbod om te bewijzen dat [appellant] regelmatig ritten naar diverse Europese landen verzorgde, al dan niet ten behoeve van medicijnenvervoer, nu het feit dàt hij zulke ritten maakte niet ter discussie staat en het bewijsaanbod derhalve in die zin niet ter zake doende is. Op het punt van de intensiteit van dit vervoer afgezet tegen het totaal van zijn werkzaamheden, is zijn bewijsaanbod te vaag.
De slotsom
7. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd met veroordeling van [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep, voor wat het geliquideerde salaris van de advocaat te begroten op 1 punt naar tarief I.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van [B.] tot aan deze uitspraak op € 262,-- aan verschotten en € 632,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat en verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mrs. Rowel-van der Linde, voorzitter, Kuiper en De Hek, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 26 januari 2010 in bijzijn van de griffier.