ECLI:NL:GHARN:2010:BL3719

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
2 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107.002.446/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Kuiper
  • A. Rowel-van der Linde
  • J. Wind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen dwangbevel inzake overschrijding van de maximaal toegestane hoeveelheid brekerstof

In deze zaak gaat het om een verzet tegen een dwangbevel dat is opgelegd aan de provincie wegens de vermeende overschrijding van de maximaal toegestane hoeveelheid brekerstof op haar terrein. Het Gerechtshof Arnhem heeft op 2 februari 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep. De provincie had eerder gesteld dat de appellant op 19 juli 2005 meer dan de toegestane hoeveelheid brekerstof van 5000 m3 op haar bedrijf had, namelijk 8356 ton. Het hof heeft de provincie opgedragen om meetgegevens en berekeningen te overleggen ter onderbouwing van deze claim. De appellant heeft betwist dat er brekerstof in het slibdepot aanwezig was en heeft aangevoerd dat de provincie niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stellingen.

Het hof heeft vastgesteld dat de provincie niet aan de opdracht heeft voldaan om inzichtelijk te maken hoe zij tot de conclusie is gekomen dat er 8536 ton brekerstof aanwezig was. De provincie heeft weliswaar tekeningen overgelegd, maar deze zijn niet voldoende toegelicht. Het hof oordeelt dat de uitleg van de provincie niet overtuigend is en dat er geen bewijs is geleverd voor de stelling dat de dijklichamen uit brekerstof zijn opgebouwd.

Uiteindelijk heeft het hof de vonnissen waarvan beroep vernietigd voor zover deze betrekking hebben op de maximale hoeveelheid brekerstof en het verzet tegen het dwangbevel gegrond verklaard. Het dwangbevel is in zoverre buiten effect gesteld. De proceskosten in eerste aanleg zijn gecompenseerd, en de provincie is veroordeeld in een gedeelte van de proceskosten van de appellant in hoger beroep. Het hof heeft de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de overige vonnissen bekrachtigd.

Uitspraak

Arrest d.d. 2 februari 2010
Zaaknummer 107.002.446/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellante],
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres in het verzet,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. F. Kolkman te Wierden,
tegen
[geïntimeerde],
zetelende te [stad],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in het verzet,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. S.W. Knoop te Zwolle.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 12 mei 2009 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
De provincie heeft een akte genomen, waarbij zij een aantal foto's en kaarten als productie in het geding heeft gebracht.
[appellant] heeft een antwoordakte genomen.
Vervolgens hebben partijen de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
1. In het tussenarrest heeft het hof [geïntimeerde] opgedragen de meetgegevens en berekeningen in het geding te brengen, waarop [geïntimeerde] haar oordeel heeft gebaseerd dat [appellant] op 19 juli 2005 meer dan de toegestane hoeveelheid brekerstof van 5000 m3 op haar bedrijf aanwezig had, namelijk 8356 ton.
Voorts heeft het hof [geïntimeerde] om een deugdelijke toelichting verzocht, waarbij [geïntimeerde] in ieder geval moest ingaan op haar stelling dat de "dijklichamen" rond het brekerstofdepot tot het depot gerekend moeten worden.
Ook diende uit de overgelegde meetgegevens te blijken dat het slibdepot buiten de berekening was gebleven.
2. De provincie heeft ter voldoening aan deze opdracht een luchtfoto en een vijftal kaarten in het geding gebracht.
3. [appellant] heeft aangevoerd dat uit deze producties blijkt dat [geïntimeerde] een gedeelte van het slibdepot als brekerstofdepot heeft aangemerkt. De provincie heeft op dat punt gesteld dat de landmeter van [geïntimeerde] "zover als hij kan komen" het slibdepot is ingetrokken en dat het gedeelte van het slibdepot waar de landmeter kon lopen, is gerekend als bevattende brekerstof. [appellant] heeft gemotiveerd betwist dat zich brekerstof in het slibdepot bevindt. Zij heeft uiteengezet dat je op slib evengoed kunt lopen als op brekerstof, mits beide voldoende ingedroogd zijn.
3.1 Het hof komt de door [geïntimeerde] gegeven uitleg niet direct inzichtelijk voor. Bovendien is de hier gegeven toelichting in strijd met het door [geïntimeerde] ten pleidooie ingenomen standpunt, waarbij het hof verwijst naar pagina 2 en de daarop voorkomende tekening van de pleitaantekeningen zijdens [geïntimeerde].
3.2 Over de andere controverse, of de dijklichamen nu uit brekerstof zijn opgetrokken of uit ander (bouw)materiaal heeft [geïntimeerde] de stelling betrokken dat het ballastzand verder weg is opgeslagen en dat het niet voor de hand ligt dat de dijklichamen (rijpaden) grotendeels uit ballastzand zouden bestaan.
Voor deze aanname van [geïntimeerde] - die door [appellant] gemotiveerd is betwist - heeft zij in het geheel geen bewijs overgelegd.
4. Behoudens deze, op voorhand niet bepaald overtuigende toelichting op deze beide controversiële punten, constateert het hof voorts dat [geïntimeerde] niet aan de haar gegeven opdracht heeft voldaan om inzichtelijk te maken hoe zij berekend heeft dat er 8536 ton brekerstof aanwezig was op de inrichting. De provincie heeft weliswaar een tekening overgelegd waarop zij diverse profieldoorsneden van aanwezige verhogingen op het terrein heeft ingetekend die brekerstof zouden bevatten, maar hoe deze tekeningen zijn omgezet in een concrete hoeveel kubieke meter brekerstof heeft zij niet inzichtelijk gemaakt. Zij heeft volstaan met te verwijzen naar het computerprogramma "Geopacksite" in Microstation, zonder dit verder deugdelijk toe te lichten. Uit de stukken blijkt dat de ondergrens van het depot niet zelfstandig (door middel van peilingen) is ingemeten, doch dat deze naar het hof begrijpt schattenderwijs - is bepaald aan de hand van uit de luchtfoto blijkende scheidingslijnen.
Hoe een en ander verder vertaald wordt en uiteindelijk resulteert in een bepaald aantal kubieke meters, blijkt volgens [appellant] in het geheel niet uit de akte en producties van [geïntimeerde]. Het hof deelt die opvatting, nu ook het hof een en ander niet uit de stukken heeft kunnen afleiden. Hoewel het hof [geïntimeerde] had opdragen de tekeningen en berekeningen te voorzien van een deugdelijke toelichting, moet het hof constateren dat die ontbreekt.
5. Het hof oordeelt dan ook dat uit de overgelegde bescheiden niet valt af te leiden dat [appellant] de haar opgelegde last op het onderdeel maximaal toelaatbare hoeveelheid op de inrichting aanwezige brekerstof heeft overschreden.
6. De grieven III tot en met VI slagen dan ook
De slotsom
7. Het hof zal de vonnissen waarvan beroep, voor zover die zien op de maximale hoeveelheid brekerstof, vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzet tegen het dwangbevel voor zover het ziet op de overtreding van het dwangsombesluit van 21 december 2004 betreffende de maximale toegestane hoeveelheid brekerstof gegrond verklaren en het dwangbevel in zoverre buiten effect stellen. Voor het overige (de dwangsommen betreffende de overtreding van de maximale werktijden) zal het hof de beroepen vonnissen in stand laten.
7.1 Gelet op deze uitkomst zal het hof de proceskostenveroordeling in eerste aanleg eveneens vernietigen en de kosten in die aanleg compenseren.
In hoger beroep zal het hof [geïntimeerde], als overwegend in het ongelijk te stellen partij, gelet op deze uitkomst, veroordelen in een gedeelte van de proceskosten van [appellant], namelijk in de in rekening gebrachte verschotten en een gedeelte van het geliquideerde salaris voor de advocaat, te begroten op 3 punten naar tariefgroep III, bij welk lager tarief het hof rekent houdt met de in stand gelaten dwangsommen.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de vonnissen waarvan beroep uitsluitend voor zover daarin ook het verzet tegen het dwangbevel betreffende de maximaal aanwezige hoeveelheid brekerstof ongegrond is verklaard, alsmede voor zover daarbij [appellant] in de kosten van de procedure is veroordeeld
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verklaart het verzet tegen de dwangsombevel van 12 december 2005 gegrond voor zover daarbij een bedrag aan € 45.000,-- aan verbeurde dwangsommen is ingevorderd betreffende de overschrijding van de maximaal toelaatbare hoeveelheid brekerstof en stelt dit dwangbevel uitsluitend in zoverre buiten effect;
compenseert de kosten van de procedure in eerste aanleg;
veroordeelt [geïntimeerde] in een gedeelte van de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellant] begroot op:
€ 374,80 aan verschotten en € 3.474,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de aangevallen vonnissen voor het overige;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. Kuiper, voorzitter, Rowel-van der Linde en Wind, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 2 februari 2010 in bijzijn van de griffier.