Parketnummer: 24-001615-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-400061-07 (TUL 07-400160-06)
Arrest van 25 februari 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 5 juni 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1978] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van het voorarrest, heeft een maatregel opgelegd, heeft een beslissing genomen over de vordering van de benadeelde partij en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof
- verdachte terzake het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van het voorarrest;
- de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 1 maand in de zaak met parketnummer 07-400160-06 zal toewijzen;
- de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] geheel zal toewijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Het hof neemt over de inhoud van de inleidende dagvaarding, zoals door de eerste rechter op 5 juni 2008 is gewijzigd.
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 september 2006 tot 07 februari 2007 in de gemeente [gemeente] meermalen, althans eenmaal opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of haar met haar hoofd tegen een muur heeft geduwd en/of een kopstoot tegen het hoofd heeft gegeven en/of een stoel, althans een voorwerp tegen een been heeft gegooid, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 10 februari 2007 in de gemeente [gemeente] de hoofdagent van de Regiopolitie IJsselland, [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik pak je dochter wel als ik hieruit kom" en/of "Als ik hieruit kom dan zoek ik je wel op en doe ik je wat aan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 10 februari 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk beledigend een politieambtenaar, te weten [benadeelde], hoofdagent van de Regiopolitie IJsselland, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, naar of in de richting van het gezicht heeft gespuugd.
Vrijspraak
Aan verdachte is onder 2 ten laste gelegd dat hij door het bezigen van de woorden "Ik pak je dochter wel als ik hieruit kom" en/of "Als ik hieruit kom dan zoek ik je wel op en doe ik je wat aan" [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling.
Het hof is van oordeel dat deze bewoordingen op zich genomen geen bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling zijn. Het is immers niet duidelijk waar dat "pakken" en "wat aandoen" feitelijk uit zouden bestaan.
Het hof acht derhalve niet bewezen hetgeen onder 2 aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij in de periode van 28 september 2006 tot 07 februari 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer], met haar hoofd tegen een muur heeft geduwd en een kopstoot tegen het hoofd heeft gegeven, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 10 februari 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk beledigend een politieambtenaar, te weten [benadeelde], hoofdagent van de Regiopolitie IJsselland, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, naar of in de richting van het gezicht heeft gespuugd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
mishandeling, meermalen gepleegd
eenvoudige belediging aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zijn vriendin meermalen mishandeld. Door zijn handelen heeft hij zijn vriendin pijn gedaan en haar lichamelijke integriteit geschonden. Daarnaast heeft hij een hoofdagent van politie beledigd door naar hem te spugen.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 2 november 2009 (dat 26 pagina's beslaat), waaruit blijkt dat verdachte reeds vele malen is veroordeeld voor strafbare feiten, onder meer tot vrijheidsstraffen.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf van zes weken een passende en ook noodzakelijke bestraffing is. Voor een andere, lichtere strafmodaliteit ziet het hof - gelet op verdachtes strafrechtelijk verleden - geen aanleiding meer.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zijn vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde. De vordering van de benadeelde partij was mede op dat feit gebaseerd.
Bij het onderzoek ter terechtzitting van het hof is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 3 ten laste van verdachte bewezen verklaarde feit.
Van de zijde van verdachte is onvoldoende bestreden, dat de door de benadeelde partij gestelde schade door het onder 3 bewezen verklaarde feit aan de benadeelde partij is toegebracht. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 100,-- . Derhalve kan deze worden toegewezen tot een bedrag van € 100,--
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Het hof zal voormeld bedrag tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
Op 10 april 2007 heeft de officier van justitie gevorderd dat de door de politierechter te Zwolle op 23 oktober 2006 opgelegde voorwaardelijke straf ten uitvoer wordt gelegd omdat verdachte zich niet had gehouden aan de bijzondere voorwaarde (toezicht reclassering).
Deze vordering is op 5 juni 2008 ter openbare terechtzitting door de politierechter behandeld. De politierechter heeft op 5 juni 2008 bij afzonderlijke beslissing geoordeeld dat de vordering van de officier van justitie wordt toegewezen, omdat is gebleken dat verdachte de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. Deze beslissing van de politierechter maakt geen deel uit van het vonnis waarvan beroep. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.
In de aantekening van het mondeling vonnis van de politierechter Zwolle-Lelystad van 5 juni 2008, waarvan beroep, is daarnaast ook weergegeven dat bovengenoemde vordering tot tenuitvoerlegging wordt toegewezen omdat verdachte de algemene voorwaarde heeft overtreden.
Nu de vordering blijkens haar inhoud gebaseerd was op het overtreden van de bijzondere voorwaarde, is er naar het oordeel van het hof sprake van een kennelijke vergissing in de aantekening van het mondeling vonnis van de politierechter en is de passage over de toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging daar per abuis in opgenomen.
Gelet op het vorenstaande dient het hof geen beslissing te nemen op de vordering tot tenuitvoerlegging.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 63, 266, 267 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1 en 3 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van zes weken;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde], p/a Politie IJsselland t.a.v. [naam], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van honderd euro;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van honderd euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twee dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Hielkema, voorzitter, mr. P. Koolschijn en mr. G. Dam, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier.