ECLI:NL:GHARN:2010:BL5996

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
25 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.035.791
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Beversluis
  • A. Garos
  • M. van Lokven - van der Meer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep omgangsregeling tussen ouders na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 25 februari 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige [kind]. De moeder, appellante, had in eerste aanleg bij de rechtbank Zwolle-Lelystad een omgangsregeling verzocht, welke door de rechtbank was toegewezen. De moeder verzocht in hoger beroep om de beschikking van de rechtbank te vernietigen voor zover deze betrekking had op de doordeweekse omgangsdagen, maar de overige onderdelen van de regeling te bekrachtigen. De rechtbank had vastgesteld dat de vader [kind] eenmaal per veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 19.00 uur bij zich mocht hebben, evenals de helft van de vakanties en feestdagen, alles in onderling overleg.

Tijdens de behandeling in hoger beroep op 26 januari 2010, werd door de moeder een brief met bijlagen ingediend, maar deze was te laat ingediend volgens de regels van het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken. Het hof besloot daarom geen acht te slaan op deze stukken. De moeder stelde dat zij in eerste aanleg haar verzoek had gewijzigd, maar het hof concludeerde dat uit het proces-verbaal van de zitting niet bleek dat er een wijziging had plaatsgevonden. De rechtbank had de verzoeken van de moeder exact toegewezen, waardoor zij geen belang had bij haar appel.

Het hof verklaarde de moeder niet-ontvankelijk in haar appel, omdat de door haar aangevoerde gronden niet konden leiden tot een andere beslissing. De uitspraak werd gedaan door de rechters M. Beversluis, A. Garos en M. van Lokven - van der Meer, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking d.d. 25 februari 2010
Zaaknummer 200.035.791
HET GERECHTSHOF ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat voorheen mr. S.W. Th.R. Hermens,
thans mr. D.H. Sloof, kantoorhoudende te Almere,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. R.J. Hoff, kantoorhoudende te Haarlem.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 25 maart 2009 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, onder meer een omgangsregeling vastgesteld tussen de vader en de minderjarige [x] (hierna te noemen: [kind]), geboren op [...] 2001 in de gemeente [woonplaats], vastgesteld, inhoudende dat de vader [kind] bij zich mag hebben:
- eenmaal per 14 dagen, telkens van vrijdag 18.00 uur tot zondag 19.00 uur en één à twee in onderling overleg af te spreken doordeweekse dagen;
- de helft van de (school-)vakanties;
- de helft van de feestdagen, een en ander in onderling overleg tussen partijen
af te spreken.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 23 juni 2009, heeft de moeder verzocht de beschikking van 25 maart 2009 te vernietigen voor zover deze ziet op de
vastgestelde omgang tussen de vader en [kind] op 'één à twee in onderling overleg af te spreken doordeweekse dagen' en de vastgestelde omgangsregeling voor het overige te bekrachtigen.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 5 augustus 2009, heeft de vader het verzoek bestreden en verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar appel.
Ter zitting van 26 januari 2010 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de moeder, vergezeld van haar advocaat, en de vader met mr. H.A. Gobes, ten deze vervangende mr. Hoff.
De beoordeling
Te laat ingekomen stukken
1. Van de zijde van de moeder is op 20 januari 2010 bij de griffie van het hof binnengekomen een brief van 19 januari 2010 van mr. Sloof met bijlagen.
Ingevolge artikel 1.4.3. van het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven moeten stukken waarop iemand zich wenst te beroepen zo spoedig mogelijk worden overgelegd, maar in ieder geval uiterlijk op de tiende kalenderdag voorafgaand aan de mondelinge behandeling. Op stukken die nadien worden overgelegd wordt geen acht geslagen, tenzij het hof anders beslist. Nu de mondelinge behandeling op 26 januari 2010 is bepaald en ook heeft plaatsgevonden en van de zijde van de moeder bij brief van 19 januari 2010
(nog) stukken zijn overgelegd, is dat niet gebeurd met inachtneming van de hiervoor bedoelde termijn.
Nu geen feiten en/of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die tot een andere beslissing van het hof moeten leiden, ziet het hof ook geen aanleiding anders te beslissen en zal het derhalve geen acht slaan op die stukken.
Inleiding
2. Uit de affectieve relatie van partijen is de minderjarige [kind] geboren. De ouders zijn vervolgens op 26 oktober 2001 met elkaar gehuwd.
3. Bij de (deels bestreden) beschikking van de rechtbank van 25 maart 2009 is tussen de ouders onder meer de echtscheiding uitgesproken. Het huwelijk is ontbonden door de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in het daartoe bestemde register van de burgerlijke stand op 12 mei 2009.
4. Ten aanzien van de omgang tussen de vader en [kind] heeft de rechtbank beslist zoals hiervoor, bij 'Het geding in eerste aanleg' staat vermeld.
Overwegingen van het hof
5. De moeder stelt in appel dat zij bij de behandeling in eerste aanleg op
24 februari 2009 bij de rechtbank heeft verzocht haar verzoek ten aanzien van de thans bestreden regeling - van één of twee doordeweekse dagen - te wijzigen. De vader bestrijdt die stelling van de moeder.
6. Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechtbank op
24 februari 2009 blijkt niet dat de moeder ter zitting in eerste aanleg haar verzoek heeft gewijzigd of aangevuld.
Evenmin blijkt dit uit de deels bestreden beschikking. Daarin staat op pagina 2 bij het kopje omgangsregeling opgenomen:
De vrouw heeft de rechtbank verzocht een omgangsregeling vast te stellen tussen de man en de minderjarige, zoals bij de beschikking voorlopige voorzieningen is vastgesteld, te weten:
- eenmaal per 14 dagen, telkens van vrijdag 18.00 uur tot zondag 19.00 uur en één à twee in onderling overleg af te spreken doordeweekse dagen;
- de helft van de (school-)vakanties;
- de helft van de feestdagen, een en ander in onderling overleg tussen partijen af te spreken.
7. Het hof constateert dan ook dat de rechtbank exact heeft toegewezen hetgeen door de moeder is verzocht. De moeder heeft derhalve geen belang bij hetgeen ze het hof in appel heeft verzocht.
Slotsom
8. Op grond van het voorgaande dient de moeder niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar appel.
Aldus gegeven door mrs. Beversluis, voorzitter, Garos en Van Lokven - van der Meer, raden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van donderdag 25 februari 2010 in bijzijn van de griffier.