4. De eerste grief, richt zich tegen het oordeel van de rechtbank (i) dat er geen sprake is van een non-conforme levering, (ii) dat de door [appellant] betaalde prijs en de ouderdom van de woning aanleiding gaven om de verwachtingen omtrent het geleverde bij te stellen, (iii) dat [geïntimeerden] afdoende aan zijn mededelingsplicht heeft voldaan en dat het op de weg van [appellant] had gelegen om op basis van de verkregen informatie nader onderzoek te verrichten. Voorts heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat de scheur aan de buitenkant zichtbaar is.
Deze grief legt de essentie van deze zaak in volle omvang aan het hof voor.
4.1 Het hof stelt voorop dat het geheel van feiten en omstandigheden beslissend is voor het antwoord op de vraag of [geïntimeerden] aansprakelijk is op grond van artikel 7:17 BW. Met name zijn daarbij de leeftijd van de woning en de koopprijs van belang.
Voorts dient te worden gewezen op artikel 3 van het koopcontract (productie 1 bij de inleidende dagvaarding) dat luidt: “Verkoper staat er voor in, dat hij aan koper alle inlichtingen heeft verschaft, die ter kennis van koper behoren te worden gebracht, met dien verstande dat inlichtingen over feiten welke aan koper bekend zijn of uit eigen onderzoek bekend hadden kunnen zijn, voor zover een dergelijk onderzoek naar de geldende verkeersopvattingen verlangd mag worden, door verkoper niet behoeven te worden verstrekt.”
4.2 Vast staat dat de woning in 1910 gebouwd is en de koopprijs - naar tussen partijen in confesso is - € 96.000,- bedroeg. Een circa 100 jaar oude woning tegen een prijs, die lager is dan de in het taxatierapport van 21 september 2006 genoemde “Onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik” van € 102.500,-.
De onderhandse verkoopwaarde van de woning na verbouwing bedraagt volgens het taxatierapport € 144.500,-.
4.3 Het bouwtechno-rapport van 19 december 2005, dat [geïntimeerden] tezamen met het genoemde taxatierapport voor de aankoop aan [appellant] heeft overhandigd, spreekt onder meer over het volgende.
- Pag. 3 : “De algehele onderhoudstoestand kan als slecht worden omschreven, m.u.v. de dakkapellen. Men dient bij een begroting voor de renovatiekosten van deze woning rekening te houden met extra kosten en onvoorziene uitgaven.”
- Pag. 19: Op deze pagina wordt de kwalificatie 5/6 aan gevels en voegwerk toegekend, waarbij 5 staat voor: “Dit onderdeel vertoont zeer duidelijke verouderingssporen. Plaatselijk komen gebreken voor of zijn reeds gebreken ontstaan. Preventief groot onderhoud is noodzakelijk”. Voorts wordt opgemerkt: “Achtergevel beschadigd en niet afgewerkt.”, met ondermeer als toelichting: “Scheurvorming in het metselwerk duidt vaak op ongelijke zetting.”
4.4 Het hof is van oordeel dat op basis van bovengenoemde informatie en de verdere inhoud van beide rapporten, in onderlinge samenhang bezien, [geïntimeerden] [appellant] niet alleen gewaarschuwd hebben tegen de specifieke in de rapporten genoemde gebreken maar dat die informatie tevens een waarschuwing bevatte met betrekking tot de algehele situatie en de staat van de woning en dat het derhalve op de weg van [appellant] zou hebben gelegen nader (bouwkundig) onderzoek te (laten) verrichten. Zulks geldt temeer nu het onderzoek dat ten grondslag aan het bouwtechno-rapport ligt, volgens pagina 6 van het rapport, beperkt van opzet is geweest: “De bevindingen in dit rapport zijn primair gebaseerd op visueel onderzoek van de daartoe redelijkerwijs bereikbare onderdelen. Er zijn geen vaste afwerkingen verwijderd, noch berekeningen gemaakt.”.
4.5 Nu het bouwtechno-rapport in algemene zin uitdrukkelijk melding maakt van een slechte algehele onderhoudstoestand van de woning, waarbij tevens opmerkingen worden gemaakt omtrent verouderingssporen aan gevels en voegwerk, had [appellant] naar het oordeel van het hof er rekening mee dienen te houden dat de tussenmuur ook ouderdomsgebreken zou hebben. Gelet op de globale mededeling met betrekking tot de gevels, het voegwerk en scheurvorming gaat naar de mening van het hof de mededelingsplicht van [geïntimeerden] niet zover dat elke scheur waarvan het bestaan bij [geïntimeerden] bekend was, afzonderlijk diende te worden benoemd. Het feit of een scheur al dan niet (aan de buitenkant van een tussenmuur) zichtbaar is doet daar niet aan af en kan verder ook buiten beschouwing blijven.
4.6 Mede gelet op het hiervoor overwogene met betrekking tot de ouderdom van de woning en de koopprijs faalt de grief.