ECLI:NL:GHARN:2010:BL6481

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
4 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001110-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P. Koolschijn
  • J.A. Wiarda
  • J.H. Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens weigering ademanalyse en rijden zonder geldig rijbewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 4 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1983 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor het weigeren van een ademanalyse en het rijden op een bromfiets zonder geldig rijbewijs. De politierechter had hem hiervoor een geldboete en een ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd. De verdachte heeft tijdig hoger beroep aangetekend, maar verscheen niet ter terechtzitting. Het hof verleende verstek tegen de niet verschenen verdachte en behandelde de zaak op basis van de ingediende stukken.

De advocaat-generaal vorderde een geldboete van €330,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twaalf maanden voor het weigeren van de ademanalyse, en een geldboete van €220,- voor het rijden zonder rijbewijs. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en vernietigde het vonnis van de politierechter. Het hof legde de verdachte een geldboete op van €330,- voor het weigeren van de ademanalyse en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. Voor het rijden zonder rijbewijs werd een geldboete van €220,- opgelegd.

Bij de straftoemeting hield het hof rekening met de ernst van de feiten en het strafrechtelijke verleden van de verdachte, die eerder in aanraking was gekomen met de politie voor rijden onder invloed. Het hof besloot de in beslag genomen bromfiets niet verbeurd te verklaren, omdat de omstandigheden niet dusdanig ernstig waren dat deze bijkomende straf noodzakelijk was. De uitspraak van het hof is een bevestiging van de noodzaak om verkeersveiligheid te waarborgen en de gevolgen van het negeren van verkeersregels aan te pakken.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001110-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-605609-06
Arrest van 4 maart 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 30 maart 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1983] te [geboorteplaats],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte mr. O. Bolluyt, advocaat te Almere.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf en een overtreding veroordeeld tot straffen en bijkomende straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ten aanzien van feit 1 zal veroordelen tot een geldboete van
€ 330,- subsidiair zes dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid van twaalf maanden, en ten aanzien van feit 2 zal veroordelen tot een geldboete van € 220,- subsidiair vier dagen vervangende hechtenis. Voorts heeft zij gevorderd dat het hof de in beslag genomen bromfiets verbeurd zal verklaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 21 september 2006 in de gemeente[gemeente] als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een tweewielige bromfiets te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en/of aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen;
2.
hij op of omstreeks 21 september 2006 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een motorrijtuig (tweewielige bromfiets) heeft gereden op de weg, [straat] (vluchtstrook), zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 21 september 2006 in de gemeente [gemeente] als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een tweewielige bromfiets te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen;
2.
hij op 21 september 2006 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een motorrijtuig (tweewielige bromfiets) heeft gereden op de weg, [straat] (vluchtstrook), zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op het misdrijf:
feit 1:
Overtreding van artikel 163, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
en de overtreding:
feit 2:
Overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 21 september 2006 schuldig gemaakt aan - kort gezegd - het rijden op een bromfiets zonder een geldig rijbewijs en het weigeren van de ademanalyse. Verdachte had bovendien - met zijn bromfiets - 's nachts over de vluchtstrook van een snelweg gereden. Door zo te handelen heeft verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 13 januari 2010 - eerder met politie en justitie in aanraking is geweest wegens het rijden onder invloed.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof, evenals de advocaat-generaal en de rechter in eerste aanleg, van oordeel dat aan verdachte ten aanzien van feit 1 en van feit 2 telkens een geldboete van na te melden hoogte dient te worden opgelegd. Daarnaast zal ten aanzien van feit 1 een ontzegging van de
rijbevoegdheid van na te melden duur worden opgelegd. De duur van de op te leggen ontzegging wijkt af van de vordering van de advocaat-generaal op dit punt en de opgelegde rijontzegging in eerste aanleg. Het hof heeft bij de oplegging van de ontzegging aansluiting gezocht bij de landelijk geldende oriëntatiepunten. Het hof ziet geen aanleiding om de inbeslaggenomen bromfiets verbeurd te verklaren. De strafbare feiten en verdachtes strafrechtelijke verleden zijn niet dusdanig ernstig dat die bijkomende straf zou moeten worden opgelegd.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 107, 163, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] ten aanzien van feit 1 tot een geldboete van driehonderddertig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zes dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
ontzegt aan de veroordeelde ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van zes maanden;
veroordeelt verdachte [verdachte] ten aanzien van feit 2 tot een geldboete van tweehonderdtwintig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vier dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
gelast de teruggave aan verdachte van:
Een bromfiets, kleur zwart, Phantom F12 55 FXB 6.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. J.A. Wiarda en mr. J.H. Bosch, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier, zijnde mr. Wiarda voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.