ECLI:NL:GHARN:2010:BL6702
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- O. Anjewierden
- W.P.M. ter Berg
- S.J. van der Woude
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van wederrechtelijk verkregen voordeel na veroordeling voor overtredingen van de Opiumwet
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 5 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, voor onder andere handel in harddrugs. De rechtbank had vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel had van € 26.825,91, dat hij aan de Staat moest betalen. Dit bedrag was gebaseerd op de kasopstellingsmethode, omdat er geen zicht was op de opbrengsten van de strafbare activiteiten van de veroordeelde. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof de veroordeelde niet ontvankelijk verklaart in zijn hoger beroep, omdat hij niet was verschenen en geen grieven had ingediend. Het hof besloot echter om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen en opnieuw recht te doen. Het hof concludeerde dat de veroordeelde geen wederrechtelijk voordeel had verkregen uit de bewezen feiten, maar dat er aanwijzingen waren dat hij soortgelijke feiten had gepleegd in de jaren 2003 tot 2005. De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel was gebaseerd op de kasopstellingsmethode, waarbij werd vastgesteld dat de veroordeelde meer had uitgegeven dan hij legaal had verdiend. Het hof bevestigde het bedrag van € 26.825,91 als het wederrechtelijk verkregen voordeel en legde de verplichting op tot betaling aan de Staat.