De beoordeling
De feiten
1.Geen grieven zijn gericht tegen de vaststelling door de rechtbank van de feiten in overweging 2 (2.1 en 2.2) in het vonnis waarvan beroep.
Het hof zal die feiten hierna weergeven, aangevuld met enige feiten die in hoger beroep tevens als vaststaand hebben te gelden, omdat zij zijn gesteld en niet voldoende gemotiveerd zijn weersproken.
1.1 Partijen zijn op 25 april 2003 een overeenkomst van opdracht (hierna: de Overeenkomst) met elkaar aangegaan waarbij de gemeente als opdrachtgever een deel van de werkzaamheden die zij dient te verrichten voor de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken (WOZ) heeft uitbesteed aan [appellante] als opdrachtnemer. De overeenkomst heeft in het bijzonder betrekking op het uitbesteden door de gemeente van werkzaamheden ter zake het op geautomatiseerde wijze komen tot herwaardering van WOZ-waarden per waardepeildatum 1 januari 2003.
1.2 Aan de Overeenkomst ligt ten grondslag en maakt daarvan deel uit (bijlage A) de offerte, zoals die op 6 januari 2003 door [appellante] aan de gemeente ter hand is gesteld. Voorts was tussen partijen van toepassing (bijlage B) het 'Beheer & Beleidsplan WOZ-werkzaamheden Peildatum 01-01-2003' van maart 2003, welk plan tussen partijen de basis vormde voor de werkzaamheden van [appellante] alsmede de daarbij behorende planning.
1.3 Partijen zijn overeengekomen dat de herwaardering zou plaatsvinden op basis van het bestand, zoals dat op 18 augustus 2004 door de gemeente aan [appellante] is verstrekt. In haar brief van 24 augustus 2004 heeft [appellante] vervolgens aan de gemeente bericht: "(…) Indien onverhoopt mocht blijken dat niet geconstateerde onjuistheden leiden tot objecten welke door [appellante] Consultancy & Detachering nogmaals getaxeerd dienen te worden nadat wij reeds de waarde hebben bepaald naar waardepeil-datum 01-01-2003 zullen wij u deze objecten als meerwerk in rekening brengen op basis van de tussentijdse taxatie tarieven (…)."
1.4 In de periode vanaf 24 augustus 2004 tot en met eind januari 2005 heeft de gemeente alsnog waarderelevante objectkenmerken in het hiervoor onder 1.3 genoemde bestand van 18 augustus 2004 gemuteerd.
Op 18 januari 2005 heeft [appellante] aan de gemeente bericht dat de mutaties aanleiding hebben gegeven tot hertaxatie en om welke werkzaamheden het hier ging, terwijl [appellante] op 24 januari 2005 een lijst met mutatieverschillen aan de gemeente heeft gezonden. Daarna zijn de werkzaamheden, de zogenoemde narooiwerkzaam-heden, door [appellante] uitgevoerd.
1.5 [appellante] heeft de gemeente voor de door haar verrichte werkzaamheden facturen gezonden. Deze zijn door de gemeente geheel voldaan met uitzondering van de eindfactuur d.d. 8 april 2005 en een rentefactuur d.d. 4 augustus 2005 ad € 1.170,--. Het in de eindfactuur begrepen bedrag van € 28.224,-- exclusief BTW voor de post 'gewijzigde objecten in narooi' heeft de gemeente tot een bedrag van (€ 28.224,-- exclusief BTW minus een door haar daarop betaald bedrag van € 9.716,-- exclusief BTW =) € 18.508,-- exclusief BTW ofwel € 22.024,52 inclusief BTW onbetaald gelaten, evenals het bedrag van de rentefactuur.
1.6 Het hiervoor onder 1.5 genoemde, door [appellante] aan de gemeente in rekening gebrachte bedrag van € 28.224,-- exclusief BTW voor de post 'gewijzigde objecten in narooi' heeft [appellante] gebaseerd op in totaal 2016 objecten (1891 woningen en 125 niet-woningen) die zij zou hebben moeten hertaxeren als gevolg van de achteraf door de gemeente in het bestand van 18 augustus 2004 aangebrachte mutaties, zulks tegen een - volgens [appellante] ten opzichte van het tussen partijen ter zake overeengekomen tarief, onverplicht gematigd - tarief van € 14,-- exclusief BTW per object. De gemeente heeft het redelijk geacht dat [appellante] in het kader van de narooiwerkzaamheden 694 objecten tegen een tarief van € 14,-- exclusief BTW per object aan haar in rekening heeft gebracht. Daarop heeft het door de gemeente betaalde bedrag van € 9.716,-- exclusief BTW betrekking.