2. Het geschil gaat over het volgende.
2.1. Partijen hebben vanaf 31 oktober 2003 samengewoond. Bij notarieel verleden samenlevingsovereenkomst van 21 juli 2006 hebben zij de vermogensrechtelijke gevolgen daarvan geregeld.
Artikel 6 van de samenlevingsovereenkomst betreffende "gezamenlijk bewoonde woning" luidt, voor zover relevant:
1. Partijen verklaren de toename of afname van hun vermogen, voor zover deze een gevolg is van een waardeverandering van de gezamenlijk bewoonde woning, die in eigendom toebehoort aan één van partijen of aan hen beiden, bij helfte te delen overeenkomstig de volgende regels:
(…)
c. Het ingevolge het vorenstaande voor verdeling in aanmerking komende bedrag wordt berekend als volgt:
I. ten aanzien van de gezamenlijk bewoonde woning aanwezig in het vermogen van (één van) partijen ten tijde van het eindigen van de overeenkomst (…) wordt het te verdelen bedrag gesteld op het voordelig, respectievelijk nadelig verschil tussen de waarde van de gezamenlijk bewoonde woning op bedoeld tijdstip en de verkrijgingsprijs;
II. (…)
d. (…)
e. Onder "waarde", als bedoeld onder c.I. wordt verstaan de verkoopwaarde, waarop de gezamenlijk bewoonde woning zal worden geschat door partijen in onderling overleg en bij gebreke van overeenstemming hieromtrent door een door partijen te benoemen deskundige. (…) Bij de schatting zullen de deskundigen rekening houden met alle van belang zijnde factoren, met dien verstande, dat de invloed van gebruik en/of bewoning van de gezamenlijk bewoonde woning door partijen of één hunner buiten beschouwing zal worden gelaten. (…)
f. Onder "verkrijgingsprijs", als bedoeld onder c.I. (…) wordt verstaan: de waarde van de gezamenlijk bewoonde woning welke door partijen wordt vastgesteld op € 290.000,00. Ingeval van nieuwbouw of ingeval van verbouwing, verbetering en/of onderhoud, uitgevoerd na heden wordt voormelde waarde verhoogd met de aanneemsom(men) (…) en al hetgeen verder geacht kan worden tot de kosten van nieuwbouw, verbouwing, verbetering en/of onderhoud te behoren. (…)
2.2. Partijen hebben samengeleefd in een appartement te [woonplaats] aan [adres]. Dit appartement maakt deel uit van een gebouw waarin op de begane grond meerdere bedrijfsruimten zijn gelegen. Bedoeld appartementsrecht behoort aan [appellant] in eigendom toe. Dit recht is bezwaard met drie rechten van hypotheek, in totaal voor een schuld ad € 300.000,--. [geïntimeerde] is voor twee hypothecaire leningen ad € 140.000,-- in totaal hoofdelijk medeschuldenaar.
2.3. Makelaarskantoor Beijer & Co te Deventer heeft op 16 februari 2005, zulks ten behoeve van de aanvraag van een nadere hypothecaire geldlening door partijen, de vrije verkoopwaarde van het appartement getaxeerd op € 395.000,--, met de toevoeging dat die waarde na voltooiing van de voorgenomen verbouwing wordt getaxeerd op € 425.000,--.
2.4. Aan het appartement zijn na 21 juli 2006 verbouwingswerkzaamheden verricht.
2.5. Partijen hebben op 30 maart 2007 gesproken over de beëindiging van hun samenleving. Van dat gesprek is door [geïntimeerde] onder meer opgetekend:
* Makelaar inschakelen voor taxatie huis. (…)
* Na taxatie zal er bepaald worden of beide partijen zich hierin kunnen schikken.
* Er moet een verklaring worden opgesteld om de samenleving te ontbinden.(…)
2.6. Makelaar Elshof te Deventer heeft in opdracht van beide partijen het appartement getaxeerd en in een rapport van 5 april 2007 daaraan een vrije verkoopwaarde van € 405.000,-- toegekend.
2.7. Makelaarskantoor Beijer & Co te Deventer heeft vervolgens in opdracht van [appellant] het appartement door C. Schrijver laten taxeren. Deze makelaar heeft op 20 april 2007 de vrije verkoopwaarde van het appartement geschat op € 370.000,--.
2.8. Makelaar Jorink te Deventer heeft in opdracht van [appellant] het appartement op 28 juni 2007 getaxeerd. In het daarvan op 5 juli 2007 opgemaakte rapport is een vrije verkoopwaarde van € 280.000,-- vermeld. Onder het kopje 'M. PUBLIEKRECHTELIJKE ASPECTEN' is onder "Bijzonderheden" vermeld: "Het getaxeerde is volgens het bestemmingsplan een bedrijfswoning en mag derhalve alleen bewoond/gekocht worden door personen die een relatie hebben met één van de onderliggende bedrijven. Een en ander is verwoord in een brief van destijds de Gemeente [woonplaats] d.d. 12-09-2004, kenmerk LvD/24086."
2.9. [appellant] houdt in een bedrijfsruimte, gelegen op de begane grond van het gebouw waarvan zijn appartement deel uitmaakt, kantoor ten behoeve van zijn wegenbouwbedrijf.
2.10. [appellant] is krachtens de akte van levering gehouden het appartementsrecht bij vervreemding eerst aan te bieden aan - kort gezegd - zijn vader en/of zus.
2.11.[geïntimeerde] heeft het appartement op 27 augustus 2007 verlaten.