ECLI:NL:GHARN:2010:BL8938

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
25 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002866-07
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van overtredingen van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 25 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, een werkgever, werd beschuldigd van het medeplegen van overtredingen van artikel 10 van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen en artikel 58, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen. De tenlastelegging omvatte het niet opgeven van het door zijn werknemers genoten loon aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en het niet tijdig melden van wijzigingen in de arbeidsverhoudingen van zijn werknemers. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf, en de verdachte ging hiertegen in hoger beroep.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte. De advocaat-generaal vorderde dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van 234 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte bewezen dat de verdachte in de periode van 1 januari 2001 tot en met 6 december 2005, samen met anderen, opzettelijk de verplichtingen uit de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen niet was nagekomen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders geen of onvoldoende premies hebben afgedragen aan de uitvoeringsinstantie, wat heeft geleid tot financiële schade voor de staat. De strafmotivering van het hof was gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 234 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002866-07
Parketnummer eerste aanleg: 07-996527-05
Arrest van 25 maart 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 6 november 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1972] te [geboorteplaats],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 234 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, proeftijd twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis en in verzekering heeft doorgebracht.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij, werkgever zijnde, in of omstreeks de periode van 1 januari 2001 tot en met 6 december 2005 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of [plaats 5], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, al dan niet opzettelijk, een of meer van de in artikel 10 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering bedoelde verplichting(en) niet, niet juist of niet volledig is nagekomen, immers heeft/hebben verdachte en/of mededader(s) (telkens) al dan niet opzettelijk niet en/of niet juist en/of niet volledig aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het Landelijk instituut sociale verzekeringen of de bedrijfsvereniging, te weten GOU en/of UWV of haar rechtsvoorgangster(s) (al dan niet middels jaaropgavenkaarten en/of Periodieke Loonopgaven) opgave gedaan voor bij de [bedrijf] [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of [plaats 5] tewerkgestelde werknemer(s) van de verdachte en/of zijn mededader(s);
2.
hij, werkgever (in de zin van de Werkloosheidwet en/of Ziektewet en/of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering) zijnde, in of omstreeks de periode van 1 januari 2001 tot en met 6 december 2005 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of [plaats 5], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, al dan niet opzettelijk artikel 58, tweede lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen heeft overtreden, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) al dan niet opzettelijk geen mededeling gedaan aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekering en/of de uitvoeringsinstelling, te weten GOU en/of UWV of hun/haar rechtsvoorgangster(s), van de aanvang en/of de beëindiging van werkzaamheden door een verzekerde en/of de wijziging in de arbeidsverhouding met de verzekerde ((telkens) als bedoeld in art. 1, aanhef en sub m van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen), te weten van de aanvang van en/of beëindiging van de werkzaamheden door en/of de wijziging in de arbeidsverhouding met een of meer tewerkgestelde verzekerde(n) van de verdachte en/of zijn mededader(s) bij de [bedrijf] [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of [plaats 5].
Het hof beschouwt het feit dat niet expliciet in de tenlastelegging van feit 1. is opgenomen dat verdachte(n) wordt verweten dat er geen opgave is gedaan van het door de werknemers genoten loon als kennelijke misslag. Uit de tenlastelegging blijkt duidelijk het verwijt dat verdachte(n) wordt gemaakt, nu in die tenlastelegging wordt gesproken over 'jaaropgavenkaarten' en 'Periodieke Loonopgaven'. Het hof leest dit derhalve verbeterd. Hierdoor wordt verdachte niet in enig belang geschaad.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij, werkgever zijnde, in de periode van 1 januari 2001 tot en met 6 december 2005 te [plaats 1] en [plaats 2] en [plaats 3] en [plaats 4] en [plaats 5], tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, opzettelijk de in artikel 10 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering bedoelde verplichtingen niet is nagekomen, immers hebben verdachte en zijn mededader telkens opzettelijk niet aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het Landelijk instituut sociale verzekeringen, te weten UWV of haar rechtsvoorgangster al dan niet middels jaaropgavenkaarten en Periodieke Loonopgaven opgave gedaan van het door de werknemers genoten loon voor bij de [bedrijf] [plaats 1] en [plaats 2] en [plaats 3] en [plaats 4] en [plaats 5] tewerkgestelde werknemers van de verdachte en zijn mededader;
2.
hij, werkgever (in de zin van de Werkloosheidwet en Ziektewet en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering) zijnde, in de periode van 1 januari 2001 tot en met 6 december 2005 te [plaats 1] en [plaats 2] en [plaats 3] en [plaats 4] en [plaats 5], tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, opzettelijk artikel 58, tweede lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen heeft overtreden, immers hebben verdachte en zijn mededader, telkens opzettelijk geen mededeling gedaan aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekering en de uitvoeringsinstelling, te weten UWV of haar rechtsvoorgangster, van de aanvang en de beëindiging van werkzaamheden door een verzekerde en de wijziging in de arbeidsverhouding met de verzekerde, telkens als bedoeld in art. 1, aanhef en sub m van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, te weten van de aanvang van en de beëindiging van de werkzaamheden door en de wijziging in de arbeidsverhouding met tewerkgestelde verzekerden van de verdachte en zijn mededader bij de [bedrijf] [plaats 1] en [plaats 2] en [plaats 3] en [plaats 4] en [plaats 5].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1. en 2. meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1. opzettelijk een in artikel 10 van de Co?rdinatiewet Sociale Verzekeringen bedoelde verplichting niet nakomen, meermalen gepleegd;
2. overtreding van artikel 58, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, opzettelijk en meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tezamen met zijn mededader schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 10 van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen, te weten het niet opgeven van het door zijn werknemers genoten loon aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en aan overtreding van artikel 58, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, te weten - kort gezegd - het niet tijdig melden van wijzigingen in de arbeidsverhoudingen betreffende zijn werknemers.
Door aldus te handelen hebben verdachte en zijn mededader geen, of onvoldoende, premies afgedragen aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de overheidsinstantie die verantwoordelijk was voor het uitvoeren van werknemersverzekering en verschillende uitkeringen. Verdachte en zijn mededader hebben derhalve de staat financi?le schade berokkend.
Het hof heeft kennis genomen van een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 11 december 2009, waaruit blijkt dat verdachte eerder met justitie in aanraking is geweest.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde straf passend en geboden is, zodat het hof die straf aan verdachte zal opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 10 en 17a van de Co?rdinatiewet Sociale Verzekering en de artikelen 58 en 84 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1. en 2. meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van tweehonderdvierendertig dagen;
beveelt, dat van de gevangenisstraf een gedeelte van honderdtwintig dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. S.J. van der Woude en mr. J.H. Bosch in tegenwoordigheid van H. Pool als griffier, zijnde mr. Van der Woude voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.