Arrest d.d. 23 maart 2010
Zaaknummer 200.015.937/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats te Leeuwarden
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellante],
gevestigd te [vestigingsplaats] (Z-H),
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. P. Buikes, kantoorhoudende te Apeldoorn,
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. W.Y. Hofstra, kantoorhoudende te Hilversum.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 1 december 2009 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Partijen hebben de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
De feiten
1. De kantonrechter heeft in eerste instantie niet een weergave van de feiten gegeven. Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of niet voldoende bestreden, dan wel op grond van de overgelegde niet bestreden producties staat in dit geding het volgende vast.
[geïntimeerde] is enig bestuurder en werknemer, alsmede 100% aandeelhouder geweest van de vennootschap naar Engels recht Private limited company [X] Ltd (hierna: [X]).
1.1. [appellante] heeft met ingang van 18 september 2006 aan [X] een auto, een Renault Traffic 1200 met kenteken 62-BG-DL, ter beschikking gesteld. Op grond van het onderliggende schriftelijke stuk dat door beide partijen is ondertekend en is aangeduid met "huurovereenkomst bedrijfsauto", zou [X] aan [appellante] een aanbetaling van € 3.000,-- exclusief BTW doen en vervolgens vijf maandelijkse termijnen van € 1.125,-- exclusief BTW elk dienen te betalen. Nadien zou [X] de auto kunnen kopen tegen betaling van het bedrag van € 1.125,-- exclusief BTW.
1.2. [appellante] heeft op 18 september 2006 het kentekenbewijs aan [X] in de persoon van [geïntimeerde] ter hand gesteld.
1.3. Het kenteken van de auto is door [geïntimeerde] op 18 september 2006 op naam van [X] gesteld.
1.4. De auto is in februari 2007 door [X] aan een derde overgedragen.
1.5. Bij vonnis d.d. 20 februari 2008 van de rechtbank Zwolle-Lelystad is [X] veroordeeld om in verband met de niet-nakoming van voormelde overeenkomst aan [appellante] te voldoen het bedrag van € 6.625,-- (inclusief BTW), als volgt te specificeren:
- onbetaald gedeelte aanbetaling € 570,--
- laatste drie termijnen € 4.016,25
- koopoptie € 1.338,75
- incassokosten € 700,--
De vordering van [appellante] tot ontbinding van de overeenkomst is hierbij afgewezen.
1.6. [X] is per 2 oktober 2007 wegens opheffing uitgeschreven bij het Engels handelsregister. De uitschrijving bij het Nederlands handelsregister bij de Kamer van Koophandel is geschied op 7 april 2008.
1.7. [X] heeft niet enig bedrag uit hoofde van het vonnis d.d. 20 februari 2008 aan [appellante] voldaan.
Het geschil
2. Het gaat in deze zaak om de vraag of [geïntimeerde], als (voormalig) bestuurder van [X], op grond van een onrechtmatige daad aansprakelijk is voor de schade die [appellante] lijdt, doordat [X] geen uitvoering heeft gegeven aan hetgeen waartoe zij uit hoofde van het vonnis d.d. 20 februari 2008 ten opzichte van [appellante] gehouden was.
3. Het hoger beroep is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat [appellante] onvoldoende heeft gesteld waaruit afgeleid kan worden dat [geïntimeerde] persoonlijk aansprakelijk is.
4. [appellante] voert in hoger beroep drie gronden voor persoonlijke aansprakelijkheid van [geïntimeerde] aan:
? [geïntimeerde] heeft in strijd met de bepalingen van de handelsregisterwet gehandeld door de opheffing van [X] per 2 oktober 2007 pas op 7 april 2008 in het Nederlandse handelsregister in te laten schrijven (grief I);
? [geïntimeerde] heeft zonder dat uitzicht was op betaling van hetgeen [X] verschuldigd was op grond van de overeenkomst tussen [X] en [appellante] eraan meegewerkt dat de auto die [X] ten titel van huurovereenkomst onder zich had, onbevoegd aan een derde werd overgedragen (grief II);
? [geïntimeerde] heeft door zijn handelen de verwachting gewekt dat de facturen zouden worden betaald doch heeft in strijd met dit gewekte vertrouwen gehandeld door “uitdrukkelijk niet te betalen en het voertuig ook nog eens aan verhaal te onttrekken ” (memorie van grieven, sub 16).
5. Met grief I poneert [appellante] de stelling dat het feit dat [geïntimeerde] in strijd met artikel 17 lid 1 Handelsregisterwet (nieuw) heeft gehandeld, een onrechtmatige daad ten opzichte van [appellante] oplevert, omdat de betreffende wetsbepaling er (mede) toe strekt de belangen van [appellante] te beschermen. Het hof gaat er gezien de tekst van de betreffende wetsartikelen vanuit dat [appellante] artikel 18 en 19 Hrw bedoelt in plaats van artikel 17 Hrw. Deze bepalingen komen erop neer dat de bestuurder zo spoedig mogelijk mededeling doet onder opgave van documentatie aan het handelsregister van al datgene wat van belang is voor een juiste weergave van de betreffende vennootschap.
6. Het hof overweegt dat het zonder nadere toelichting, die ontbreekt, onbegrijpelijk is hoe de door [appellante] gestelde nalatigheid van [geïntimeerde], wat daar ook van zij, tot de door haar gevorderde schade heeft geleid. Het hof betrekt hierbij dat - zoals [geïntimeerde] terecht aanvoert - de betreffende overeenkomst tussen [appellante] en [X] op 18 september 2006 is gesloten, terwijl [appellante] op 29 juni 2007 is overgegaan tot dagvaarding van [X]. Op die data was [X] nog niet opgeheven, gezien het feit dat de vennootschap nog was ingeschreven in zowel het Engelse als Nederlandse handelsregister, zodat niet valt in te zien hoe de door [appellante] gestelde nalatigheid van [geïntimeerde] haar toen parten heeft kunnen spelen.
7. Overigens zijn de bepalingen van de Handelsregisterwet waar [appellante] zich op beroept, pas op 1 juli 2008 in werking getreden.
8. Grief I is vergeefs voorgedragen.
9. Grief II behelst een nieuwe feitelijke grondslag van de vordering van [appellante]. Thans stelt [appellante] dat [geïntimeerde] (ook) onrechtmatig heeft gehandeld, omdat hij - zonder dat uitzicht was op betaling van hetgeen [X] verschuldigd was op grond van de overeenkomst tussen [X] en [appellante] - eraan meegewerkt heeft dat de auto die [X] ten titel van huurovereenkomst onder zich had, onbevoegd aan een derde werd overgedragen en aldus "de schijn op zich heeft gelaten dat hij er willens en wetens op uit is geweest" de auto aan verhaal of revindicatie door [appellante] te onttrekken.
10. Het hof leidt uit de stellingen van [appellante] af dat zij zich aldus beroept op een onrechtmatige daad van [geïntimeerde], inhoudende dat hij als bestuurder heeft toegestaan dat [X] de auto zonder hiertoe gerechtigd te zijn heeft overgedragen aan een derde en aldus aan verhaal c.q. revindicatie heeft onttrokken, terwijl hij wist dat [X] de verschuldigde termijnen niet aan [appellante] kon voldoen.
11. De stelling van [appellante] dat [X] de auto onbevoegd heeft verkocht (omdat zij de auto ten titel van huur onder zich hield) verdraagt zich niet met de overweging van de kantonrechter dat van huur van de auto ten tijde van de verkoop van de auto geen sprake was (vonnis d.d. 13 augustus 2008, r.o. 4, laatste zin). Het hof heeft van de juistheid van deze overweging uit te gaan nu [appellante] geen grief heeft gericht tegen dit oordeel van de kantonrechter. Hieruit volgt dat de stelling van [appellante] dat de verkoop van de auto door [X] onbevoegd is geschied, geen stand kan houden.
12. Indien overigens - conform de stellingen van [appellante] - al aangenomen zou moeten worden dat [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld door toestemming te geven aan de onbevoegde overdracht van de van [appellante] gehuurde auto door [X] aan een derde, dan nog bestaat de hierdoor door [appellante] geleden schade niet uit de misgelopen huurtermijnen uit hoofde van de huurovereenkomst, maar uit de waarde van de onbevoegd overgedragen auto. Een daarop toegesneden vordering is echter niet ingesteld.
13. Voorzover [appellante] zich op het standpunt stelt dat [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld, omdat hij eraan heeft meegewerkt dat de auto aan verhaal door [appellante] is onttrokken, overweegt het hof als volgt.
14. De toestemming van een bestuurder tot overdracht van een aan de vennootschap toebehorende zaak, terwijl hij beseft, althans dient te beseffen, dat de vennootschap niet in staat is (al) haar schulden te voldoen, is ten opzichte van een schuldeiser niet zondermeer onrechtmatig. Hiervoor zijn bijkomende omstandigheden vereist die niet, althans in onvoldoende mate door [appellante] zijn gesteld. Het enkele feit dat de door [X] aan een derde overgedragen zaak de eerder door haar aan [X] geleverde auto is, is hiervoor in ieder geval onvoldoende. Ook het feit dat [geïntimeerde], zoals [appellante] stelt, "de verwachting heeft gewekt" dat [X] zou betalen maakt dit niet anders.
15. Ook grief 2 is ten onrechte voorgedragen.
16. De vordering van [geïntimeerde] tot bepaling dat [appellante] vanaf zeven dagen na het wijzen van dit arrest de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is, zal het hof afwijzen, omdat deze vordering geen steun vindt in de wet.
De slotsom
17. De grieven treffen geen doel. Het vonnis waarvan beroep dient dan ook te worden bekrachtigd. [appellante] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, in de kosten van het appel worden veroordeeld (1 punt, tarief I).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellante]. in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van de curator tot aan deze uitspraak op € 254,-- aan verschotten en € 632,-- voor salaris procureur;
wijst het meer of anders gevorderde af;
verklaart dit arrest voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. Janse, voorzitter, Zandbergen en Tjallema, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van
dinsdag 23 maart 2010 in bijzijn van de griffier.