ECLI:NL:GHARN:2010:BL9342

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
23 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.037.418/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Streppel
  • M. Verschuur
  • J. Breemhaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake notariële werkzaamheden en betalingsverplichting

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 23 maart 2010, gaat het om een hoger beroep ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Deventer, uitgesproken op 2 april 2009. De appellant had de Notarispraktijk ingeschakeld voor notariële werkzaamheden met betrekking tot de aankoop van een appartementsrecht en de verdeling van een woonhuis. De Notarispraktijk had de kosten voor deze werkzaamheden bij de appellant in rekening gebracht. In eerste aanleg werd de vordering van de Notarispraktijk door de kantonrechter toegewezen, wat leidde tot het hoger beroep van de appellant.

In het hoger beroep heeft de appellant twee grieven ingediend. De eerste grief richtte zich tegen de overweging van de kantonrechter dat de vordering niet onrechtmatig of ongegrond was. Het hof constateerde dat de appellant geen bewijs had geleverd dat hij de overeenkomst met de Notarispraktijk buitengerechtelijk had ontbonden, noch dat hij de ontbinding had gevorderd wegens toerekenbare tekortkomingen. Het hof oordeelde dat de betalingsverplichting van de appellant in stand was gebleven, aangezien hij de hoogte van de vordering niet had betwist.

De tweede grief, die abusievelijk als grief 4 was genummerd, betrof de beslissing van de kantonrechter. Het hof oordeelde dat de appellant niet op behoorlijke wijze gronden had aangevoerd om het vonnis te vernietigen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de appellant in de kosten van het geding in hoger beroep, die aan de zijde van de Notarispraktijk werden begroot op € 894,-. De kostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Arrest d.d. 23-03-2010
Zaaknummer 200.037.418/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging,
advocaat: mr. Ph. J. N. Aarnoudse, kantoorhoudende te Deventer,
tegen
[geïntimeerde],
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: de Notarispraktijk,
advocaat: mr. J.L. Souman, kantoorhoudende te Epe.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 2 april 2009 door de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Deventer, verder aan te duiden als de kantonrechter.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 30 juni 2009 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van de Notarispraktijk tegen de zitting van
14 juli 2009.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"1. het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector Kanton, locatie Deventer, met nummer 439406/CV EXPL 09-630 van 2 april 2009 te vernietigen;
2. opnieuw rechtdoende de oorspronkelijke vorderingen van geïntimeerde geheel af te wijzen ofwel geïntimeerde alsnog in haar vordering(en) niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar deze te ontzeggen;
3. geïntimeerde te veroordelen binnen veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan appellant te vergoeden de kosten van het geding in eerste aanleg en appèl;
4. het vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren."
Het hof constateert dat productie 2 bij de "conclusie van eis in hoger beroep" in beide procesdossiers ontbreekt en niet is nagezonden.
Bij memorie van antwoord is door de Notarispraktijk verweer gevoerd met als conclusie:
"bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de grieven van appellant af te wijzen, met veroordeling van appellant in de kosten van de procedure in beide instanties."
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft bij conclusie van eis in hoger beroep twee grieven opgeworpen. De eerste grief kwam ook reeds voor in de dagvaarding in hoger beroep. Het hof merkt op dat de grieven (kennelijk abusievelijk) zijn genummerd als grief 1 en grief 4. Het hof zal daarbij de nummering als gehanteerd door [appellant] volgen.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Tussen partijen staan in hoger beroep de volgende feiten vast als enerzijds gesteld en anderzijds onvoldoende weersproken:
[appellant] heeft zich tot de Notarispraktijk gewend met de opdracht werkzaamheden voor hem te verrichten. Het betrof notariële werkzaamheden met betrekking tot de aankoop va het appartementsrecht [adres], alsmede met betrekking tot de verdeling van het woonhuis aan [adres]. De Notarispraktijk heeft de kosten hiervan bij [appellant] in rekening gebracht.
Met betrekking tot grief 1
2. Deze grief richt zich tegen de overweging van de kantonrechter dat de vordering hem niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
3. [appellant] is in eerste aanleg wel verschenen, maar heeft blijkens het bestreden vonnis niet geconcludeerd voor antwoord. [appellant] stelt zich op het standpunt niet te hoeven betalen omdat de Notarispraktijk de werkzaamheden volgens hem niet naar behoren heeft uitgevoerd.
4. Het hof overweegt dienaangaande als volgt. Vaststaat dat [appellant] zich tot de Notarispraktijk heeft gewend met de opdracht werkzaamheden voor hem te verrichten. Uit de bij de inleidende dagvaarding overgelegde producties 4 en 5 blijkt dat er inderdaad werkzaamheden zijn verricht door de Notarispraktijk.
4.1. Gesteld noch gebleken is dat [appellant] de overeenkomst(en) met de notarispraktijk buitengerechtelijk heeft ontbonden. Hij heeft evenmin in deze procedure ontbinding gevorderd wegens de door hem gestelde toerekenbare tekortkomingen van de Notarispraktijk. Gesteld noch gebleken is dat de Notarispraktijk haar werkzaamheden nog niet heeft afgerond of de beweerde fouten nog kan herstellen, in afwachting waarvan [appellant] betaling zou hebben opschort. Onder die omstandigheden is de uit de overeenkomst van opdracht voortvloeiende betalingsverplichting van [appellant] in stand gebleven en is hij gehouden de overeengekomen vergoeding voor de door de Notarispraktijk verrichte werkzaamheden te voldoen. Nu [appellant] de hoogte van de vordering niet heeft bestreden, acht het hof deze toewijsbaar.
Met betrekking tot grief 4
5. Middels deze grief stelt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte heeft beslist zoals hij heeft geoordeeld en beslist. In de toelichting op deze grief stelt [appellant] te beogen dat het gehele vonnis aan het oordeel van het hof wordt onderworpen.
6. Ook deze grief faalt. In de toelichting op deze grief heeft [appellant] weliswaar vermeld dat hij hiermee de zaak in volle omvang door het hof wil laten beoordelen, maar aan deze "veeggrief" kunnen niet die gevolgen worden verbonden, die [appellant] daaraan gehecht wenst te zien, nu [appellant] - afgezien van de grief die hiervoor reeds is besproken - in dit geding niet op behoorlijke wijze gronden naar voren heeft gebracht, op grond waarvan het beroepen vonnis naar zijn mening behoort te worden vernietigd (vgl. HR 5 december 2003, RvdW 2003, 190 en HR 3 februari 2006, NJ 2006, 120).
De slotsom.
7. Het hof zal het vonnis waarvan beroep bekrachtigen met veroordeling van [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep (1 procespunt, tarief I).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van de Notarispraktijk tot aan deze uitspraak op € 262,- aan verschotten en € 632,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. Streppel, voorzitter, Verschuur en Breemhaar, raden,
en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 23 maart 2010 in bijzijn van de griffier.