ECLI:NL:GHARN:2010:BM0853

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
9 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002791-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van hoger beroep bij volmacht door advocaat

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 9 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte was bij vonnis van 3 november 2008 veroordeeld en heeft tijdig hoger beroep ingesteld. De advocaat van de verdachte had een bijzondere volmacht verleend aan een griffiemedewerker om namens de verdachte hoger beroep in te stellen. Echter, het hof oordeelde dat het faxbericht van de advocaat niet voldeed aan de vereisten van artikel 450 van het Wetboek van Strafvordering, omdat het niet duidelijk maakte dat de advocaat bepaaldelijk door de verdachte was gevolmachtigd om hoger beroep in te stellen. Hierdoor was niet voldaan aan de wettelijke eisen voor het instellen van hoger beroep.

Het hof heeft de ontvankelijkheid van het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De advocaat-generaal had dit ook gevorderd. Het hof benadrukte dat de schriftelijke volmacht aan de griffiemedewerker moest voldoen aan specifieke eisen, waaronder een verklaring van de advocaat dat hij door de verdachte was gevolmachtigd en dat de verdachte instemde met de ontvangst van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep. Het hof oordeelde dat het ontbreken van deze vereisten leidde tot de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in zijn hoger beroep.

De uitspraak van het hof is een belangrijke bevestiging van de noodzaak om te voldoen aan de wettelijke vereisten bij het instellen van hoger beroep, vooral wanneer dit gebeurt via een volmacht aan een derde partij. Het hof heeft de zaak afgesloten door de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, waarbij het hof ook opmerkte dat een later opgesteld schrijven van de verdachte niet voldoende was om de eerdere tekortkomingen te verhelpen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002791-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-480671-08
Arrest van 9 april 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 3 november 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1973] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door mr. H.R. Eising, advocaat te Assen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 26 maart 2010.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Verdachte is bij vonnis van 3 november 2008 op tegenspraak door de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad veroordeeld. Blijkens het aan de akte rechtsmiddel gehechte faxbericht d.d. 13 november 2008 afkomstig van de raadsman van verdachte, heeft de raadsman met dit schrijven een bijzondere volmacht aan een griffiemedewerker verleend om namens verdachte hoger beroep in te stellen. Naar aanleiding hiervan is een medewerker van de rechtbank ter griffie verschenen om vervolgens hoger beroep tegen het bestreden vonnis in te stellen.
Ingevolge artikel 449, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering, wordt - voor zover de wet niet anders bepaalt - hoger beroep ingesteld door een verklaring, af te leggen door diegene die het rechtsmiddel aanwendt, op de griffie van het gerecht door of bij hetwelk de beslissing is gegeven. Uit het eerste lid van artikel 450 van het Wetboek van Strafvordering volgt dat dit rechtsmiddel ook kan worden aangewend door tussenkomst van:
a) een advocaat, indien deze verklaart daartoe door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd;
b) een vertegenwoordiger die daartoe persoonlijk, door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bij bijzondere volmacht schriftelijk is gemachtigd.
Het derde lid van artikel 450 van het Wetboek van Strafvordering bevat een nadere regeling van de in het eerste lid onder b voorziene mogelijkheid dat het rechtsmiddel wordt aangewend door tussenkomst van een vertegenwoordiger, indien het gaat om een griffiemedewerker die door de verdachte daartoe schriftelijk is gevolmachtigd.
In de wet is niet te lezen dat ook een door verdachte bepaaldelijk gevolmachtigd advocaat een bijzondere schriftelijke volmacht aan een griffiemedewerker kan geven om namens verdachte hoger beroep in te stellen. Artikel 450, eerste lid, onder b van het Wetboek van Strafvordering bepaalt immers dat een schriftelijke bijzondere volmacht alleen door de verdachte persoonlijk kan worden verstrekt.
Gelet op hetgeen hieromtrent in de memorie van toelichting is opgenomen, heeft de Hoge Raad bij arrest van 22 december 2009 (LJN: BJ7810) - onder meer - overwogen dat een door verdachte bepaaldelijk gevolmachtigde advocaat op de wijze van artikel 450, derde lid van het Wetboek van Strafvordering hoger beroep kan instellen. De schriftelijke volmacht waarmee een advocaat een griffiemedewerker hiertoe machtigt, moet echter voldoen aan de in artikel 450, eerste en derde lid van het Wetboek van Strafvordering (nader) geformuleerde eisen. Dit betekent dat de schriftelijke volmacht van de advocaat aan een griffiemedewerker om hoger beroep in te stellen, moet inhouden:
i) een verklaring van de advocaat dat hij door verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep (artikel 450, eerste lid, onder a);
ii) een verklaring van de advocaat dat de verdachte instemt met het door de griffiemedewerker aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep (artikel 450, derde lid);
iii) het adres dat door de verdachte is opgegeven voor de toezending van een afschrift van de appeldagvaarding (artikel 450, derde lid).
In onderhavige casus luidt het vorenbedoelde faxbericht van de raadsman van verdachte - voor zover van belang - :
"Namens de heer [verdachte], geboren op (...), wonende te [woonplaats] aan de [adres] ([postcode]), verzoek ik u hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de politierechter in het arrondissement Zwolle-Lelystad (...) van 3 november 2009 (...).
Bij deze geef ik de griffier uitdrukkelijk volmacht om namens cliënt in hoger beroep te gaan en machtig bij deze tevens de griffier om namens cliënt de oproeping voor de hoger beroepszitting in ontvangst te nemen."
Gelet op het vorenoverwogene en in aanmerking genomen dat het voormelde faxbericht niet inhoudt dat de advocaat bepaaldelijk door de verdachte is gevolmachtigd om namens hem hoger beroep in te stellen, is het hof van oordeel dat niet is voldaan aan de hiervoor vermelde vereisten. Het hof zal verdachte - zoals ook door de advocaat-generaal is gevorderd - niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep.
Het (achteraf opgestelde) schrijven d.d. 24 maart 2010 van verdachte dat hij de advocaat bepaaldelijk heeft gevolmachtigd om namens hem hoger beroep in te stellen, maakt dit oordeel niet anders.
Verdachtes raadsvrouw heeft in dit verband nog gewezen op een arrest van de Hoge Raad (2 maart 2010, LJN: BK8958) waarin een vertegenwoordiger van verdachte met behulp van een schriftelijke algemene volmacht namens verdachte hoger beroep heeft ingesteld. Uit dit arrest, zo begrijpt het hof, trekt de raadsvrouw de conclusie dat de griffiemedewerker die de akte rechtsmiddel heeft opgemaakt, telkens mededeling dient te doen van onvolkomenheden bij het instellen van een rechtsmiddel. Zo ook in onderhavige zaak. Nu dit niet is geschied, zou de omstandigheid dat het beroep niet is ingesteld op de wijze als voorgeschreven in artikel 450 van het Wetboek van Strafvordering het gevolg kunnen zijn van een niet aan verdachte toe te rekenen ambtelijk verzuim, in welk geval verdachte ontvankelijk zou moeten worden verklaard in zijn hoger beroep.
Het door de raadsvrouw aangehaalde arrest ziet naar het oordeel van het hof slechts op een situatie waarin een ander dan de advocaat namens verdachte hoger beroep instelt. Derhalve maakt dit het voorgaande niet anders.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. J.J. Beswerda en mr. G.N. Roes, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier, zijnde mr. Roes buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.