Parketnummer: 24-003051-07
Parketnummer eerste aanleg: 07-480671-07
Arrest van 22 april 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 26 november 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1982] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.B.W.G. Beutener, advocaat te Deventer.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep op 12 februari 2009 en 8 april 2010, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg op 26 november 2007.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Door de verdediging is ter zitting van het hof aangevoerd, dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging. Verdachte heeft weliswaar de in de tenlastelegging weergegeven bewoordingen geuit, maar dat heeft hij gedaan omdat hij direct daarvoor - onterecht - door de betreffende politieambtenaar, [verbalisant], tegen zijn borst was geslagen met een zaklamp. Verdachte is de volgende dag bij drie politiebureaus geweest om aangifte te doen tegen [verbalisant], maar op alle bureaus is geweigerd om de aangifte op te nemen. Voorgaande heeft tot gevolg gehad dat geen sprake is geweest van een goede belangenafweging omtrent het wel of niet vervolgen van verdachte. Dit dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het in het eerste en tweede lid van artikel 167 van het Wetboek van Strafvordering neergelegde opportuniteitsbeginsel houdt in, dat de officier van justitie bevoegd is op gronden aan het algemeen belang ontleend af te zien van vervolging. Beslist de officier van justitie dat hij tot vervolging overgaat, dan staat die beslissing in het algemeen niet ter beoordeling aan de rechter. Slechts indien de vervolging in strijd is met wettelijke of verdragsbepalingen of met beginselen van een goede procesorde - waaronder het gelijkheidsbeginsel - kan er sprake zijn van een verval van het recht tot strafvordering en van een door de rechter om die reden uit te spreken niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Van een dergelijke strijdigheid is het hof in de onderhavige zaak niet gebleken. Het verweer wordt dan ook verworpen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een geldboete van € 180,- subsidiair drie dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 15 juli 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant], brigadier van politie IJsselland, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in het openbaar (te weten op de [straat]) in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Je hebt mij geslagen met de zaklamp, vuile kankerleijer" en/of "Jij bent aan de beurt vuile bloedkankerhond", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Het hof beschouwt [straat] als een kennelijke misslag en leest dit verbeterd als [straat]. Hierdoor wordt verdachte niet in enig belang geschaad.
Bewijsoverweging
Voor zover de verdediging heeft bedoeld te stellen dat de betrokken verbalisant [verbalisant] niet rechtmatig is opgetreden jegens verdachte door hem met een ijzeren zaklantaarn te slaan, is het hof van oordeel dat die omstandigheid niet aannemelijk is geworden. Het hof gaat uit van de verklaring van [verbalisant], zoals afgelegd als getuige ter zitting van het hof op 12 februari 2009. Hieruit volgt dat [verbalisant] gebruik heeft gemaakt van de tot zijn wapenuitrusting behorende wapenstok.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 15 juli 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [verbalisant], brigadier van politie IJsselland, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in het openbaar (te weten op de [straat]) in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Je hebt mij geslagen met de zaklamp, vuile kankerleijer" en "Jij bent aan de beurt vuile bloedkankerhond".
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid
De raadsvrouw heeft ter zitting aangevoerd, dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De raadsvrouw heeft de stelling, dat een ontslag van alle rechtsvervolging zou moeten volgen, niet nader onderbouwd. Ook overigens zijn geen feiten en omstandigheden gebleken die dienen te leiden tot een ontslag van alle rechtsvervolging. Het hof verwerpt het verweer.
Het hof acht verdachte strafbaar, nu ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan - kort gezegd - belediging van een ambtenaar in functie. Verdachte heeft de desbetreffende agent daarmee in zijn eer en goede naam aangetast.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 januari 2010 - eerder is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de geldboete - zoals opgelegd door de rechter in eerste aanleg- van na te noemen hoogte dient te worden opgelegd. Daarbij heeft het hof rekening gehouden met de draagkracht van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Het hof ziet geen aanleiding om - zoals door de verdediging was verzocht - artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe te passen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van tweehonderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vier dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Hielkema, voorzitter, mr. P. Koolschijn en mr. G.M. Meijer-Campfens, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier.