ECLI:NL:GHARN:2010:BM3437

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
4 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002012-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Meijer-Campfens
  • A. Lahuis
  • J. van Schuijlenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling van kind en ex-partner

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 4 mei 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling van zijn kind en ex-partner, met een werkstraf van 160 uren als gevolg. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een zwaardere straf geëist, maar het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 maart 2008 zijn dochter heeft mishandeld door haar in het gezicht te slaan, en op 20 mei 2008 zijn ex-partner met een honkbalknuppel heeft geslagen. De verdachte is vrijgesproken van de pogingen tot zware mishandeling, omdat niet bewezen kon worden dat hij met opzet zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan mishandeling en hem een werkstraf van 160 uren opgelegd, subsidiair 80 dagen hechtenis. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, zijn de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, en is er een verbeurdverklaring van het gebruikte slagwapen uitgesproken. Het hof heeft ook de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn gebrek aan inzicht in de ernst van zijn daden en zijn onwil om een behandeling te ondergaan voor huiselijk geweld.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002012-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-602602-08
Arrest van 4 mei 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 23 juli 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1960] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N. Bevelander, advocaat te Amsterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, heeft een maatregel opgelegd en heeft op de vorderingen van de benadeelde partijen beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, waarvan 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof die vorderingen geheel zal toewijzen met oplegging van telkens een schadevergoedingsmaatregel.
Met betrekking tot het in beslag genomen niet teruggegeven slagwapen heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof dat voorwerp zal verbeurd verklaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 03 maart 2008 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd te weten zijn kind [benadeelde 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet de keel van die [benadeelde 1] heeft vastgepakt en/of dichtgeknepen (gehouden en/of (vervolgens) die [benadeelde 1] (met kracht) in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 maart 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend zijn kind, althans een persoon, te weten [benadeelde 1], bij de keel heeft vastgepakt en/of (vervolgens) de keel heeft dichtgeknepen (gehouden) en/of (vervolgens) die [benadeelde 1] in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 20 mei 2008 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde 2] (met kracht) met een honkbalknuppel, althans een hard voorwerp, tegen de arm(en) en/of be(e)n(en) heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 mei 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde 2]), (met kracht) met een honkbalknuppel, althans een hard voorwerp, tegen de arm(en) en/of de be(e)n(en) heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak 1 primair en 2 primair
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn dochter [benadeelde 1] bij de keel heeft vastgepakt en/of haar keel heeft dichtgeknepen of dicht gehouden. Voorts kan uit de processtukken en het verhandelde ter zitting van het hof niet vastgesteld worden met welke kracht en op welke wijze en plaats in het gezicht verdachte zijn dochter [benadeelde 1] heeft geslagen. Derhalve kan niet worden bewezen dat door verdachtes handelen de aanmerkelijke kans heeft bestaan dat zijn dochter [benadeelde 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Het hof acht - anders dan de advocaat-generaal - de aan verdachte onder 1 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling dan ook niet bewezen, zodat verdachte van dat feit moet worden vrijgesproken.
Uit de processtukken en het verhandelde ter zitting van het hof kan de wijze waarop en de intensiteit en de kracht waarmee verdachte zijn ex-partner [benadeelde 2] met de honkbalknuppel tegen haar arm en been heeft geslagen evenmin worden vastgesteld. Derhalve kan niet worden bewezen dat door verdachtes handelen de aanmerkelijke kans heeft bestaan dat [benadeelde 2] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Het hof acht - anders dan de advocaat-generaal - de aan verdachte onder 2 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling dan ook niet bewezen, zodat verdachte ook van dat feit dient te worden vrijgesproken.
Bespreking verweer
Verdachte heeft ter zitting van het hof aangevoerd, dat hij zijn dochter [benadeelde 1] op 3 maart 2008 bewust in het gezicht heeft geslagen, - naar zijn zeggen - omdat zij hysterisch was en om haar dusdoende bij haar positieven te krijgen.
Wat ook zij van verdachtes intentie, door zijn dochter [benadeelde 1] bewust in het gezicht te slaan, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij daardoor pijn zou ondervinden.
Derhalve acht het hof bewezen dat verdachte zijn dochter [benadeelde 1] opzettelijk heeft mishandeld.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1 subsidiair:
hij op 03 maart 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend zijn kind, te weten [benadeelde 1], in het gezicht heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
2 subsidiair:
hij op 20 mei 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [benadeelde 2], met een honkbalknuppel tegen een arm en een been heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 subsidiair en
2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 1 subsidiair
mishandeling, begaan tegen zijn kind.
onder 2 subsidiair:
mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 3 maart 2008 zijn dochter [benadeelde 1] mishandeld door haar in het gezicht te slaan. Hierdoor heeft zij pijn ondervonden.
Enkele maanden later, op 20 mei 2008, heeft verdachte zijn ex-partner, de moeder van [benadeelde 1], eveneens mishandeld. Hij heeft haar met een honkbalknuppel tegen de linkerbovenarm en het linkerbovenbeen geslagen. Hierdoor heeft zij een grote kneuzing gepaard gaande met een zeer forse bloeduitstorting op haar arm, alsmede een grote bloeduitstorting/kneuzing aan haar been opgelopen.
Verdachte heeft door het plegen van deze feiten de lichamelijke integriteit van zijn dochter en die van zijn ex-partner geschonden, tot tweemaal toe heeft hij huiselijk geweld gepleegd.
Het hof heeft ter zitting de indruk gekregen dat verdachte niet het strafwaardige van zijn handelen inziet en geen spijt heeft van zijn daden. Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard, dat de problemen tussen hem en zijn dochter [benadeelde 1] zouden zijn opgelost, omdat zij hem kort geleden heeft bezocht in verband met zijn verjaardag en zij met hem zou hebben gedanst.
Uit het door de Reclassering Nederland omtrent verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 15 juli 2008 is gebleken, dat een behandeling van verdachte gericht op het stoppen van huiselijk geweld is geïndiceerd. Volgens de Reclassering is verdachte echter niet gemotiveerd voor een behandeling, omdat hij van mening is dat zijn gedrag niet hoeft te veranderen.
Op grond van het vorenstaande is het hof, ook in aanmerking nemende dat verdachte blijkens het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 maart 2010 niet eerder is veroordeeld, van oordeel, dat een geheel onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis passend en geboden is. Een geringer aantal uren of een andere minder zware strafmodaliteit doet naar het oordeel van het hof onvoldoende recht aan hetgeen hiervoor is overwogen.
Verbeurdverklaring
Het door het hof verbeurd te verklaren voorwerp is daarvoor vatbaar. Immers met behulp van dat voorwerp is het hiervoor onder 2 subsidiair bewezen verklaarde feit begaan. Uit het onderzoek ter zitting van het hof is gebleken, dat het voorwerp aan verdachte toebehoort.
Benadeelde partij [benadeelde 1]
Gebleken is, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg niet is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Vaststaat dat door het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feit door de benadeelde partij rechtstreeks schade is geleden, voor welke schade verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De benadeelde partij heeft een vergoeding gevorderd voor immateriële schade tot een bedrag van € 750,=.
Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden tot in ieder geval het gevorderde bedrag van € 750,=. De vordering van de benadeelde partij, welke vordering onvoldoende door verdachte is weersproken, behoort derhalve te worden toegewezen tot voormeld bedrag. Het komt het hof gewenst voor om dit bedrag tevens toe te wijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde wettelijke rente is eveneens voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
Gebleken is, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Vaststaat dat door het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde feit door de benadeelde partij rechtstreeks schade is geleden, voor welke schade verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De benadeelde partij heeft een vergoeding gevorderd voor immateriële schade tot een bedrag van € 650,=.
Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden tot in ieder geval het gevorderde bedrag van € 650,=. De vordering van de benadeelde partij, welke vordering niet door verdachte is weersproken, behoort derhalve te worden toegewezen tot voormeld bedrag. Het komt het hof gewenst voor om dit bedrag tevens toe te wijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde wettelijke rente is eveneens voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 subsidiair en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdzestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van tachtig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;
verklaart verbeurd:
een grijs slagwapen;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 1], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van zevenhonderdvijftig euro, vermeerderd met het bedrag van de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop de schade is ontstaan;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van zevenhonderdvijftig euro, vermeerderd met het bedrag van de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop de schade is ontstaan, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 2], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van zeshonderdvijftig euro, vermeerderd met het bedrag van de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop de schade is ontstaan;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van zeshonderdvijftig euro, vermeerderd met het bedrag van de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop de schade is ontstaan, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van dertien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Meijer-Campfens, voorzitter, mr. Lahuis en mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier.