Arrest d.d. 4 mei 2010
Zaaknummer 200.020.314/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
KLM Aeroclub ,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna te noemen: KLM Aeroclub,
advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudende te Leeuwarden,
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. ing. B. Jans, kantoorhoudende te Groningen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 31 oktober 2007 en 16 juli 2008 door de rechtbank Zwolle-Lelystad.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 14 oktober 2008, hersteld bij exploot van 20 oktober 2008, is door KLM Aeroclub hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 16 juli 2008 met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 16 december 2008.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 29 maart 2006 in de zaak met rolnummer 133860 / HA ZA 07-847 gewezen te vernietigen, en opnieuw rechtdoende:
1. als verklaring van recht uit te spreken dat appellante aan de punten II en III van het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 29 maart 2006 heeft voldaan, althans deze naar behoren heeft uitvoerd, en dat er door appellante geen dwangsommen zijn verbeurd;
2. - geïntimeerde te veroordelen het reeds door appellante aan geïntimeerde betaalde bedrag van € 21.050,18 terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling door appellante;"
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie:
"bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, appelante in haar hoger beroep niet ontvankelijk te verklaren althans al haar vorderingen in hoger beroep aan haar te ontzeggen, althans dat uw Hof, eventueel onder verbetering van de gronden, het vonnis door de Rechtbank Zwolle-Lelystad gewezen op 16 juli 2008 met rolnummer 133860/HA ZA 07-847 bekrachtigt, alles met veroordeling van appelante in de kosten van het geding in beide instanties."
Vervolgens heeft KLM Aeroclub een akte rectificatie genomen met als conclusie:
"bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 16 juli 2008 in de zaak met rolnummer 133860 / HA ZA 07-847 gewezen te vernietigen, en opnieuw rechtdoende:
1. als verklaring van recht uit te spreken dat appellante aan de punten II en III van het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 29 maart 2006 heeft voldaan, althans deze naar behoren heeft uitgevoerd, en dat er door appellante geen dwangsommen zijn verbeurd;
2. - geïntimeerde te veroordelen het reeds door appellante aan geïntimeerde betaalde bedrag van € 21.050,18 terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling door appellante;
- subsidiair om de dwangsommen te matigen tot een in goede justitie te bepalen bedrag en om geïntimeerde te veroordelen het teveel ontvangene terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling door appellante;
3. geïntimeerde te veroordelen in de kosten van dit geding en van het geding in eerste aanleg.
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
KLM Aeroclub heeft zeven grieven opgeworpen.
De beoordeling
Ontvankelijkheid
1. [geïntimeerde] vordert dat KLM Aeroclub in het hoger beroep tegen het vonnis d.d. 29 maart 2006 niet-ontvankelijk wordt verklaard, omdat de vordering tot vernietiging van dit vonnis voor het eerst in de memorie van grieven d.d. 24 maart 2009 is ingesteld, terwijl de beroepstermijn reeds op 30 juni 2006 was verstreken.
2. Het hof gaat er mede gelet op de door KLM Aeroclub genomen akte tot rectificatie vanuit dat in de conclusie van de memorie van grieven sprake is van een kennelijke verschrijving in die zin dat KLM Aeroclub niet bedoeld heeft om vernietiging van het vonnis d.d. 29 maart 2006 te vorderen, maar van het vonnis d.d.16 juli 2008, zoals in het petitum van de appeldagvaarding en het herstelexploot is vermeld. Van het vonnis d.d. 16 juli 2008 is KLM Aeroclub tijdig in beroep gekomen.
De feiten
3. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2 (2.1 t/m 2.5) een aantal feiten als vaststaand aangemerkt. Daarover bestaat tussen partijen geen geschil, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan. Aangevuld met wat in hoger beroep nog onweersproken is gesteld, staat (voor zover nog van belang) nu het volgende vast.
3.1. KLM Aeroclub is onderdeel van de KLM Personeelsvereniging Nederland. Zij is opgericht met als doel haar leden individueel of in clubverband de vliegsport te laten beoefenen. Het lidmaatschap staat open voor alle (oud) werknemers van KLM en hun echtgenoten. Daarnaast kunnen ook buitenleden tot de vereniging worden toegelaten, indien zij voldoende binding hebben met de luchtvaart.
3.2. [geïntimeerde] is in 1988 op grond van een buitenlidmaatschap lid geworden van KLM Aeroclub. In het kader van dit lidmaatschap kan hij op basis van zijn "V.O. bevoegdheid" vlieginstructie geven.
3.3. Het bestuur van KLM Aeroclub heeft op 26 mei 2004 besloten [geïntimeerde] als lid van de vereniging te royeren. [geïntimeerde] heeft tegen zijn royement beroep aangetekend bij de Algemene Ledenvergadering die zich echter op 30 juli 2004 achter de bestuursbeslissing tot royement heeft gesteld. [geïntimeerde] heeft vervolgens een procedure gevoerd bij de rechtbank Zwolle-Lelystad. Bij vonnis van 29 maart 2006 heeft de rechtbank als volgt beslist:
I verklaart het besluit van het bestuur van KLM Aeroclub d.d. 26 mei 2004 en het besluit van de Algemene Ledenvergadering van KLM Aeroclub d.d. 30 juli 2004, beide strekkende tot ontzetting van [geïntimeerde] als lid van de vereniging nietig;
II veroordeelt KLM Aeroclub om [geïntimeerde] te herstellen in zijn rechten als lid van de vereniging;
III veroordeelt KLM Aeroclub om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis schriftelijk dan wel per e-mail aan de leden van de vereniging, waaronder [geïntimeerde], mededeling te doen van de nietigverklaring van de ontzetting van [geïntimeerde] en van het feit dat hij in zijn rechten als lid wordt hersteld;
IV bepaalt dat KLM Aeroclub een dwangsom van € 1.000,- verbeurt voor iedere dag dat zij nalatig is gevolg te geven aan het bepaalde onder II en III, met een maximum van € 20.000,-;
(…).
3.4. Na de datum waarop het vonnis is gewezen, maar voor verzending van de hierna geciteerde brief van 2 april 2006, neemt de voorzitter van KLM Aeroclub telefonisch contact met [geïntimeerde] op om de consequenties van het vonnis te bespreken.
3.5. Op 2 april 2006 laat KLM Aeroclub [geïntimeerde] bij aangetekend schrijven het volgende weten:
“ Teneinde uitvoering te geven aan het in hoofde genoemde vonnis, wordt u verzocht contact op te nemen met D.A.J.T. [M], voorzitter van onze vereniging, om een afspraak te maken in zake eerherstel van uw rechten als lid van onze vereniging.
Het te voeren gesprek zal er op gericht zijn helderheid te verschaffen over nog openstaande zaken zoals contributie, restitutie van door leden teveel betaalde instructie alsmede het ten uitvoer brengen van interne procedures conform het huishoudelijk en vliegtechnisch reglement.”
In de brief wordt een aantal data voor de bedoelde bespreking voorgesteld.
3.6. Op 4 april 2006 worden de leden van de KLM Aeroclub per e-mail op de hoogte gebracht van de uitslag van de tussen partijen gevoerde procedure en wordt aangegeven dat als gevolg daarvan “de heer [geïntimeerde] per direct in zijn rechten als lid van de KLM Aeroclub” zal worden hersteld.
3.7. Op 11 april 2006 is het vonnis d.d. 29 maart 2006 aan KLM Aeroclub betekend.
3.8. Bij deurwaardersexploot van 4 oktober 2006 laat [geïntimeerde] een brief d.d. 3 oktober 2006 van zijn raadsman betekenen aan KLM Aeroclub, waarin de raadsman namens zijn cliënt aanspraak maakt op betaling van de verbeurde dwangsommen tot het maximum van € 20.000,-, omdat [geïntimeerde] naar zijn mening niet in zijn rechten als lid van de vereniging is hersteld.
Het geschil
4. Het gaat in deze zaak - kort gezegd - om de vraag of KLM Aeroclub dwangsommen heeft verbeurd, omdat zij de veroordeling om [geïntimeerde] te herstellen in zijn rechten als lid van de vereniging niet of onvoldoende heeft nageleefd.
5. De (in eerste instantie conventionele) vordering van KLM Aeroclub strekt tot een verklaring voor recht dat zij aan het vonnis van de rechtbank d.d. 29 maart 2006 heeft voldaan, althans deze naar behoren heeft uitgevoerd en dat door haar mitsdien geen dwangsommen zijn verbeurd.
[geïntimeerde] vordert (in eerste instantie in reconventie) een verklaring voor recht dat KLM Aeroclub dwangsommen ter hoogte van € 20.000,- aan hem verschuldigd is.
6. Het hoger beroep van KLM Aeroclub is gericht tegen de afwijzing door de rechtbank van haar vordering en de toewijzing van de vordering van [geïntimeerde].
Algemeen juridisch kader
7. De veroordeling van de rechtbank tot herstel van [geïntimeerde] in zijn rechten als lid van de vereniging dient gekwalificeerd te worden als een gebod. In een executiegeschil als het onderhavige, waarbij het gaat om de vraag of dwangsommen zijn verbeurd, omdat een gebod niet of niet voldoende is nageleefd, heeft de rechter niet tot taak de door de bodemrechter besliste rechtsverhouding zelfstandig opnieuw te beoordelen, maar dient hij zich ertoe te beperken de ter uitvoering van het veroordelend vonnis verrichte handelingen te toetsen aan de inhoud van de veroordeling zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Daarbij dient de rechter doel en strekking van de veroordeling tot richtsnoer te nemen in dier voege dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel. Het staat de rechter vrij om bij de uitleg van de veroordeling de maatstaven van redelijkheid en billijkheid te hanteren (zie o.a. HR 20 mei 1994, NJ 1994, 652).
Standpunten van partijen
8. [geïntimeerde] stelt zich op het standpunt dat KLM Aeroclub niet zorg heeft gedragen voor het herstel van [geïntimeerde] in zijn rechten als lid van de vereniging, doordat zij in gebreke is gebleven in de verstrekking van:
- een lidmaatschappas;
- sleutels van bepaalde ruimten;
- inlogcodes voor het alarm en de vliegsimulator;
- gebruiksaanwijzingen van verenigingsruimten, het alarm en de simulator;
- de meest recente uitgaven van statuten van de vereniging, het reglement en bijlagen;
- gegevens over het vliegtuigboekingssysteem;
- nota’s voor de betaling van contributie;
- bericht over de op de rekening-courant te storten bedragen ten behoeve van vliegtuigboekingen, alsmede de in dit kader relevante bankrekeningnummers.
Daarbij heeft KLM Aeroclub niet aan haar verplichting voldaan om [geïntimeerde] in zijn rechten als lid van de vereniging te herstellen door hem niet op de lijst van beschikbare vlieginstructeurs te vermelden.
9. KLM Aeroclub betwist niet dat [geïntimeerde] op grond van zijn lidmaatschap recht kan doen gelden op het bovenstaande, doch stelt dat zij voor deze acties de medewerking van [geïntimeerde] nodig had en dat [geïntimeerde] in onvoldoende mate deze medewerking heeft verleend en/of kennelijk geen gebruik wenste te maken van deze uit zijn lidmaatschap voortvloeiende rechten. KLM Aeroclub brengt bovendien naar voren dat [geïntimeerde], voordat hij aanspraak maakte op de verbeurde dwangsommen, niet kenbaar heeft gemaakt wat hij ter uitvoering van het vonnis in concreto van KLM Aeroclub verwachtte.
De grieven
10. De grieven die allen gericht zijn tegen het oordeel van de rechtbank dat KLM Aeroclub dwangsommen heeft verbeurd, omdat KLM Aeroclub het vonnis d.d. 29 maart 2006 niet is nagekomen, lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
11. Het hof stelt vast dat KLM Aeroclub middels de verzending van een email aan alle leden - waaronder [geïntimeerde] zelf - op 4 april 2006 heeft voldaan aan het in het vonnis van 29 maart 2006 onder III gegeven gebod. Het hof overweegt voorts dat de door de rechtbank in het vonnis onder II uitgesproken veroordeling een abstract geformuleerd gebod is dat voor het concrete geval moet worden ingevuld. Welke maatregelen KLM Aeroclub ter uitvoering van het vonnis d.d. 29 maart 2006 diende te nemen, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.
12. Grief 2 komt - kort gezegd - op tegen het oordeel van de rechtbank dat vast staat dat KLM Aeroclub naar aanleiding van het vonnis d.d. 29 maart 2006 uitsluitend is overgegaan tot - hernieuwde - vermelding op de ledenlijst van de vereniging en het informeren van de leden.
13. Het hof gaat er op grond van de niet weersproken stellingen van KLM Aeroclub vanuit dat KLM Aeroclub ook nog het volgende ter uitvoering van het vonnis d.d. 29 maart 2006 heeft ondernomen:
- het verzenden aan [geïntimeerde] van berichten die ook aan de andere leden werden verstuurd (e-mails en het verenigingsblad)
- de mededeling (o.a. bij brief van 2 april 2006 en email van 4 april 2006) aan [geïntimeerde] dat hij weer in zijn rechten als lid was hersteld;
- de uitnodiging bij brief d.d. 2 april 2006 door KLM Aeroclub van [geïntimeerde] voor een gesprek.
Het hof constateert dat KLM Aeroclub deze maatregelen, waarmee zij een aanvang maakte met de uitvoering van het vonnis, kort na het vonnis d.d. 29 maart 2006 en nog voor de betekening van dit vonnis op 11 april 2006 heeft genomen.
14. Partijen verschillen voorts van mening over de intenties van KLM Aeroclub die [geïntimeerde] uit haar brief d.d. 2 april 2006 heeft mogen afleiden. Volgens KLM Aeroclub heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat uit deze brief afgeleid kan worden dat de bedoeling van het door KLM Aeroclub voorgestane gesprek met [geïntimeerde] veeleer gericht was op de achterstallige verplichtingen van [geïntimeerde] dan op herstel van [geïntimeerde] in zijn rechten als lid van de vereniging (grief 5). KLM Aeroclub stelt juist het voornemen te hebben gehad om in het gesprek aan [geïntimeerde] kenbaar te zullen maken om de nog verschuldigde contributie kwijt te schelden.
15. Het hof leidt uit de in deze brief gebruikte bewoordingen “ teneinde uitvoering te geven aan het in hoofde genoemd vonnis ” af dat KLM Aeroclub middels deze brief aan [geïntimeerde] haar intentie kenbaar heeft gemaakt om met [geïntimeerde] de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bespreken. Dat dit volgens [geïntimeerde] (ook) andere maatregelen diende te behelzen dan de gespreksonderwerpen die door KLM Aeroclub in deze brief worden aangestipt, doet hieraan niet af. Uit de door KLM Aeroclub gebruikte bewoordingen zou wellicht afgeleid kunnen worden dat KLM Aeroclub niet veel geestdrift aan de dag legde bij de uitvoering van het bevel om [geïntimeerde] weer in zijn rechten uit hoofde van het lidmaatschap te herstellen, doch het hof leidt uit deze brief niet af dat KLM Aeroclub het herstel van [geïntimeerde] in zijn rechten als lid afhankelijk wenste te stellen van zijn nakoming van achterstallige verplichtingen. Het woord "achterstallig" wordt door KLM Aeroclub als zodanig ook niet gebruikt in deze brief.
16. KLM Aeroclub heeft voorts benadrukt dat zij, alvorens [geïntimeerde] daadwerkelijk kon gaan vliegen, zijn medewerking behoefde, opdat ze kon controleren of zijn vliegbevoegdheid nog in orde was en opdat zij hem kon informeren omtrent gewijzigde procedures. Dat was naar het oordeel van het hof gezien de verantwoordelijkheid van KLM Aeroclub voor de vliegveiligheid een alleszins redelijk verlangen. [geïntimeerde] heeft ook niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist dat KLM Aeroclub terzake van de hervatting van het lidmaatschap op deze punten zijn medewerking behoefde.
17. Het bovenstaande leidt het hof tot het oordeel dat [geïntimeerde] in dit geval, waarin KLM Aeroclub hem expliciet kenbaar had gemaakt dat hij in zijn rechten als lid was hersteld en zich bereid had getoond in overleg met hem verdere uitvoering aan het vonnis te geven, niet slechts passief mocht afwachten wat KLM Aeroclub ter verdere nakoming van het vonnis zou ondernemen, maar dat van hem verwacht mocht worden in te gaan op de uitnodiging d.d. 2 april 2006 van KLM Aeroclub. [geïntimeerde] heeft echter in het geheel niet op deze uitnodiging gereageerd en hij heeft overigens KLM Aeroclub in het ongewisse gelaten over de door hem van KLM Aeroclub verwachte maatregelen tot nakoming van het vonnis van de rechtbank d.d. 29 maart 2006. Het hof is van oordeel dat KLM Aeroclub in deze omstandigheden het vonnis van de rechtbank d.d. 29 maart 2006 naar behoren heeft uitgevoerd en dat er daarom geen dwangsommen door haar zijn verbeurd.
18. De grieven treffen doel.
De slotsom
19. Het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd. Het hof zal, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van KLM Aeroclub toewijzen en die van [geïntimeerde] afwijzen. [geïntimeerde] zal worden veroordeeld tot terugbetaling van hetgeen KLM Aeroclub uit hoofde van het vonnis van de rechtbank reeds aan [geïntimeerde] heeft voldaan. Tevens zal [geïntimeerde] als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties (eerste instantie: tarief III, 2 ½ punt; hoger beroep: tarief III, 1 punt).
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
verklaart voor recht dat KLM Aeroclub de punten II en III van het dictum van het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 29 maart 2006 naar behoren heeft uitgevoerd en dat er door haar geen dwangsommen zijn verbeurd;
veroordeelt [geïntimeerde] het reeds door KLM Aeroclub aan hem betaalde bedrag van € 21.050,18 - vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van betaling van dit bedrag door KLM Aeroclub aan [geïntimeerde] - aan KLM Aeroclub terug te betalen;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van KLM Aeroclub:
in eerste aanleg op € 321,85 aan verschotten en € 1.447,50 aan geliquideerd salaris voor de advocaat,
in hoger beroep op € 715,44 aan verschotten en € 1.158,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen;
wijst de vordering van [geïntimeerde] af.
Aldus gewezen door mrs. Janse, voorzitter, Wind en Tjallema, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 4 mei 2010 in bijzijn van de griffier.