ECLI:NL:GHARN:2010:BN0331

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
22 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.061.381/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Streppel
  • H. Hofstee
  • A. Weening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot nakoming van echtscheidingsovereenkomst betreffende de echtelijke woning

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 22 juni 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een vrouw en een man in het kader van hun echtscheiding. De vrouw had in eerste aanleg een vordering ingesteld bij de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarin zij de man verzocht om de echtelijke woning te verlaten, zodat deze kon worden verkocht. De voorzieningenrechter had deze vordering afgewezen, omdat de woning in gezamenlijke eigendom was en er geen beslissing was dat de vrouw de woning met uitsluiting van de man mocht bewonen.

De vrouw heeft hoger beroep ingesteld en in haar beroepschrift verzocht om de man te veroordelen de woning onmiddellijk te verlaten. De vrouw voerde aan dat er in december 2009 een overeenkomst was gesloten tussen partijen, waarin was vastgelegd dat de man de woning zou verlaten als hij niet in staat was om de woning te financieren. De man had deze stelling niet betwist, maar voerde aan dat de vrouw hem mondeling had toegestaan langer in de woning te blijven.

Het hof oordeelde dat de vordering van de vrouw tot nakoming van de overeenkomst moest worden toegewezen. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank voor zover het de vordering van de vrouw afwees en veroordeelde de man om de woning binnen twee dagen na betekening van het arrest te verlaten. Daarnaast werd de man gelast mee te werken aan de taxatie en verkoop van de woning, met een dwangsom van € 500 per dag bij niet-naleving. Het hof compenseerde de proceskosten, gezien de status van partijen als gewezen echtelieden.

Uitspraak

Arrest d.d. 22 juni 2010
Zaaknummer 200.061.381/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: de vrouw,
toevoeging,
advocaat: mr. A. Benamar, kantoorhoudende te Almere,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. O. Bolluyt, kantoorhoudende te Almere.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding vonnis uitgesproken op 3 maart 2010 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 29 maart 2010 is door de vrouw hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van de man tegen de zitting van 6 april 2010.
De conclusie van de dagvaarding in hoger beroep, tevens houdende de grieven, luidt:
"om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I de man te veroordelen om de woning gelegen te [adres], aan de [adres] onmiddellijk althans binnen één dag na betekening van het ten dezen te wijzen vonnis correct (zonder vernielingen) te verlaten en verlaten te houden, zulks desnodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie,
II de man te gelasten binnen twee weken na betekening van het ten deze te wijzen vonnis mee te werken aan de taxatie en verkoop van de woning te [adres], aan de [adres] met dien verstande dat de man gehouden zal zijn mee te werken aan het te koop zetten van de woning tegen een naar oordeel van de makelaar marktconforme vraagprijs en dat de man gehouden zal zijn mee te werken aan de verkoop en levering indien en zodra een naar het oordeel van de makelaar marktconforme koopprijs gerealiseerd kan worden; dit alles op verbeurte van een dwangsom van € 500,= per dag dat de man niet aan het vonnis voldoet; dan wel te bepalen dat bij het niet verlenen van medewerking van de man het ten dezen te wijzen vonnis voor de medewerking van de man in de plaatst zal treden,
III de man te gelasten binnen twee weken na betekening van het ten dezen te wijzen vonnis aan de vrouw ter hand te stellen alle bescheiden die betrekking hebben op de woning te [adres], aan de [adres]; dit alles op verbeurte van een dwangsom van € 500,= per dag dat de man niet aan het vonnis voldoet,
IV de man te veroordelen in de kosten van deze procedure."
Bij memorie van antwoord is door de man verweer gevoerd met als conclusie:
"de vrouw in haar beroepschrift niet ontvankelijk te verklaren dan wel het beroepschrift van de vrouw af te wijzen en instandhouding van het vonnis van de Rechtbank Zwolle-Lelystad d.d.
3 maart 2010."
Tenslotte heeft de vrouw de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
De vrouw heeft twee grieven opgeworpen.
De beoordeling
Wijziging van eis
1. De dagvaarding in hoger beroep bevat een wijziging van eis.
Nu de man geen bezwaar heeft gemaakt tegen deze wijziging en deze niet in strijd is met de goede procesorde, zal het hof recht doen op de voet van de aldus gewijzigde eis.
De feiten
2. De vrouw heeft geen grieven aangevoerd tegen de weergave van de feiten in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.5) van het bestreden vonnis, zodat ook het hof hiervan zal uitgaan.
Naast deze feiten staat vast dat partijen in december 2009 een overeenkomst hebben gesloten die, voor zover thans van belang, het navolgende inhoudt:
“1) De man zal zo spoedig mogelijk doch uiterlijk 15 januari 2010 met schriftelijke (financiële) stukken van zijn hypotheekadviseur aantonen of hij wel of niet in staat is om de voormalige echtelijke koopwoning van partijen te financieren.
2) Mocht de man niet in staat zijn om deze te financieren, zal hij uiterlijk 15 januari 2010 de voormalige echtelijke koopwoning verlaten en deze niet meer verder betreden.”
3. Het hoger beroep beperkt zich tot de afwijzing door de voorzieningerechter van de vordering van de vrouw om de man te veroordelen om de voormalige echtelijke woning aan het [adres] te [woonplaats] met onmiddellijke ingang te verlaten.
De grieven
4. In grief 1 klaagt de vrouw over het oordeel van de voorzieningenrechter dat er op neerkomt dat de vordering van de vrouw om de man te veroordelen de echtelijke woning te verlaten, moet worden afgewezen. Dit oordeel was gebaseerd op de overweging dat de woning in gezamenlijke eigendom aan de vrouw en de man toebehoort, terwijl er geen beslissing van de rechtbank is dat de vrouw gerechtigd is de bewoning van de woning met uitsluiting van de man voort te zetten.
In grief 2 klaagt de vrouw erover dat de voorzieningenrechter is voorbijgegaan aan de hiervoor onder 2 bedoelde overeenkomst van partijen die door haar (mede) aan haar vordering ten grondslag is gelegd.
5. De man heeft de stelling van de vrouw dat hij niet in staat is de woning te financieren en dat hij volgens onderdeel 2 van de overeenkomst van december 2009 de woning daarom per 15 januari 2010 had moeten verlaten, niet betwist. De man voert in de memorie van antwoord slechts aan dat de vrouw hem mondeling te kennen heeft gegeven langer de woning te mogen blijven maar dat hem niet duidelijk is gemaakt tot wanneer precies.
6. Hoewel de vrouw niet meer heeft kunnen reageren op deze laatste stelling van de man, gaat het hof daaraan voorshands voorbij nu de man zijn stelling op geen enkele wijze heeft onderbouwd.
7. Daargelaten het door grief 1 bestreden oordeel van de rechtbank, is het hof van oordeel dat de vordering van de vrouw die strekt tot nakoming van de door partijen in december 2009 gesloten overeenkomst moet worden toegewezen.
8. Grief 2 slaagt aldus.
De slotsom
9. Het beroep is gegrond. Het bestreden vonnis dient ten dele te worden vernietigd, terwijl opnieuw recht gedaan moet worden als na te melden. Nu partijen gewezen echtelieden zijn, zullen de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, eveneens als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover daarbij de hierna geformuleerde veroordeling niet is uitgesproken;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt de man om de woning [adres] binnen twee dagen na betekening van dit arrest te verlaten en verlaten te houden;
bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. Streppel, voorzitter, Hofstee en Weening, raden,
en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 22 juni 2010 in bijzijn van de griffier.