ECLI:NL:GHARN:2010:BN0334

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
25 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001893-07
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg
  • H. Heins
  • G.N. Roes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep voor diefstal met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem op 25 juni 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor het medeplegen van diefstal met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De politierechter had een straf opgelegd en een maatregel getroffen, maar de verdachte ging hiertegen in hoger beroep. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 23 september 2008 en 11 juni 2010 is het bewijs tegen de verdachte besproken. De advocaat-generaal had gevorderd tot een gevangenisstraf van vijf maanden en een schadevergoeding aan de benadeelde partij. Het hof heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de ten laste gelegde feiten. De rechtbank had niet de overtuiging gekregen dat de verdachte de feiten had begaan, en heeft daarom de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. De benadeelde partij, die zich in de eerste aanleg had gevoegd, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. Het hof heeft de kosten van het geding voor de benadeelde partij op nihil vastgesteld. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rechten van de verdachte in het strafproces.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001893-07
Parketnummer eerste aanleg: 07-607158-07
Arrest van 25 juni 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 20 juli 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1975] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres] 29,
ter terechtzitting van 23 september 2008 wel, maar ter terechtzitting van 11 juni 2010 niet verschenen. Wel verschenen is mr. L.D.H. Lesmeister - de Jong, advocaat te Almere, als raadsvrouw van verdachte.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, een maatregel opgelegd en op de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep d.d. 23 september 2008 en 11 juni 2010, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft zij gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij ad € 780,- zal toewijzen en een schadevergoedingsmaatregel ad
€ 260,-, subsidiair 5 dagen vervangende hechtenis, zal opleggen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 21 april 2007 in de gemeente[naam gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee, inhoudende (ondermeer) een geldbedrag van ongeveer 25 Euro, in elk geval een geldbedrag en/of een of meer (bank)pasjes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- voornoemde van [benadeelde partij] een of meermalen op dwingende toon heeft/hebben gezegd in een auto te stappen en/of (vervolgens) met genoemde auto is/zijn weggereden en/of
- tegen die [benadeelde partij] (op dreigende toon) heeft/hebben gezegd dat hij, verdachte zijn portemonnee wilde hebben en/of
- met kracht de arm van die [benadeelde partij] heeft/hebben vastgepakt en/of
- die [benadeelde partij] meermalen, in elk geval eenmaal met (grote) kracht in zijn gezicht, in elk geval tegen zijn hoofd heeft/hebben geslagen.
2.
hij op of omstreeks 21 april 2007 in de gemeente [naam gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/is (hebben/zijn) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet voornoemde van [benadeelde partij] op dwingende toon gezegd in een auto te stappen en/of (vervolgens) met genoemde auto weggereden en/of niet gestopt op het moment dat die [benadeelde partij] aangaf dat hij uit de auto wilde.
Vrijspraak
Het hof heeft uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Benadeelde partij [benadeelde partij]
Gebleken is, dat de benadeelde partij [benadeelde partij] zich in het geding in eerste aanleg ter zake van het onder 1 ten laste gelegde heeft gevoegd en dat zijn vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Nu aan de verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde geen straf of maatregel wordt opgelegd, terwijl evenmin artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt toegepast, dient de benadeelde partij, gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering, in haar vordering
niet-ontvankelijk te worden verklaard, met veroordeling van de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, mr. H. Heins en mr. G.N. Roes, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. G.N. Roes buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.