ECLI:NL:GHARN:2010:BN0748

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
2 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002815-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg
  • P.J.M. van den Bergh
  • H.J. de Ruijter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling van eigendom en oplegging van voorwaardelijke geldboete

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 2 juli 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1971, was eerder veroordeeld voor een misdrijf en had in hoger beroep beroep aangetekend tegen de veroordeling voor het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van een ruit die toebehoorde aan zijn ex-partner. De politierechter had de verdachte een straf opgelegd, maar de verdachte was het niet eens met deze uitspraak en ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof het bewijs tegen de verdachte opnieuw beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 april 2008 in een vlaag van woede een ruit heeft vernield, wat resulteerde in materiële schade voor de benadeelde partij. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte opnieuw zou veroordelen tot een voorwaardelijke geldboete van € 100,-, met een proeftijd van twee jaar, en dat de benadeelde partij in haar vordering tot schadevergoeding zou worden ontvangen voor de materiële schade.

Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen causaal verband was aangetoond tussen de gedraging van de verdachte en de schade aan de televisie. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 100,-, subsidiair twee dagen vervangende hechtenis, en heeft de benadeelde partij in de kosten van het geding veroordeeld. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte strafbaar heeft verklaard voor het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

parketnummer: 24-002815-08
parketnummer eerste aanleg: 07-480339-08
Arrest van 2 juli 2010 van het gerechtshof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 17 november 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1971] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke geldboete van
€ 100,-, subsidiair twee dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen voor zover het betreft de materiële schade en dat het hof de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 13 april 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 april 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, toebehorende aan [benadeelde], heeft vernield.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk en wederechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort vernielen.
Strafbaarheid
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op 13 april 2008 in een vlaag van woede schuldig gemaakt aan de vernieling van een ruit van de woning van [benadeelde], zijnde de ex-partner van de vader van de verdachte. Hiermee heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van [benadeelde] en haar aldus materiële schade toegebracht.
Uit het uittreksel uit de justiti?le documentatie met betrekking tot de verdachte van
9 maart 2010 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld ter zake van andersoortige strafbare feiten.
Het hof heeft voorts rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het strafdossier en ter terechtzitting van het hof heeft kunnen blijken. Gelet op de zich in het strafdossier bevindende brief van de huisarts van de verdachte van 3 juni 2008 is het bewezen verklaarde delict niet het enige incident geweest tussen de verdachte en het slachtoffer [benadeelde]. Die eerdere incidenten hebben klaarblijkelijk niet geleid tot justitiecontacten. Kennelijk heeft de verdachte op 13 april 2008 bij het slachtoffer [benadeelde] een grens overschreden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat - evenals in eerste aanleg - aan de verdachte een voorwaardelijke geldboete zal worden opgelegd. Gezien de bovenstaande overwegingen en mede om te voorkomen dat verdachte opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten zal plegen, acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde straf passend en geboden. Daarbij heeft het hof rekening gehouden met de financi?le draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Vordering van de benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat de vordering van de benadeelde partij in eerste aanleg deels is toegewezen en voor het overige niet-ontvankelijk is verklaard en dat de benadeelde partij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Naar het oordeel van het hof is de vordering van de benadeelde partij - welke vordering door de verdachte is betwist - niet eenvoudig van aard. Meer in het bijzonder is niet duidelijk of er een causaal verband aanwezig is tussen een schadeveroorzakende gedraging van de verdachte en de door de benadeelde partij geclaimde schade aan de televisie. De benadeelde partij dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot een geldboete van honderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twee dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling, noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, mr. P.J.M. van den Bergh en mr. H.J. de Ruijter, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier. Mrs. P.J.M. van den Bergh en H.J. de Ruijter zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.