ECLI:NL:GHARN:2010:BN2839
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- A. Garos
- J. Jonkman
- M. Kuiken
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van verzoek tot ontslag bewindvoerder in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 25 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van een verzoek tot ontslag van een bewindvoerder. Appellant, de broer van de rechthebbende, had eerder bij de rechtbank Groningen verzocht om het mentorschap en bewindvoerderschap van de heer [ex-bewindvoerder] te beëindigen. De rechtbank had dit verzoek op 7 april 2009 afgewezen, waarna appellant in hoger beroep ging. Het hof heeft vastgesteld dat appellant niet behoort tot de groep van personen die een verzoek tot ontslag van de bewindvoerder kan indienen, zoals bedoeld in de artikelen 1:448 en 1:461 van het Burgerlijk Wetboek. Dit betekent dat hij ook geen hoger beroep kan instellen tegen de beschikking van de rechtbank.
Het hof heeft de ontvankelijkheid van appellant in zijn verzoek aan de orde gesteld en geconcludeerd dat de wijziging van het verzoek toelaatbaar is, maar dat appellant niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn hoger beroep. De rechthebbende en de bewindvoerder/mentor hebben het gewijzigde verzoek bestreden en verzocht om niet-ontvankelijkheid van appellant. Het hof heeft de proceskosten aan de zijde van de rechthebbende en de bewindvoerder/mentor begroot op € 1.264,- voor salaris van de advocaat en € 196,50 aan griffierecht.
De beslissing van het hof houdt in dat appellant niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek en dat hij de kosten van het geding in hoger beroep moet vergoeden. De kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad. Deze uitspraak benadrukt de strikte regels omtrent de ontvankelijkheid van verzoeken in het kader van bewind en mentorschap, en de beperkte mogelijkheden voor familieleden om hiertegen in beroep te gaan.