Parketnummer: 24-000456-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-620287-09
Arrest van 5 augustus 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 2 februari 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1956] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres] 27,
thans verblijvende in P.I. Flevoland, HvB Lelystad te Lelystad,
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsvrouw van verdachte
mr. N.C. Milani, advocaat te Lelystad.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en een bijkomende straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie en de verdachte zijn op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Op 20 juli 2010 heeft de raadsvrouw op de voorgeschreven wijze het hoger beroep ingetrokken.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsvrouw van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de uitspraak van de eerste rechter zal bevestigen met uitzondering van de op te leggen straf en in plaats daarvan een gevangenisstraf zal opleggen van 18 maanden. Voorts heeft hij ten aanzien van de in beslag genomen goederen gevorderd dat het hof de auto, het geld en de mobiele telefoon merk Nokia verbeurd zal verklaren en de mobiele telefoon merk Sony Ericsson zal teruggeven aan verdachte.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2008 tot 8 oktober 2009 in de gemeente [gemeente] en/of [gemeente], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/of alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende hero?ne (diacetylmorfine) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in of omstreeks 8 oktober 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of (ongeveer) 2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft ter zitting betoogd dat er bij de totstandkoming van de verklaringen van een groot aantal getuigen (namelijk [namen]) sprake is geweest van vormverzuimen in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering en dat de verklaringen van de betreffende getuigen als gevolg hiervan dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Ook heeft de raadsvrouw betoogd dat de verklaringen van diezelfde getuigen niet betrouwbaar zijn en dat ook om die reden bewijsuitsluiting dient te volgen. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de getuigen harddrugsgebruikers zijn en bovendien zijn gehoord als verdachte, terwijl niet blijkt waarvan zij verdacht werden. Ook heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de getuigen zijn gehoord op de openbare weg of in hun eigen huis, en dat haar cli?nt in het Huis van Bewaring heeft vernomen dat bepaalde verklaringen zouden zijn gekocht doordat getuigen, teneinde te verklaren, geld zouden hebben gekregen van de wijkagent.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Niet is gebleken dat in het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd. Bewijsuitsluiting wegens onrechtmatig verkregen bewijs is dan ook niet aan de orde. Nu evenmin is gebleken dat doelbewust en met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte is gehandeld, is er geen reden om tot bewijsuitsluiting over te gaan. Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen. Het feit dat de getuigen niet op het politiebureau zijn gehoord doet aan de betrouwbaarheid niet af. Ook het feit dat de getuigen als verdachte (van overtreding van de Opiumwet) zijn gehoord doet hieraan niet af. Integendeel, zij hadden als verdachte het recht om te zwijgen. Dat zij evenwel hebben verklaard over hun drugsgebruik en daarmee niet alleen verdachte maar ook zichzelf belastten, maakt hun verklaringen eerder betrouwbaarder dan onbetrouwbaarder.
Het hof merkt hierbij op, dat het verweer voor zover dit ziet op het feit dat de verklaringen van een aantal getuigen gekocht zouden zijn, op geen enkele manier door de raadsvrouw is onderbouwd en ook anderszins op geen enkele manier aannemelijk is geworden. Het hof neemt deze ongefundeerde beschuldiging dan ook niet serieus en acht het uiten van een dergelijke beschuldiging ongepast.
Op grond van voorgaande verwerpt het hof de verweren.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 oktober 2008 tot 8 oktober 2009 in de gemeente [gemeente] en [gemeente], meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 8 oktober 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 6 gram van een materiaal bevattende hero?ne en (ongeveer) 2 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
1.
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2.
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 1 oktober 2008 tot 8 oktober 2009 schuldig gemaakt aan grootschalige handel in heroïne en cocaïne. Verder heeft verdachte zich op 8 oktober 2009 schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van heroïne en cocaïne. Verdachte heeft door zijn handelwijze de volksgezondheid in gevaar gebracht. Cocaïne en heroïne zijn voor de gezondheid van gebruikers zeer schadelijke stoffen. Bovendien is de handel in, en het gebruik van deze drugs bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de daarmee vaak gepaard gaande door gebruikers gepleegde criminaliteit.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 maart 2010 - eerder is veroordeeld ter zake van overtreding van de Opiumwet. Het hof zal deze omstandigheid als strafverzwarend laten meewegen.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden hoogte, zoals deze was opgelegd door de rechter in eerste aanleg, een passende en noodzakelijke bestraffing is. Voor het bepalen van deze straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de landelijk geldende ori?ntatiepunten met betrekking tot het dealen in harddrugs. Voor het opleggen van een langere dan wel kortere gevangenisstraf - zoals respectievelijk gevorderd door de advocaat-generaal en verzocht door de raadsvrouw - ziet het hof geen aanleiding.
Beslag
Het hof zal de in beslag genomen personenauto (Daihatsu Valera) en de mobiele telefoon merk Nokia verbeurd verklaren. Met behulp van deze voorwerpen zijn de bewezen verklaarde strafbare feiten begaan.
Het geldbedrag van € 250,- en de mobiele telefoon merk Sony Ericsson zullen worden teruggegeven aan verdachte. Het hof overweegt ten aanzien van voornoemd geldbedrag, dat niet kan worden vastgesteld dat dit geheel dan wel grotendeels door middel van de bewezenverklaarde strafbare feiten onder 1. is verkregen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart verbeurd:
een mobiele telefoon merk Nokia
een personenauto Daihatsu Valera;
gelast de teruggave aan verdachte van: een geldbedrag van € 250,- een mobiele telefoon merk Sony Ericsson.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G. Dam, voorzitter, mr. P. Koolschijn en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier, zijnde mr. Dam en mr. Wiarda beiden voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.