ECLI:NL:GHARN:2010:BN4013

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
10 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.047.419
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Melssen
  • A. Idsardi
  • J. Greve
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezamenlijk gezag over minderjarig kind door stiefvader en moeder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 10 augustus 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezamenlijk gezag van een stiefvader en een moeder over hun minderjarige kind. De stiefvader en de moeder, die sinds maart 2004 samenleven met het kind, hadden in eerste aanleg een verzoek ingediend om gezamenlijk met het gezag over het kind belast te worden. Dit verzoek was door de rechtbank Zwolle-Lelystad afgewezen. De stiefvader en de moeder hebben hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij zij de beschikking van de rechtbank wilden laten vernietigen.

Het hof heeft vastgesteld dat het kind, geboren in 1997, uit de affectieve relatie tussen de vader en de moeder voortkomt. De vader heeft het kind erkend, maar de stiefvader en de moeder hebben het kind samen opgevoed. Het hof heeft de voorwaarden voor gezamenlijk gezag beoordeeld, zoals vastgelegd in artikel 1:253t lid 2 BW. Het hof concludeert dat de stiefvader en de moeder aan deze voorwaarden voldoen, aangezien zij gedurende een aaneengesloten periode van vijf jaar samen de zorg voor het kind hebben gehad en de moeder sinds de geboorte van het kind alleen met het gezag belast is geweest.

De vader heeft het verzoek bestreden en aangevoerd dat het kind in een loyaliteitsconflict verkeert. Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen gegronde vrees bestaat dat de belangen van het kind verwaarloosd zouden worden bij inwilliging van het verzoek. Het hof heeft de belangen van het kind vooropgesteld en vastgesteld dat het in het belang van het kind is dat de feitelijke situatie, waarin de stiefvader en de moeder samen het gezag uitoefenen, ook juridisch wordt erkend. Het hof heeft daarom de beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat het gezag over het kind voortaan mede aan de stiefvader toekomt.

Uitspraak

Beschikking d.d. 10 augustus 2010
Zaaknummer 200.047.419
HET GERECHTSHOF ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
1. [appellant],
hierna te noemen: de stiefvader,
2. [appellante],
hierna te noemen: de moeder,
appellanten,
beiden wonende te [woonplaats],
advocaat mr. J. Elte, kantoorhoudende te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. S.G.B.M. Schönhage, kantoorhoudende te Almere.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 3 augustus 2009 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, voor zover hier van belang, het verzoek van de stiefvader en de moeder om hen gezamenlijk met het gezag over [het kind] (hierna: [het kind]), geboren op [1997] in de gemeente [woonplaats], te belasten afgewezen.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 2 november 2009, hebben de stiefvader en de moeder verzocht de beschikking van 3 augustus 2009 te vernietigen en opnieuw beslissende te bepalen dat zij alsnog tezamen het gezag over [het kind] verkrijgen.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 17 december 2009, heeft de vader het verzoek bestreden en verzocht appellanten in hun beroepschrift niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel het beroepschrift van de appellanten af te wijzen.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken.
Op 9 juni 2010 is de minderjarige [het kind] gehoord door een raadsheer-commissaris.
Ter zitting van 9 juni 2010 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de stiefvader en de moeder, bijgestaan door mr. Elte, en de vader, bijgestaan door mr. Schönhage.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. [het kind] is geboren uit de affectieve relatie die haar vader en moeder met elkaar hebben gehad. De vader heeft [het kind] erkend. De stiefvader en de moeder wonen sinds maart 2004 met [het kind] en haar stiefbroertje [stiefbroertje] samen. De stiefvader en de moeder zijn op [trouwdag] met elkaar gehuwd.
2. De stiefvader en de moeder hebben op 18 mei 2009 hun inleidend verzoekschrift ingediend, waarin zij de rechtbank hebben verzocht, voor zover nog van belang, dat zij gezamenlijk met het gezag over [het kind] worden belast.
3. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist als hiervoor vermeld onder het kopje "Het geding in eerste aanleg". Tegen deze beslissing, voor wat betreft de afwijzing van het verzoek van de stiefvader en de moeder om hen gezamenlijk met het gezag over [het kind] te belasten, is het hoger beroep van de stiefvader en de moeder gericht.
De overwegingen van het hof
4. Indien het gezag over een kind bij één ouder berust, kunnen de met het gezag belaste ouder en een ander dan de ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat gezamenlijk met het gezag over het kind belast worden. In het geval dat het kind tevens in familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder wordt het verzoek hiertoe slechts toegewezen, indien de ouder en de ander op de dag van het verzoek gedurende tenminste een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor het kind hebben gehad en de ouder die het verzoek doet op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van drie jaren alleen met het gezag belast is geweest. Het verzoek wordt afgewezen indien, mede in het licht van de belangen van een andere ouder, gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.
5. Nu de vader [het kind] heeft erkend, is er sprake van een andere (juridische) ouder die tevens in familierechtelijke betrekking staat tot [het kind]. Derhalve kan het verzoek van de stiefvader en de moeder om hen gezamenlijk met het gezag over [het kind] te belasten slechts onder de voorwaarden genoemd in artikel 1:253t lid 2 BW worden toegewezen. Nu de moeder reeds vanaf de geboorte van [het kind] (onafgebroken) eenzijdig belast is geweest met het gezag over haar en de stiefvader voorafgaand aan het verzoek reeds vijf aaneengesloten jaren gezamenlijk met de moeder de zorg over [het kind] heeft gehad, waaruit tevens kan worden afgeleid dat de stiefvader in een nauwe persoonlijke betrekking tot [het kind] staat, is aan de voorwaarden voldaan. Naar het oordeel van het hof is niet gebleken dat er gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging van het verzoek van de stiefvader en de moeder de belangen van [het kind] zouden worden verwaarloosd. Het hiertoe door de vader aangevoerde, te weten dat [het kind] in een loyaliteitsconflict verkeert en dat zij heeft aangegeven niet te willen kiezen tussen haar vader en moeder, wordt door het hof niet onderschreven, nu de stelling dat [het kind] in een loyaliteitsconflict zou verkeren - door de Raad voor de Kinderbescherming en de rechtbank in eerste aanleg - (enkel) is gebaseerd op uitlatingen van [het kind] tijdens een kinderverhoor dat een jaar geleden heeft plaatsgevonden en er overigens geen aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat sprake is van een loyaliteitsconflict. Het hof merkt op dat hiervan tijdens het recente(re) kinderverhoor van [het kind] dat op 9 juni 2010 heeft plaatsgevonden ook niet is gebleken. Inwilliging van het verzoek van de stiefvader en de moeder leidt er naar het oordeel van het hof, ook wanneer gekeken wordt naar de door de vader aangevoerde belangen, te weten dat hij zelf (samen met de moeder) het gezag over [het kind] wenst uit te oefenen, zodat hij (bijvoorbeeld) op de middelbare school met de mentor van [het kind] kan praten en de opvoeding en verzorging van [het kind] op zich kan nemen mocht de moeder eventueel komen te overlijden, niet toe dat de belangen van [het kind] zouden worden geschaad. Het hof merkt nog op dat de vader een lange periode geen bemoeienis heeft gehad met het leven van [het kind] en dat de moeder en de stiefvader - in ieder geval vanaf maart 2004 - [het kind] samen hebben opgevoed en verzorgd en de daarbij behorende beslissingen hebben genomen. [het kind] heeft aangegeven zich prettig en veilig te voelen in deze gezinssituatie en dat het ook haar wens is dat de stiefvader gezag over haar krijgt. Het hof acht het daarbij in het belang van [het kind] dat de feitelijke situatie in overeenstemming wordt gebracht met de juridische situatie waarin de stiefvader en de moeder samen het gezag over [het kind] uitoefenen.
6. Op grond van al het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, is het hof van oordeel dat het gezag over [het kind] voortaan mede aan de stiefvader toe dient te komen.
Slotsom
7. Op grond van het voorgaande zal het hof beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor wat betreft de afwijzing van het verzoek van de stiefvader en de moeder van [het kind] om hen gezamenlijk met het gezag over [het kind] te belasten;
en in zoverre opnieuw beslissende:
bepaalt dat het gezag over [het kind] voortaan mede aan de stiefvader toekomt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Aldus gegeven door mrs. Melssen, voorzitter, Idsardi en Greve, raden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 10 augustus 2010 in bijzijn van de griffier.