ECLI:NL:GHARN:2010:BN4018

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
10 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.057.368
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Melssen
  • A. Idsardi
  • J. Greve
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om gezamenlijk gezag over minderjarige afgewezen na eerdere toewijzing aan stiefvader en moeder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 10 augustus 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de biologische vader om samen met de moeder belast te worden met het gezag over hun kind. De moeder, bijgestaan door advocaat mr. J. Elte, had in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 27 november 2009 aangevochten, waarin het gezag over de minderjarige aan de vader was toegewezen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.G.B.M. Schönhage, had eerder een verzoek ingediend om gezamenlijk gezag met de moeder, maar dit verzoek was al eerder door de rechtbank afgewezen.

Het hof heeft vastgesteld dat de stiefvader en de moeder op 18 mei 2009 een verzoek tot gezamenlijk gezag hadden ingediend, dat door de rechtbank was toegewezen. Dit verzoek was dus eerder in behandeling genomen dan het verzoek van de vader. Het hof oordeelde dat, gezien de eerdere toewijzing van het gezag aan de stiefvader en de moeder, er geen ruimte was om het verzoek van de vader toe te wijzen. De vader had geen gezamenlijk gezag met de moeder uitgeoefend en kon daarom niet verzoeken om dit gezag te verkrijgen.

De beslissing van het hof was dat het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag met de moeder over de minderjarige werd afgewezen. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd en de zaak in zijn geheel opnieuw beoordeeld, waarbij de belangen van het kind voorop stonden. De uitspraak benadrukt het belang van de reeds bestaande gezagsverhoudingen en de noodzaak om deze te respecteren in het belang van de minderjarige.

Uitspraak

Beschikking d.d. 10 augustus 2010
Zaaknummer 200.057.368
HET GERECHTSHOF ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. J. Elte, kantoorhoudende te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. S.G.B.M. Schönhage, kantoorhoudende te Almere.
Het geding in eerste aanleg
Bij uitvoerbaar bij voorraad beschikking van 27 november 2009 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, bepaald dat het gezag over de minderjarige [het kind] (hierna: [het kind]), geboren op [1997] in de gemeente [woonplaats], voortaan mede aan de vader toekomt.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 15 februari 2010, heeft de moeder verzocht de beschikking van 27 november 2009 te vernietigen en het verzoek van de vader alsnog af te wijzen.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 31 maart 2010, heeft de vader het verzoek bestreden en verzocht appellante in haar beroepschrift niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel het beroepschrift van appellante af te wijzen, kosten rechtens.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken.
Op 9 juni 2010 is de minderjarige [het kind] gehoord door een raadsheer-commissaris.
Ter zitting van 9 juni 2010 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de moeder, bijgestaan door mr. Elte, en de vader, bijgestaan door mr. Schönhage.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. [het kind] is geboren uit de affectieve relatie die haar vader en moeder met elkaar hebben gehad. De vader heeft [het kind] erkend. [het kind] en haar moeder wonen sinds maart 2004 samen [de stiefvader] (hierna: de stiefvader) en zijn zoon [zoon van de stiefvader]. De stiefvader en de moeder zijn op [trouwdag] met elkaar gehuwd.
2. De vader heeft op 21 augustus 2009 zijn inleidend verzoekschrift ingediend, waarin hij de rechtbank heeft verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat hij gezamenlijk met de moeder belast wordt met het gezag over [het kind].
3. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist als hiervoor vermeld onder het kopje "Het geding in eerste aanleg". Tegen deze beslissing is het hoger beroep van de moeder gericht.
De overwegingen van het hof
4. Op grond van artikel 1:253c BW kan de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten.
5. Echter, nu de stiefvader en de moeder voorafgaand aan het verzoek van de vader om samen met de moeder te worden belast met het gezag over [het kind] al eerder, te weten op 18 mei 2009, hadden verzocht om hen gezamenlijk met het gezag over [het kind] te belasten en zij tegen de beslissing van de rechtbank van 3 augustus 2009 op dit verzoek reeds op 2 november 2009 in beroep zijn gegaan, heeft het hof het beroep van de stiefvader en de moeder als eerst beoordeeld.
6. Het hof heeft het verzoek van de stiefvader en de moeder om hen gezamenlijk met het gezag over [het kind] te belasten toegewezen om redenen als vermeld in de beschikking met zaaknummer 200.047.419. Er is derhalve voor toewijzing van het gezag aan de vader geen plaats meer. Het verzoek van de vader dient te worden afgewezen.
Slotsom
7. Op grond van het voorgaande zal het hof beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw beslissende:
wijst af het inleidende verzoek van de vader om gezamenlijk met de moeder belast te worden met het gezag over [het kind].
Aldus gegeven door mrs. Melssen, voorzitter, Idsardi en Greve, raden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 10 augustus 2010 in bijzijn van de griffier.