ECLI:NL:GHARN:2010:BN4206

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
19 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-001675-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging wegens belediging van Joden

In deze zaak is de verdachte in eerste aanleg vrijgesproken door de rechtbank Utrecht van alle tenlastegelegde feiten. De officier van justitie heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. De zaak is behandeld op 5 augustus 2010 in het Gerechtshof Arnhem, waar de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A. Boumanjal. De kern van de zaak betreft de vraag of het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte, die beschuldigd werd van het beledigen van Joden via een cartoon op een website van de Arabisch-Europese Liga (AEL). De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte het vertrouwen had gekregen dat hij niet vervolgd zou worden, omdat de officier van justitie in een telefonisch gesprek had aangegeven dat alleen de AEL zou worden vervolgd. Het hof heeft vastgesteld dat het vertrouwen van de verdachte gerechtvaardigd lijkt, en dat er geen duidelijke bewijsstukken zijn die het tegendeel aantonen. Het hof heeft daarom geoordeeld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte. Het vonnis van de rechtbank is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan door de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie te verklaren.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-001675-10
Uitspraak d.d.: 19 augustus 2010
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van 22 april 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte]
1. De procedure
In eerste aanleg is verdachte gedagvaard voor de rechtbank te Utrecht. De zaak is daar behandeld op de terechtzittingen van 25 januari 2010, 1 februari 2010 en 8 april 2010. De rechtbank heeft op 22 april 2010 uitspraak gedaan. In dit vonnis is verdachte vrijgesproken van (alle varianten van) het aan hem tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld en tijdig een schriftuur, houdende grieven tegen het vonnis, ingediend.
De zaak is in tegenwoordigheid van verdachte behandeld ter openbare zitting van het gerechtshof op 5 augustus 2010. Verdachte werd bijgestaan door mr A. Boumanjal, advocaat te Utrecht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en verdachte zal veroordelen tot een geldboete van € 2.500,-- subsidiair 45 dagen hechtenis, waarvan € 1.500,-- subsidiair 30 dagen hechtenis voorwaardelijk.
De raadsman heeft bepleit dat het hof het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal verklaren in de vervolging, danwel -subsidiair- verdachte zal vrijspreken.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek voormelde terechtzitting van het hof en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
2. De tenlastelegging
1:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 februari
2006 tot en met 16 september 2009 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen
en/of in vereniging met de Arabisch-Europese Liga (AEL) zich meermalen,
althans éénmaal, (telkens) in het openbaar bij geschrift en/of afbeelding
opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten
Joden, wegens hun ras en/of godsdienst, door op de website
www.arabeuropean.org/netherland en/of www.almouftinoun.arabeuropean.org en/of
www.almouftinoun.com, althans op een website van de AEL, een cartoon te
plaatsen met de volgende inhoud: twee Joodse mannen bestuderen lijken onder
het bordje 'Auswitch'. De ene Joodse man zegt: 'I don't think they are Jews'.
De andere Joodse man zegt: 'We have to get to the 6.000.000 somehow';
2:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 augustus
2009 tot en met 2 september 2009 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen
en/of in vereniging met de Arabisch-Europese Liga (AEL) zich meermalen,
althans éénmaal, (telkens) in het openbaar bij geschrift en/of afbeelding
opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten
Joden, wegens hun ras en/of godsdienst, door op de website
www.arabeuropean.org/netherland een cartoon te plaatsen met de volgende
inhoud: twee Joodse mannen bestuderen lijken onder het bordje 'Auswitch'. De
ene Joodse man zegt: 'I don't think they are Jews'. De andere Joodse man zegt:
'We have to get to the 6.000.000 somehow';
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 augustus
2009 tot en met 2 september 2009 te Utrecht, althans in Nederland, meermalen,
althans éénmaal, (telkens) tezamen en/of in vereniging met de
Arabisch-Europese Liga (AEL), anders dan ten behoeve van zakelijke
berichtgeving, een uiting openbaar heeft gemaakt, die, naar hij wist of
redelijkerwijs moest vermoeden, voor een groep mensen, te weten Joden, wegens
hun ras en/of godsdienst, beledigend is door op de website
www.arabeuropean.org/netherland een cartoon te plaatsen met de volgende
inhoud: twee Joodse mannen bestuderen lijken onder het bordje 'Auswitch'. De
ene Joodse man zegt: 'I don't think they are Jews'. De andere Joodse man zegt:
'We have to get to the 6.000.000 somehow'.
3. Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Door de raadsman van verdachte is een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie onder meer wegens schending van het vertrouwensbeginsel. Door de verdediging is daartoe aangevoerd dat de toenmalige officier van justitie in een telefonisch onderhoud verdachte heeft medegedeeld dat uitsluitend de Arabisch Europese Liga Nederland (hierna te noemen: AEL) zou worden vervolgd. Bij verdachte is aldus het vertrouwen gewekt dat hij niet strafrechtelijk zou worden vervolgd.
Het hof overweegt daaromtrent:
De toenmalige officier van justitie is in eerste aanleg als getuige ter terechtzitting gehoord.
Uit dat verhoor blijkt dat er (telefonische) gesprekken tussen de officier van justitie en verdachte hebben plaatsgevonden. De officier van justitie kon zich bij dat verhoor niet herinneren dat hij aan verdachte heeft medegedeeld dat verdachte niet persoonlijk zou worden vervolgd en dat alleen de AEL zou worden vervolgd. Het lijkt de officier van justitie in ieder geval uiterst onwaarschijnlijk dat hij dit aan verdachte zou hebben medegedeeld omdat iedere beslissing in deze zaak genomen werd in overleg met zijn leidinggevenden en dat omtrent dit punt nimmer overleg heeft plaatsgevonden. Hij verklaart tevens dat hij niet kan uitsluiten dat hij had gezegd dat alleen de AEL zou worden vervolgd.
Uit de stukken van de zaak is het hof gebleken dat de aangifte, de advisering, de uitnodiging voor het sepotgesprek en de sepotbrief alle op naam van de AEL zijn gesteld. Ten aanzien van verdachte in persoon is op deze punten niets in het dossier te vinden. Ook in het in september 2009 gestarte opsporingsonderzoek wordt er steeds de nadruk op gelegd, dat verdachte als vertegenwoordiger van de AEL handelde. In de ontbiedingsbrief voor het verhoor door de politie staat zelfs met zoveel woorden: “Aangezien u als vertegenwoordiger van de verdachte wordt gehoord heeft u het recht om voor aanvang van het verhoor overleg met uw raadsman te hebben”.
Daar staat weliswaar tegenover dat de processen-verbaal op naam van verdachte staan en dat zijn zaak een lager parketnummer heeft dan de zaak tegen de AEL (m.a.w. de strafzaak tegen verdachte is eerder ingeschreven dan de strafzaak tegen AEL). Echter dit speelt na augustus 2009 en toen zou al het vertrouwen van niet-vervolging zijn gewekt door de officier van justitie.
Gelet op het voorgaande stelt het hof vast dat (thans) niet meer kan worden achterhaald en er niet meer met zekerheid kan worden vastgesteld of het vertrouwen van verdachte, dat hij niet vervolgd zou worden, gerechtvaardigd was of is. Het hof heeft geen redenen om te twijfelen aan hetgeen door en namens verdachte hieromtrent naar voren is gebracht.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is dat door de officier van justitie bij verdachte het vertrouwen is gewekt dat hij niet strafrechtelijk zou worden vervolgd. Het hof zal derhalve het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging van verdachte.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie niet ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Aldus gewezen door
mr R. van den Heuvel, voorzitter,
mr J.M.J. Denie en mr M.J. Stolwerk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G. Heeres, griffier,
en op 19 augustus 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.