ECLI:NL:GHARN:2010:BN4708

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001611-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en oplegging PIJ-maatregel na bewezenverklaring van geweldsmisdrijven

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 20 augustus 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1992 en thans verblijvende in JPC De Sprengen te Zutphen, was in eerste aanleg veroordeeld tot een maatregel in verband met meerdere geweldsmisdrijven. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, wat van invloed is op de strafmaat. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het hof de maatregel van onvoorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ) oplegt. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof de verdachte in zaak A primair vrijsprak, maar de subsidiaire tenlastelegging, alsook de tenlasteleggingen in zaak B en C, bewezen heeft verklaard. De bewezen feiten omvatten onder andere poging tot zware mishandeling en bedreiging met een mes. Het hof heeft geconstateerd dat de verdachte lijdt aan meerdere (ziekelijke) stoornissen, wat zijn gedrag beïnvloedt. De deskundigen hebben geadviseerd tot een klinische behandeling in een gesloten setting, gezien de hoge kans op recidive en de complexiteit van de problematiek. Het hof heeft uiteindelijk besloten tot oplegging van de PIJ-maatregel voor de duur van twee jaren, met als doel de kans op recidive te verminderen en de ontwikkeling van de verdachte te bevorderen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001611-09
Parketnummers eerste aanleg: 07-607148-08, 07-612399-08 en 07-614127-09
Arrest van 20 augustus 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 16 juni 2009 in de oorspronkelijk onder de parketnummers 07-607148-08, 07-612399-08 en 07-614127-09 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C tegen:
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in JPC De Sprengen te Zutphen,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.F. Vogel, advocaat te Leusden.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, wegens misdrijven veroordeeld tot een maatregel, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof aan verdachte de maatregel van onvoorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ) zal opleggen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
Zaak A
hij op of omstreeks 1 april 2008 in de gemeente [gemeente 1] tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken neus en/of een gekneusd rechteroor en/of een kneuzing rond het rechteroog), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) op/tegen de neus en/of op/tegen het rechteroor en/of op/tegen/in het rechteroog, in ieder geval in/op/tegen het gezicht, te slaan en/of te stompen
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
hij op of omstreeks 1 april 2008 in de gemeente [gemeente 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) op/tegen de neus en/of op/tegen het rechteroor en/of op/tegen/in het rechteroog, in ieder geval in/op/tegen het gezicht, heeft/hebben geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
hij op of omstreeks 1 april 2008 in de gemeente [gemeente 1] met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht)
- vastpakken van die [slachtoffer 1] (bij zijn schouders) en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] naar achteren trekken en/of
- het slaan en/of stompen op/tegen de neus en/of op/tegen het rechteroor en/of op/tegen/in het rechteroog, in ieder geval in/op/tegen het gezicht, van die [slachtoffer 1];
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
hij op of omstreeks 1 april 2008 in de gemeente [gemeente 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]) meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) op/tegen de neus en/of op/tegen het rechteroor en/of op/tegen/in het rechteroog, in ieder geval in/op/tegen het gezicht, heeft/hebben geslagen en/of gestompt, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een gebroken neus en/of een gekneusd rechteroor en/of een kneuzing rond het rechteroog), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Zaak B
hij op of omstreeks 01 oktober 2008 in de gemeente [gemeente 2] [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes, in elk geval een (scherp/puntig) voorwerp aan die [slachtoffer 2] getoond en/of dat mes, in elk geval een (scherp/puntig) voorwerp één- of meermalen bewogen in de richting van die [slachtoffer 2];
Zaak C
1.
hij op of omstreeks 12 maart 2009 in de gemeente [gemeente 1] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), meermalen, in ieder geval éénmaal (met kracht) een kopstoot heeft gegeven en/of meermalen, in ieder geval éénmaal (met kracht) in/op/tegen het gezicht/hoofd heeft gestompt/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 27 februari 2009 in de gemeente [gemeente 1] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) een kopstoot heeftgegeven en/of meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) in/op/tegen het gezicht/hoofd heeft gestompt/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
Zaak A subsidiair
hij op 1 april 2008 in de gemeente [gemeente 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] (met kracht) tegen de neus en tegen het rechteroor en op het rechteroog, heeft gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Zaak B
hij op 01 oktober 2008 in de gemeente [gemeente 2] [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes, aan die [slachtoffer 2] getoond en dat mes, bewogen in de richting van die [slachtoffer 2];
Zaak C
1.
hij op 12 maart 2009 in de gemeente [gemeente 1] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), meermalen (met kracht) in het gezicht heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 27 februari 2009 in de gemeente [gemeente 1] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), meermalen, met kracht een kopstoot heeft gegeven en meermalen, met kracht in het gezicht heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld in zaak A subsidiair, zaak B en zaak C onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Zaak A
subsidiair
poging tot zware mishandeling;
Zaak B
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Zaak C
1.
mishandeling;
2.
mishandeling.
Strafbaarheid
Omtrent verdachte is door F.M.J. Bruggeman, psychiater, en J.A.M. Gresnigt, klinisch psycholoog, op 20 mei 2010 een Pro Justitia rapport uitgebracht. Beide deskundigen hebben bij verdachte meerdere (ziekelijke) stoornissen en gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens geconstateerd, uitmondend in gestoord gedrag. Het rapport houdt als conclusie van beide deskundigen in - zakelijk weergegeven - dat het ten laste gelegde als gevolg van die stoornissen verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Het hof verenigt zich met voormelde conclusies en maakt die in zoverre tot de zijne dat het hof verdachte voor het bewezen verklaarde als verminderd toerekeningsvatbaar zal aanmerken.
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Motivering van de op te leggen maatregel
Door de rechtbank is aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) opgelegd. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal eveneens oplegging van deze maatregel gevorderd.
In het Pro Justitia Rapport d.d. 20 mei 2010 doet deskundige F.M.J. Bruggeman, psychiater, onder meer de volgende aanbeveling:
De complexiteit van de psychiatrische problematiek, de risicofactoren, de hoge kans op recidive, de mislukte ITB trajecten met geweldsrecidives maken dat een plaatsing in een jeugdinrichting bij betrokkene onafwendbaar is om tot een vermindering van het recidive risico te komen. Er is bij betrokkene onvoldoende inzicht in zijn handelen en hij is vooral extern gemotiveerd om tot een ambulant traject te komen. Hij geeft geen blijk van enig inzicht wat hiervoor nodig is. Zo wil hij weer wonen bij zijn moeder en denkt hij weer de draad met een aantal afspraken te kunnen oppakken. Tevens is er onvoldoende draagvlak bij de uitvoerende instanties zoals Jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming om een derde poging te wagen.
De deskundige J.A.M. Gresnigt, klinisch psycholoog, doet - in zijn rapport d.d. 20 mei 2010 - onder meer de volgende aanbeveling:
Een forensische behandeling in een gesloten setting is aangewezen om de kans op recidive te verminderen en om de ontwikkeling van onderzochte een positieven wending te geven. De inschatting is dat een ambulante behandeling te weinig mogelijkheden beidt om de complexe problematiek van onderzochte afdoende in beeld te krijgen en te behandelen. Een ambulante behandeling biedt onderzochte op dit moment te veel speelruimte en vrijheid waardoor de kans op recidive in geweldsdelicten in dat geval erg hoog is. Dit mede omdat hij sociaal-maatschappelijk weinig is ingebed. Hierdoor is de kans dat hij weer in contact komt met delinquente vrienden groot, zeker ook als hij weer bij zijn moeder gaat wonen en dus in deze regio blijft. Een klinische, gesloten behandeling is ge?ndiceerd.
De verslaglegging betreffende het ITB-harde Kern traject en reclassering, als ook de informatie vanuit De Sprengen, laten zien dat, wanneer hij te weinig grenzen en structuur krijgt, de kans op agressief en antisociaal gedrag toeneemt. Voorts laat dit en eerder onderzoek zien dat zijn problematiek al langdurig aanwezig en moeilijk te be?nvloeden is, mede omdat hij beperkt leerbaar is, omdat hij nauwelijks probleembesef en weinig doorzettingsvermogen heeft en omdat hij nauwelijks intrinsiek is gemotiveerd om te komen tot gedragsverandering. Alleen een langdurige klinische behandeling kan het mogelijk maken om nieuwe gedragspatronen in te trainen.
Het hof neemt de conclusies van de deskundigen over en maakt die tot de zijne.
Uit het tussenarrest van het hof d.d. 21 december 2009 volgt dat de Raad voor de Kinderbescherming op basis van het hiervoor vermelde rapport nog een met redenen omkleed advies had moeten uitbrengen. Het hof volstaat met de constatering dat een dergelijk (aanvullend) advies ontbreekt, nu het hof zich - gelet op het contact dat er is geweest tussen de Raad en bovengenoemde deskundigen - voldoende ingelicht acht.
Gelet op voormelde conclusies en aanbevelingen van de deskundigen en mede gelet op de eerder uitgebrachte gelijkluidende aanbevelingen van de Jeugdreclassering en van de Raad voor de Kinderbescherming, is het hof van oordeel dat verdachte behandeld dient te worden voor zijn gedragsstoornis en dat deze behandeling plaats dient te vinden in het kader van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
De bewezen verklaarde feiten betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Gelet op het grote gevaar voor recidive, eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen oplegging van de PIJ-maatregel. Voorts wordt de oplegging van de maatregel door het hof in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte geacht.
Voornoemde deskundigen adviseren dat behandeling zal plaatsvinden in een gesloten, gestructureerde setting.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat aan verdachte de PIJ-maatregel moet worden opgelegd.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 77a, 77g, 77s, 77gg, 285, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte in zaak A primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte in zaak A subsidiair, zaak B en zaak C onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld in zaak A subsidiair en in zaak B en zaak C onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
gelast de plaatsing van verdachte [verdachte] in een inrichting voor jeugdigen, voor de duur van twee jaren.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. G.N. Roes, in tegenwoordigheid van A.L.H. Wilkens als griffier, zijnde mr. G.N. Roes buiten staat dit arrest mede te ondertekenen, zijnde mr. Roes voornoemd buiten staat het arrest mede te ondertekenen.