ECLI:NL:GHARN:2010:BN8004

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
21 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000025-07
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude door paardenhandelaar met onjuiste aangiften omzetbelasting en valse geschriften

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 21 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, werkzaam als paardenhandelaar, heeft in de periode van 1997 tot en met 2002 opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting gedaan, waardoor de fiscus is benadeeld. Hij heeft valse geschriften gebruikt om te doen voorkomen dat hij recht had op teruggave van door hem betaalde omzetbelasting. Door middel van valse facturen en veeverklaringen heeft hij niet alleen onterecht gelden ontvangen van de fiscus, maar ook de concurrentieverhoudingen verstoord ten opzichte van andere paardenhandelaren. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot straffen die het hof nu heeft herzien. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur en een geldboete van € 200.000,-. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de lange periode van fraude en het grote bedrag dat de verdachte onterecht heeft ontvangen. De verdachte heeft geen volledige verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft de belastingdienst als medeschuldige aangewezen. Het hof heeft de straf gematigd, omdat de redelijke termijn van het proces was overschreden. Het vonnis van de rechtbank is vernietigd en de verdachte is opnieuw veroordeeld tot de eerder genoemde straffen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000025-07
Parketnummer eerste aanleg: 07-993000-06
Arrest van 21 september 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 21 december 2006 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1944] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. E.J. Kuiters, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep op 9 april 2010 en 7 september 2010, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof bewezen zal verklaren hetgeen is ten laste gelegd onder 1, 2 en 3 en verdachte zal veroordelen tot een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis en tot een geldboete van
€ 200.000,-, subsidiair 12 maanden hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 4 februari 1997 tot en met 5 januari 1998, dan wel in het jaar 1997 en/of 1998 in de gemeente [gemeente] en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake Rijksbelastingen, te weten een of meer na te noemen aangifte(n) omzetbelasting, onjuist of onvolledig heeft gedaan aan de Inspecteur der Belastingen van eenheid Belastingdienst/Ondernemingen te Zwolle, terwijl daarvan (telkens) het gevolg zou (geweest) kunnen zijn en of kon zijn, dat er te weinig belasting zou kunnen worden geheven en/of zou kunnen geheven zijn, immers heeft hij telkens op de/het bij de Belastingdienst te Zwolle ingeleverde aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over de aangiftetijdvak(ken): januari 1997 en/of februari 1997 en/of maart 1997 en/of april 1997 en/of mei 1997 en/of juni 1997 en/of juli 1997 en/of augustus 1997 en/of september 1997 en/of oktober 1997 en/of november 1997 en/of december 1997 (telkens) een onjuist bedrag terug te vorderen/te betalen omzetbelasting vermeld;
2.
hij in of omstreeks de periode van 3 februari 1998 tot en met 2 januari 2003, dan wel in of omstreeks het/de ja(a)r(en) 1998, 1999, 2000, 2001, 2002 in de gemeente [gemeente] en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake Rijksbelastingen, te weten een of meer na te noemen aangifte(n) omzetbelasting, onjuist of onvolledig heeft gedaan aan de Inspecteur der Belastingen van eenheid Belastingdienst/Ondernemingen te Zwolle, terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe heeft/hebben gestrekt dat er te weinig belasting werd geheven, immers heeft hij (telkens) opzettelijk op de/het bij de belastingdienst te Zwolle ingeleverde aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over de aangiftetijdvak(ken) januari 1998 en/of februari 1998 en/of maart 1998 en/of april 1998 en/of mei 1998 en/of juni 1998 en/of juli 1998 en/of augustus 1998 en/of september 1998 en/of oktober 1998 en/of november 1998 en/of december 1998 en/of januari 1999 en/of februari 1999 en/of maart 1999 en/of april 1999 en/of mei 1999 en/of juni 1999 en/of augustus 1999 en/of september 1999 en/of oktober 1999 en/of november 1999 en/of januari 2000 en/of februari 2000 en/of maart 2000 en/of april 2000 en/of juni 2000 en/of juli 2000 en/of augustus 2000 en/of september 2000 en/of oktober 2000 en/of november 2000 en/of januari 2001 en/of april 2001 en/of mei 2001 en/of juni 2001 en/of juli 2001 en/of augustus 2001 en/of september 2001 en/of oktober 2001 en/of november 2001 en/of december 2001 en/of januari 2002 en/of februari 2002 en/of maart 2002 en/of april 2002 en/of mei 2002 en/of juni 2002 en/of juli 2002 en/of augustus 2002 en/of september 2002 en/of oktober 2002 en/of november 2002 en/of december 2002, (telkens) een onjuist bedrag terug te vorderen/te betalen omzetbelasting vermeld en/of doen vermelden;
3.
hij in of omstreeks de periode 1 januari 1997 tot en met 31 december 2002, dan wel in of omstreeks het/de ja(a)r(en) 1997, 1998, 1999, 2000, 2001 en 2002 in de gemeente [gemeente] en/of elders in Nederland, (een) geschrift(en), zijnde hierna te noemen veeverklaring(en) en/of inkoop- en/of verkoopfactu(u)r(en) en/of kasboek(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, immers, heeft hij (telkens) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, op die veeverklaringen ondermeer de navolgende gegevens vermeld, te weten dat aan hem een of meer goed(eren) (te weten paard(en)), zoals vermeld op de navolgende veeverklaringen was/waren geleverd, waarvoor hij, de leverancier(s), een op dat/die veeverklaring(en) genoemd bedrag schuldig was, terwijl die levering(en) van goed(eren) als op die veeverklaring(en) vermeld niet heeft/hebben plaatsgevonden, (het betreft onder meer de navolgende veeverklaringen)
- de veeverklaring van leverancier [leverancier 1], waarin wordt verklaard dat een spr. paard van 6000 euro op 10 december is geleverd aan [verdachte], [leverancier 2], [adres] , (zie bijlage D 101);
- de veeverklaring van leverancier [leverancier 3], waarin wordt verklaard dat een
paard op 10 september 1997 is geleverd aan [verdachte], [leverancier 2], [adres] (zie bijlage D 107);
- de veeverklaring van leverancier [leverancier 4], waarin wordt verklaard dat twee paarden op 14 januari 1997 en op 11 februari 1997 zijn geleverd aan [verdachte], [leverancier 2], [adres] (zie bijlage D 128);
- de veeverklaring van leverancier [leverancier 5], exporteur 2000, gericht aan [verdachte], [leverancier 2], [adres] (zie bijlage D 156);
- de veeverklaring van leverancier [leverancier 4], waarin wordt verklaard dat een spr. paard op 9 mei 2001 is geleverd aan [verdachte], [leverancier 2], [adres] (zie bijlage D 128);
- de veeverklaring van leverancier [leverancier 5], eerste en tweede kwartaal 2002, gericht aan [verdachte], [leverancier 2], [adres] (zie bijlage D 156);
en/of
heeft hij (telkens) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, op die inkoopfactu(u)r(en) ondermeer de navolgende gegevens vermeld, te weten dat door hem, een of meer goed(eren) (te weten paard(en)), zoals vermeld op de navolgende factu(u)r(en,) was/waren gekocht waarvoor hij, de afzender(s), een op dat/die factu(u)r(en) genoemd bedrag schuldig was, terwijl die levering(en) van goederen als op die factu(u)r(en) vermeld niet heeft/hebben plaatsgevonden,
(het betreft onder meer de navolgende inkoopfactu(u)r(en))
- de factuur van [bedrijf 1], gedateerd op 1 december 1998, waarin als geadresseerde is vermeld dhr. [verdachte], [woonplaats], met daarop een totaal bedrag vermeld van fl. 107.500,- (zie bijlage D-100);
- de factuur van [bedrijf 2], gedateerd op 25 maart 2002, met daarop een totaal bedrag van 24.500 euro (zie bijlage D-168);
- de factuur van [bedrijf 3], gedateerd op 27 mei 2002, waarin als geadresseerde is vermeld dhr. [verdachte], [adres], [woonplaats], met daarop een totaal bedrag vermeld van 3.600 euro (zie bijlage D-145);
en/of
heeft hij (telkens) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, op die verkoopfactu(u)r(en) ondermeer de navolgende gegevens vermeld , te weten dat door hem, een of meer goed(eren) (te weten paard(en)), zoals vermeld op de navolgende factu(u)r(en,) was/waren verkocht waarvoor de afzender(s) hem, een op dat/die factu(u)r(en) genoemd bedrag schuldig was/waren, terwijl die levering(en) van goederen als op die factu(u)r(en) vermeld niet heeft/hebben plaatsgevonden, (het betreft onder meer de navolgende verkoopfactu(u)r(en))
- de factuur van [leverancier 2], [verdachte], gedateerd op 8 april 1997, waarin als geadresseerde is vermeld [bedrijf 4], [vestigingsplaats](zie bijlage D 136);
- de factuur van [leverancier 2], [verdachte], gedateerd op 25 januari 2000, waarin als geadresseerde is vermeld [bedrijf 5], [vestigingsplaats](zie bijlage D 167);
- de factuur van [leverancier 2], [verdachte], gedateerd op 13 februari 2001, waarin als geadresseerde is vermeld [bedrijf 6], [vestigingsplaats] (zie bijlage D 169);
en/of
heeft hij (telkens) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, in het/de kasboek(en) ondermeer de navolgende gegevens vermeld, te weten dat door hem, de bedragen voor de levering van goed(eren) (te weten paard(en)) zoals vermeld in het/de hierna te noemen kasboek(en) aan de leverancier(s) is/zijn voldaan en/of van de leverancier(s) is/zijn ontvangen,
terwijl die levering(en) van goed(eren) zoals in het/de kasboek(en) vermeld niet heeft/hebben plaatsgevonden, (het betreft onder meer de navolgende kasboeken)
- kasboek 1997, datum 7 juli 1997, omschrijving: [naam], ontvangen fl.1.000.000 (zie bijlage D 173);
- kasboek 1998, datum 24 maart 1998, omschrijving: [naam], uitgaven fl. 5000,- (zie bijlage 174);
- kasboek 2001, datum 9 april 2001, omschrijving: [naam], uitgaven fl. 20.000 (zie bijlage D 177);
- kasboek 2002, datum 27 mei 2002, omschrijving: [naam], uitgaven 6.350 euro (zie bijlage D 178);
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in de periode van 4 februari 1997 tot en met 5 januari 1998, in de gemeente [gemeente], meermalen, telkens opzettelijk bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake Rijksbelastingen, te weten na te noemen aangiften omzetbelasting, onjuist heeft gedaan aan de Inspecteur der Belastingen van eenheid Belastingdienst/Ondernemingen te Zwolle, terwijl daarvan telkens het gevolg kon zijn, dat er te weinig belasting zou kunnen worden geheven, immers heeft hij telkens op de bij de Belastingdienst te Zwolle ingeleverde aangiftebiljetten omzetbelasting over de aangiftetijdvakken: januari 1997 en februari 1997 en maart 1997 en april 1997 en mei 1997 en juni 1997 en juli 1997 en augustus 1997 en september 1997 en oktober 1997 en november 1997 en december 1997 een onjuist bedrag terug te vorderen omzetbelasting vermeld;
2.
hij in de periode van 3 februari 1998 tot en met 2 januari 2003, in de gemeente [gemeente], meermalen, telkens opzettelijk bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake Rijksbelastingen, te weten na te noemen aangiften omzetbelasting, onjuist heeft gedaan aan de Inspecteur der Belastingen van eenheid Belastingdienst/Ondernemingen te Zwolle, terwijl die feiten er telkens toe hebben gestrekt dat er te weinig belasting werd geheven, immers heeft hij telkens opzettelijk op de bij de belastingdienst te Zwolle ingeleverde aangiftebiljetten omzetbelasting over de aangiftetijdvakken januari 1998 en februari 1998 en maart 1998 en april 1998 en mei 1998 en juni 1998 en juli 1998 en augustus 1998 en september 1998 en oktober 1998 en november 1998 en december 1998 en januari 1999 en februari 1999 en maart 1999 en april 1999 en mei 1999 en juni 1999 en augustus 1999 en september 1999 en oktober 1999 en november 1999 en januari 2000 en februari 2000 en maart 2000 en april 2000 en juni 2000 en juli 2000 en augustus 2000 en september 2000 en oktober 2000 en november 2000 en januari 2001 en april 2001 en mei 2001 en juni 2001 en juli 2001 en augustus 2001 en september 2001 en oktober 2001 en/ november 2001 en december 2001 en januari 2002 en februari 2002 en maart 2002 en april 2002 en mei 2002 en juni 2002 en juli 2002 en augustus 2002 en september 2002 en oktober 2002 en november 2002 en december 2002 een onjuist bedrag terug te vorderen omzetbelasting vermeld;
3.
hij in de periode 1 januari 1997 tot en met 31 december 2002, in Nederland, geschriften, zijnde hierna te noemen veeverklaringen en inkoop- en verkoopfacturen en een kasboek die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt immers, heeft hij telkens valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, op die veeverklaringen de navolgende gegevens vermeld, te weten dat aan hem een of meer goed(eren) (te weten paard(en)), zoals vermeld op de navolgende veeverklaringen was/waren geleverd, waarvoor hij, de leveranciers, een op die veeverklaringen genoemd bedrag schuldig was, terwijl die levering(en) van goed(eren) als op die veeverklaringen vermeld niet hebben plaatsgevonden, (het betreft de navolgende veeverklaringen)
- de veeverklaring van leverancier [leverancier 1], waarin wordt verklaard dat een spr. paard van 6000 euro op 10 december is geleverd aan [verdachte], [leverancier 2], [adres],
- de veeverklaring van leverancier [leverancier 4], waarin wordt verklaard dat een spr. paard op 9 mei 2001 is geleverd aan [verdachte], [leverancier 2], [adres];
en
heeft hij telkens valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, op die inkoopfacturen de navolgende gegevens vermeld, te weten dat door hem, een of meer goed(eren) (te weten paard(en)), zoals vermeld op de navolgende facturen, waren gekocht waarvoor hij, de afzenders, een op die facturen genoemd bedrag schuldig was, terwijl die levering(en) van goederen als op die facturen vermeld niet hebben plaatsgevonden,
(het betreft de navolgende inkoopfacturen)
- de factuur van [bedrijf 1], gedateerd op 1 december 1998, waarin als geadresseerde is vermeld dhr. [verdachte], Zwolle, met daarop een totaal bedrag vermeld van fl. 107.500,-;
- de factuur van [bedrijf 2], gedateerd op 25 maart 2002, met daarop een totaal bedrag van 24.500 euro;
- de factuur van [bedrijf 3], gedateerd op 27 mei 2002, waarin als geadresseerde is vermeld dhr. [verdachte], [adres], [woonplaats], met daarop een totaal bedrag vermeld van 3.600 euro;
en
heeft hij telkens valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, op die verkoopfactuur de navolgende gegevens vermeld, te weten dat door hem paarden, zoals vermeld op de navolgende factuur waren verkocht waarvoor de afzender hem, een op die factuur genoemd bedrag schuldig was, terwijl die levering(en) van goederen als op die factuur vermeld niet heeft/hebben plaatsgevonden, (het betreft de navolgende verkoopfactuur)
- de factuur van [leverancier 2], [verdachte], gedateerd op 13 februari 2001, waarin als geadresseerde is vermeld [bedrijf 6], [vestigingsplaats];
en
heeft hij telkens valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, in het kasboek ondermeer de navolgende gegevens vermeld, te weten dat door hem, de bedragen voor de levering van goed(eren) (te weten paard(en)) zoals vermeld in het hierna te noemen kasboek aan de leverancier(s) is/zijn voldaan en van de leverancier(s) is/zijn ontvangen, terwijl die levering(en) van goed(eren) zoals in het kasboek vermeld niet heeft/hebben plaatsgevonden, (het betreft het navolgende kasboek)
- kasboek 1997, datum 7 juli 1997, omschrijving: [naam], ontvangen fl.1.000.000;
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Bewijsoverwegingen
Verdachte was in te ten laste gelegde periode werkzaam als paardenhandelaar en bemiddelaar bij de aan- en verkoop van paarden. Verdachte bemiddelde veelal tussen buitenlandse gegadigden en Nederlandse verkopers van paarden. Voor die bemiddeling bracht verdachte geen provisie in rekening. Om toch inkomsten uit bemiddeling te verkrijgen deed verdachte het voorkomen alsof hij de betreffende paarden zelf inkocht (en over die inkoop omzetbelasting aan de verkoper betaalde) en de paarden vervolgens aan de buitenlandse gegadigde doorverkocht. Op die verkoop aan de buitenlandse koper was echter geen omzetbelasting verschuldigd en verdachte claimde vervolgens ten onrechte de zogenaamd door hem aan de verkoper betaalde omzetbelasting terug van de belastingdienst. Om te doen voorkomen dat hij recht had op teruggave van de omzetbelasting heeft verdachte gebruik gemaakt van valse inkoopfacturen (met daarop een bedrag aan omzetbelasting), valse verkoopfacturen, valse veeverklaringen en valse kasboeken. De daarin genoemde aan- en verkopen, leveringen, betalingen en ontvangsten hebben met betrekking tot de bewezenverklaarde feiten in werkelijkheid niet plaats gehad.
Onder 3 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij de daarin genoemde geschriften valselijk heeft opgemaakt. Verdachte heeft bekend dat hij degene is geweest die de veeverklaringen van [leverancier 1] en [leverancier 4] (d.d. 9 mei 2001), de ten laste gelegde inkoopfacturen, de verkoopfactuur gericht aan [bedrijf 6] en het kasboek 1997 valselijk heeft opgemaakt.
Ten aanzien van de overige ten laste gelegde geschriften genoemd in feit 3 is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze heeft opgemaakt, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 1: opzettelijk één der in artikel 68 (oud) van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen omschreven feiten opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 2: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
feit 3: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Verdachte is strafbaar. Strafuitsluitingsgronden zijn niet aanwezig.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte, werkzaam als paardenhandelaar, heeft in de jaren 1997 tot en met 2002 opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting gedaan, waardoor de fiscus is benadeeld. Door middel van valse geschriften deed verdachte het voorkomen alsof hij gerechtigd was tot teruggave van door hem betaalde omzetbelasting. Door de fiscus om de tuin te leiden met valse facturen en valse veeverklaringen, heeft hij niet alleen ten onrechte gelden ontvangen van de fiscus, maar heeft hij ook de (eerlijke) concurrentieverhoudingen verstoord ten opzichte van andere paardenhandelaren die als tussenpersoon optreden. Verdachte vroeg immers geen betaling voor zijn werkzaamheden als tussenpersoon van de (ver)kopende partij, maar hij haalde zijn commissie uit het misleiden van de fiscus, waardoor hij geen of minder kosten in rekening hoefde te brengen bij zijn klanten dan zijn concurrenten.
Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte er geen blijk van gegeven de volledige verantwoordelijkheid te nemen voor zijn gedragingen. Verdachte wijst naar de belastingdienst als medeschuldige en stelt dat deze eerder had kunnen ingrijpen, omdat hij veelvuldig overleg had met de belastingdienst waarbij hij zijn boeken liet zien. Verdachte gaat er echter volledig aan voorbij dat hij de belastingdienst met betrekking tot de feiten al die tijd bewust heeft misleid door middel van het tonen van valse facturen.
Uit een verdachte betreffend Uittreksel Justiti?le Documentatie d.d. 17 februari 2010 blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van strafbare feiten is veroordeeld.
Gelet op de lange periode (6 jaren) waarin verdachte heeft gefraudeerd alsmede het grote bedrag (enkele tonnen) dat verdachte op deze wijze ten onrechte van de ficus heeft ontvangen, is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een geldboete van € 200.000,--, in beginsel een passende bestraffing zijn voor deze feiten. Ten aanzien van de geldboete overweegt het hof dat deze mede dient ter afroming van het door verdachte behaalde voordeel.
Het verweer van verdachte dat hij zodanige financiële problemen heeft dat de geldboete in verregaande mate gematigd dient te worden, wordt verworpen. Verdachte heeft ter zitting van het hof enkele stukken overgelegd, maar die geven slechts gedeeltelijk inzicht in zijn financiële situatie. Verdachtes verweer is ook verder niet aannemelijk geworden.
Tussen het instellen van het hoger beroep door de verdachte op 3 januari 2007 en dit arrest is een periode van 3 jaar en ruim 9 maanden verstreken. Derhalve is de redelijke termijn met één jaar en 9 maanden overschreden. Het hof zal de op te leggen straf, mede gelet op de leeftijd van verdachte, daarom matigen in die zin dat geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd, maar de maximale werkstraf. Hiermee is voldoende compensatie geboden.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen en de artikelen 22c, 22d, 23, 24, 24c, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot:
taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tweehonderdveertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van honderdtwintig dagen zal worden toegepast;
en een geldboete van tweehonderdduizend euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twaalf maanden zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G. Dam, voorzitter, mr. J.J. Beswerda en mr. L.T. Wemes, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Mulder als griffier, zijnde mr. Wemes voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.