ECLI:NL:GHARN:2010:BN8112
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep kort geding
- M.G.W.M. Stienissen
- J.P. Fokker
- W. Duitemeijer
- Rechtspraak.nl
Huurdersverplichtingen en exploitatie van horecabedrijfsruimte
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem werd behandeld, ging het om een hoger beroep in een kort geding tussen [appellant] en InBev Nederland N.V. De zaak draaide om de vraag of InBev zich als huurder van een horecabedrijfsruimte diende te gedragen als een goed huurder en of er een verplichting tot exploitatie van de horecabedrijfsruimte bestond. De huurovereenkomst, die was aangegaan voor een periode van vijf jaar, bevatte bepalingen die het gebruik van de ruimte als horecabedrijfsruimte voorschreven. De appellant stelde dat InBev, die de ruimte sinds 2008 niet meer exploiteerde, in gebreke was gebleven en dat dit leidde tot waardeverlies van het pand.
Het hof oordeelde dat de huurovereenkomst niet expliciet een exploitatieverplichting voor InBev bevatte. De algemene bepalingen van de huurovereenkomst gaven aan dat de huurder het gehuurde daadwerkelijk en behoorlijk diende te gebruiken, maar het hof concludeerde dat de aard van de overeenkomst en de omstandigheden niet voldoende bewijs boden voor een verplichting tot exploitatie. De appellant had geen overtuigend bewijs geleverd dat de leegstand van de horecabedrijfsruimte had geleid tot schade die verder ging dan de normale risico's van het huurderschap.
Uiteindelijk bekrachtigde het hof het vonnis van de rechtbank, dat de vorderingen van de appellant had afgewezen. De appellant werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor huurders om hun verplichtingen goed na te komen, maar ook dat niet elke huurovereenkomst automatisch een exploitatieverplichting met zich meebrengt.