ECLI:NL:GHARN:2010:BN8237

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
21 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.013.144/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake huurovereenkomst en geldigheid van betekening

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat door [appellante] is ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, dat op 19 maart 2008 is uitgesproken. De zaak betreft een huurovereenkomst tussen [appellante] en [geïntimeerde], waarbij [appellante] een woning huurde van [geïntimeerde]. De huurovereenkomst was aangegaan voor een bepaalde tijd van vijf jaar, met een maandelijkse huurprijs van € 1.000,00, exclusief kosten voor water, gas en elektriciteit. In eerste aanleg vorderde [geïntimeerde] ontbinding van de huurovereenkomst en betaling van achterstallige huur, wat door de kantonrechter werd toegewezen.

In het hoger beroep heeft [appellante] drie grieven ingediend, waarbij zij onder andere aanvoert dat zij niet kon worden gevergd om huur te betalen na mishandeling door [geïntimeerde]. Het hof oordeelt dat de huurovereenkomst niet is opgezegd en dat de betalingsverplichtingen van [appellante] daarmee niet zijn geëindigd. Het hof laat [appellante] toe tegenbewijs te leveren van de in de huurovereenkomst vastgelegde huurprijs. De zaak wordt verwezen naar een rolzitting voor het vaststellen van een datum voor het getuigenverhoor.

Het hof concludeert dat de betekening van de dagvaarding aan [geïntimeerde] op de juiste wijze heeft plaatsgevonden, aangezien er geen bekende woon- of verblijfplaats van [geïntimeerde] was. De publicatie in de Leeuwarder Courant voldoet aan de wettelijke vereisten voor betekening. De beslissing van het hof houdt in dat [appellante] de gelegenheid krijgt om tegenbewijs te leveren en dat verdere beslissingen worden aangehouden.

Uitspraak

Arrest d.d. 21 september 2010
Zaaknummer 200.013.144/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellante],
toevoeging,
advocaat: thans mr. E. Douma, kantoorhoudende te Almere,
voorheen mr. R. Kuizenga, kantoorhoudende te Almere,
tegen
[geïntimeerde],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
niet verschenen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 19 maart 2008 door de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Lelystad (hierna: de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 19 juni 2008 is door [appellante] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 23 september 2008.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
''bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de Rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 19 maart 2008 tussen appellante als eiseres en geïntimeerde als gedaagde gewezen te vernietigen, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van de procedure in beide instanties.''
Ten slotte heeft [appellante] de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellante] heeft drie grieven opgeworpen.
De beoordeling
ten aanzien van de geldigheid van de dagvaarding
1.1 Aangezien van [geïntimeerde] geen woon- of verblijfplaats in en buiten Nederland bekend is, is het exploot van 19 juni 2008 betekend aan het parket van de ambtenaar van het openbaar ministerie bij het gerechtshof te Arnhem. Een uittreksel van het exploot is bekend gemaakt in de Leeuwarder Courant van 23 juni 2008. Naar het oordeel van het hof is hiermee voldaan aan de vereisten voor een geldige betekening. Het hof merkt hierbij op dat, aangezien Leeuwarden bij besluit van de Raad voor de rechtspraak van 12 april 2006 (Stcrt. 2006, 80) is aangewezen als nevenzittingsplaats van het hof Arnhem, de publicatie van het exploot in de Leeuwarder Courant is aan te merken als een bekendmaking in een dagblad verschijnend in de streek waar voormeld gerecht zitting houdt, zoals bedoeld in art. 54 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Tegen [geïntimeerde] is derhalve terecht verstek verleend.
de feiten
2.1 Tegen de vaststelling van de feiten door de kantonrechter onder overweging 3 van haar vonnis zijn geen grieven opgeworpen, zodat het hof van deze feiten zal uitgaan. Deze feiten komen, samen met hetgeen overigens over de feiten is komen vast te staan, in het kort op het volgende neer.
2.2 [appellante] huurde van [geïntimeerde] met ingang van 1 mei 2005 de woning aan de [adres] (hierna: de woning), met uitzondering van een kamer op de bovenste verdieping.
2.3 In het schriftelijke en door beide partijen op 29 april 2005 ondertekende contract is vastgelegd dat de huurovereenkomst voor bepaalde tijd is aangegaan en wel voor de duur van vijf jaar voor een bedrag van € 1.000,00 per maand, exclusief het gebruik van water, gas en electriciteit.
2.4 [appellante] voldeed de huur en haar bijdrage in de kosten voor het gebruik van water, gas en electriciteit doorgaans contant. [geïntimeerde] heeft van deze betalingen nimmer kwitanties verstrekt.
2.5 Tot en met juni 2006 heeft [appellante] de huurpenningen en een bedrag van € 100,00 voor de kosten van water, gas en electriciteit aan [geïntimeerde] betaald.
2.6 Op 3 september 2006 heeft [appellante] bij de Politie Flevoland, District Zuid, basiseenheid Almere Oost, aangifte gedaan van mishandeling door [geïntimeerde].
2.7 [appellante] heeft de woning eind november 2006 ontruimd en verlaten. [appellante] heeft de huur niet (schriftelijk) opgezegd. Met ingang van mei 2007 heeft [geïntimeerde] de woning aan een derde verhuurd.
het geschil en de beslissing in eerste aanleg
3.1 [geïntimeerde] vordert ontbinding van de huurovereenkomst en betaling van de achterstallige huur plus een bijdrage in de kosten van water, gas en electriciteit over de maanden juli 2006 tot en met april 2007, in totaal een bedrag van € 11.000,00, te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente. [appellante] heeft een incidentele vordering op grond van art. 843b Rv ingediend.
3.2 De kantonrechter heeft de incidentele vordering van [appellante] afgewezen. In de hoofdzaak heeft de kantonrechter de huurovereenkomst ontbonden per datum van het vonnis en [appellante] veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van € 11.833,00 plus wettelijke rente alsmede in de kosten van het geding.
de omvang van het hoger beroep
4 Aangezien [appellante] tegen de afwijzing door de kantonrechter van haar incidentele vordering geen grieven heeft ontwikkeld, is het hoger beroep beperkt tot de in het vonnis gegeven beslissing in de hoofdzaak.
met betrekking tot de grieven
5.1 Grief III strekt ertoe te betogen dat van [appellante] niet kon worden gevergd dat zij, nadat zij begin september 2006 door [geïntimeerde] was mishandeld en de woning na afloop van de detentie van [geïntimeerde] in november 2006 terstond heeft verlaten, nog de huur en een vergoeding voor het gebruik van gas, water en electriciteit aan [geïntimeerde] zou moeten voldoen. Deze grief stuit echter af op de omstandigheid dat [appellante] de huurovereenkomst met [geïntimeerde] niet heeft opgezegd en dat, zelfs indien zij de woning gelet op de omstandigheden hals over kop moest verlaten, daarmee nog niet valt in te zien dat zij niet kort daarna alsnog de huurovereenkomst had kunnen opzeggen. Aldus zijn -gelijk ook door de kantonrechter is overwogen- haar betalingsverplichtingen jegens [geïntimeerde] niet geëindigd. Gelet hierop kan in het midden worden gelaten of de door [appellante] gestelde mishandeling door [geïntimeerde] daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Grief III mist derhalve doel.
5.2 In grief II wordt aan de orde gesteld dat de kantonrechter het verweer van [appellante] dat zij de huurpenningen over de maanden juli en augustus 2006 wel heeft betaald, ten onrechte heeft verworpen. Anders dan in de toelichting op de grief kennelijk tot uitgangspunt wordt genomen, rust echter op [appellante] de bewijslast ten aanzien van dit bevrijdende verweer (HR 27 november 2009, NJ 2009, 599). [appellante] heeft ter zake geen voldoende gespecificeerd bewijsaanbod gedaan. Grief II faalt derhalve eveneens.
5.3 Grief I is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat [appellante] een huurprijs van € 1.000,00 per maand exclusief water, gas en electriciteit aan [geïntimeerde] diende te voldoen. Het hof overweegt in dit verband dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de schriftelijke huurovereenkomst tussen partijen dwingend bewijs oplevert van hetgeen daarin is vastgelegd, behoudens tegenbewijs. [appellante] heeft bij conlusie van antwoord aangegeven dat zij wil bewijzen dat een andere huurprijs tussen partijen was overeengekomen, maar hieraan is de kantonrechter voorbij gegaan.
5.4 Ter onderbouwing van haar ook reeds in eerste aanleg betrokken stelling dat zij met [geïntimeerde] niet een huurprijs van € 1.000,00 per maand exclusief water, gas en electriciteit was overeengekomen, maar € 650,00 per maand inclusief water, gas en electriciteit, heeft [appellante] in hoger beroep een verklaring van 18 januari 2008 van [naam] (hierna: [naam]) in het geding gebracht. [naam] verklaart dat zij van november 2005 tot 15 december 2005 bij [appellante] in de woning heeft gewoond en dat zij gedurende die tijd heeft gezien dat [appellante] € 650,00 aan [geïntimeerde] heeft betaald. Tevens heeft [appellante] in algemene bewoordingen bewijs aangeboden.
5.5 Naar vaste rechtspraak (o.a. HR 24 maart 2000, NJ 2000, 342) behoeft een aanbod om tegenbewijs te leveren, niet te worden gespecificeerd. Het hof zal [appellante] derhalve overeenkomstig haar aanbod toelaten tegenbewijs te leveren van de in de schriftelijke huurovereenkomst van 29 april 2005 opgenomen huurprijs van € 1.000,00 per maand exclusief het gebruik van water, gas en electriciteit. Het hof merkt hierbij op dat dergelijk tegenbewijs niet reeds besloten ligt in voormelde verklaring van [naam], omdat die verklaring onvoldoende concreet is om een dergelijk oordeel te kunnen dragen.
De beslissing
Het gerechtshof:
laat [appellante] toe tegenbewijs te leveren van de in de schriftelijke huurovereenkomst 29 april 2005 opgenomen huurprijs van € 1.000,00 per maand exclusief het gebruik van water, gas en electriciteit;
bepaalt voor zover [appellante] het bewijs zou willen leveren door middel van getuigen dat het verhoor zal plaatsvinden in het Paleis van Justitie, Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden, op een nog nader te bepalen dag en uur voor mr. M.E.L. Fikkers, hiertoe tot raadsheer commissaris benoemd;
verwijst de zaak naar de rolzitting van dinsdag 19 oktober 2010 voor opgave van de verhinderdata van partijen zelf, hun raadslieden en de getuige(n), voor de periode van drie maanden na bovengenoemde rolzitting, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
verstaat dat de advocaat van [appellante] uiterlijk twee weken voor het getuigenverhoor zal plaatsvinden een kopie van het volledige procesdossier ter griffie van het hof doet bezorgen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mrs. Kuiper, Rowel-van der Linde en Fikkers, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 21 september 2010 in bijzijn van de griffier.