ECLI:NL:GHARN:2010:BN8482
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- A. Melssen
- M.J. van der Meer
- K. Kostense
- Rechtspraak.nl
Voorlopige omgangsregeling tussen grootouder en kleinkinderen in het kader van familierecht
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 14 september 2010 uitspraak gedaan over een verzoek van een oma tot het vaststellen van een omgangsregeling met haar kleinkinderen. De oma, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M.H. van de Vijver-Aeckerlin, had in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 2 december 2009 aangevochten, waarin haar verzoek om een omgangsregeling was afgewezen. De kinderen, geboren in 2001, 2003, 2004 en 2005, hebben hun hoofdverblijf bij hun moeder, die werd bijgestaan door advocaat mr. J.W. Spanjer. De vader van de kinderen, die ook als belanghebbende werd aangemerkt, was betrokken in de procedure, evenals Stichting Bureau Jeugdzorg Overijssel (BJZ).
Het hof heeft vastgesteld dat de oma in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot de kinderen en dat er een noodzaak is voor omgang. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de omgang niet in het belang van de kinderen was, maar het hof kwam tot de conclusie dat er wel degelijk een belang is voor de kinderen om contact te hebben met hun oma. De oma heeft aangegeven dat zij bereid is om samen te werken en dat zij de kinderen wil zien, maar dat de situatie gecompliceerd is door de rol van de vader en de spanningen die daaruit voortvloeien.
Het hof heeft een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, waarbij de oma iedere eerste woensdag van de maand van 13.30 uur tot 16.30 uur omgang heeft met de kinderen, onder begeleiding van BJZ. Het hof heeft ook voorwaarden verbonden aan deze regeling, waaronder dat de oma haar zoon (de vader) niet bij de omgang mag betrekken en haar telefoon uit moet schakelen tijdens de omgang. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling in april 2011, waarbij BJZ is opgedragen om te rapporteren over het verloop van de omgangsregeling.