Parketnummer: 24-001490-09
Parketnummers eerste aanleg: 07-602273-08 en 07-602113-09
Parketnummer vordering tenuitvoerlegging: 07-607245-07
Arrest van 7 oktober 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 2 juni 2009 in de oorspronkelijk onder de parketnummers 07-602273-08 en 07-602113-09 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A en zaak B, tegen:
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans uit anderen hoofde verblijvende in PI NH Nrd, Westlinge BB te Heerhugowaard,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.C. van den Brink, advocaat te Almere.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, vrijgesproken van de in zaak A onder 1 en 3 en in zaak B ten laste gelegde feiten en heeft de verdachte wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, een maatregel opgelegd en heeft op de vordering van de benadeelde partij en op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van de in zaak A onder 1 en 3 en in zaak B ten laste gelegde feiten, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging zal afwijzen en de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, vernietigen en in zoverre opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep van belang, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 februari 2008 in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [verbalisant], hoofdagent van politie, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, (met kracht) in het gezicht heeft gestompt/geslagen, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Feitelijke gang van zaken
Het hof stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, waar aangever [verbalisant] een naar het oordeel van het hof betrouwbare en overtuigende verklaring heeft afgelegd, de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op 29 februari 2008 heeft aangever in zijn functie van hoofdagent van politie verdachte aangehouden, wegens onttrekking aan een staandehouding kort daarvoor. In dat kader heeft hij bevolen dat verdachte, die zich in zijn auto bevond, de motor van dat voertuig zou uitzetten. Aangezien verdachte geen gehoor gaf aan dit bevel, heeft aangever het portier van de auto van verdachte opengetrokken en verdachte bij zijn linkerpols gepakt, teneinde te voorkomen dat verdachte weg zou rijden. Hierop heeft verdachte aangever onverhoeds met zijn rechtervuist in het gezicht geslagen. Aangever heeft daardoor letsel bekomen (tand door onderlip) en pijn ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 februari 2008 in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [verbalisant], hoofdagent van politie, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, met kracht in het gezicht heeft geslagen, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld in zaak A onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 29 februari 2008 de hoofdagent van politie [verbalisant] in het gezicht geslagen toen deze hem aanhield. Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat hij agressie heeft gebruikt tegen een politieman die niets anders dan zijn werk deed en die gezien de rol die hij in de samenleving vervult, respect verdient. Tegen degenen die dit respect kennelijk niet kunnen opbrengen en die, zoals verdachte, een politieambtenaar met geweld belemmeren in de rechtmatige uitoefening van zijn of haar taak, dient streng te worden opgetreden. Dergelijk gedrag is niet te tolereren en dient te worden bestraft.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 21 september 2010, waaruit blijkt dat hij
- ondanks zijn relatief jonge leeftijd - reeds meermalen ter zake van (gewelds-) misdrijven is veroordeeld, onder meer tot onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof
- evenals de advocaat-generaal - een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken passend en geboden. Een andere, mildere strafmodaliteit komt niet meer in aanmerking.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij [verbalisant] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en deels niet-ontvankelijk is verklaard en dat hij zich binnen de grenzen van zijn eerste vordering in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Vast staat dat de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen verklaarde feit, dat aan verdachte is toe te rekenen. De benadeelde partij heeft € 300,- aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Nu de vordering het hof niet ongegrond of onbillijk voorkomt wordt de vordering geheel toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade tot aan de dag van algehele voldoening.
Gelet op het vorenstaande dient de verdachte - als de in het ongelijk gestelde partij - te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aangezien verdachte jegens voornoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend, zal het hof voornoemd bedrag tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 13 december 2007, parketnummer 07-607245-07, is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat dit vonnis onherroepelijk is geworden op 28 december 2007 en dat de proeftijd op diezelfde datum is ingegaan. De officier van justitie heeft lopende de proeftijd gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Nu ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de voorwaardelijke gevangenisstraf waar de vordering betrekking op heeft reeds ten uitvoer is gelegd (verdachte bevindt zich in verband daarmee thans in detentie), wijst het hof de vordering - overeenkomstig de eis van de advocaat-generaal - af.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 36f, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak ter zake van de in zaak A onder 1 en 3 en in zaak B ten laste gelegde feiten;
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte in zaak A onder 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld in zaak A onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van drie weken;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [verbalisant], woonplaats kiezende te [woonplaats], tot een bedrag van driehonderd euro, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 februari 2008 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt
- tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van driehonderd euro, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 februari 2008 tot aan de dag van algehele voldoening, ten behoeve van het slachtoffer [verbalisant], woonplaats kiezende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zes dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de 5 maanden gevangenisstraf de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Zwolle-Lelystad van 13 december 2007.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Hielkema, voorzitter, mr. P. Koolschijn en mr. G.M. Meijer-Campfens, in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman als griffier.