Parketnummer: 24-002129-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-016750-09
Arrest van 2 november 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 27 augustus 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1978] te [geboorteplaats],
volgens opgave van verdachte ter zitting van het hof:
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande en als postadres:
[postadres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S.J. Paans, advocaat te Rotterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 8 oktober 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), meermalen, in ieder geval éénmaal (met kracht) in/op/tegen het gezicht/hoofd, in elk geval op/tegen het lichaam heeft gestompt/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 8 oktober 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer], meermalen met kracht in het gezicht heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Strafbaarheid
Verdachte heeft erkend dat hij aangever [slachtoffer] meermalen met gebalde vuisten en met kracht in diens gezicht heeft gestompt. [slachtoffer] lag toen op de grond, omdat hij door verdachte onderuit was "geveegd". Verdachte schrok toen hij [slachtoffer] zag liggen. Direct was diens oog al dik en hij bloedde. De volgende ochtend is verdachte naar het politiebureau gegaan. Hij had bloed op zijn kleding en handen. Hij gaf aan een van zijn beste vrienden te hebben mishandeld, waarna hij werd aangehouden.
Verdachte heeft ter zitting een beroep gedaan op noodweer(exces).
Het hof overweegt hiertoe het volgende.
De vaststelling van de feiten is in deze zaak niet eenvoudig.
Aangever [slachtoffer] weet nog dat hij op een gegeven moment thuis een gezamenlijke kennis heeft gebeld (getuige [getuige 1]). Reden daarvoor was voor hem dat verdachte, die al geruime tijd bij hem in de woning was, moeilijk begon te doen. Verdachte wilde "basen". [slachtoffer] wilde dat niet en wilde verdachte weg hebben uit zijn woning. Verdachte was toen gaan schreeuwen en schelden. Aangever heeft (telefonisch) [getuige 1] gevraagd verdachte bij hem weg te halen. Daarna weet aangever niets meer.
Aangever is later door [getuige 1] naar het ziekenhuis gebracht.
[getuige 1] heeft de verklaring van [slachtoffer] bevestigd, in die zin dat hij gebeld is door [slachtoffer]. [slachtoffer] vertelde hem dat verdachte zich agressief gedroeg. [getuige 1] heeft [slachtoffer] daarop geadviseerd verdachte weg te sturen of zelf weg te gaan. Toen [getuige 1] enige tijd later bij de woning van [slachtoffer] arriveerde trof hij daar beiden aan. Verdachte legde hem direct uit dat hij [slachtoffer] had geslagen en dat hij dat "rot" vond. Beiden vertelden hem alcohol te hebben gedronken. Verdachte was volgens [getuige 1] op dat moment erg emotioneel en agressief.
Verdachte heeft betoogd dat [slachtoffer] op enig moment een mes uit de kast pakte en daarmee op de bank ging zitten. Vervolgens ging hij daarmee voor verdachte staan. Verdachte voelde zich daardoor niet bedreigd, zei zelfs dat [slachtoffer] maar moest steken en deed zijn trui omhoog. [slachtoffer] stak niet. Verder heeft [slachtoffer] een bokshandschoen aangetrokken. Verdachte had toen het idee dat [slachtoffer] hem wilde slaan. Hij is opgesprongen, heeft [slachtoffer] gepakt en hem naar de grond gewerkt. Vervolgens heeft hij hem enige tijd in een houdgreep gehouden. Daarna heeft [slachtoffer] [getuige 1] gebeld en hem gezegd dat verdachte hem had geslagen.
[getuige 1] zou naar de woning van [slachtoffer] komen.
Enige tijd later zou [slachtoffer] opnieuw het mes in handen hebben gehad. Ter zitting heeft verdachte aangegeven dat dit gebeurde toen hij zelf op de bank zat en [slachtoffer] op enige meters afstand bij een stoel stond. Verdachte is toen naar [slachtoffer] toegelopen en heeft hem onderuit geveegd. In die tussentijd zou [slachtoffer] verdachte een (zogenoemde) low-kick hebben gegeven. Hierover werd verdachte naar eigen zeggen bijzonder kwaad en
wilde daardoor dat [slachtoffer] uitgeschakeld werd. Terwijl [slachtoffer] op de grond lag, heeft verdachte hem de stompen in diens gezicht toegediend. Naar eigen zeggen ging verdachte toen compleet door het lint.
Of [slachtoffer] inderdaad een mes heeft gehad en zo ja, wat hij daarmee dan heeft gedaan is voor het hof niet vast te stellen. Getuige [getuige 1] heeft beiden wel over een mes horen spreken, maar weet niet in welk verband dat was noch op welk moment dat aan de orde zou zijn geweest. Indien er vanuit moet worden gegaan dat [slachtoffer] een mes in handen heeft gehad, staat daarmee nog niet vast dat verdachte een beroep op noodweer toekomt.
Uit de verklaring van [slachtoffer] en [getuige 1] valt op te maken dat [slachtoffer] verdachte uit zijn woning wilde hebben, maar dat verdachte niet aan dat verzoek voldeed. Mogelijk heeft [slachtoffer] het mes de eerste keer gehanteerd om zijn woorden kracht bij te zetten. Ook dat hielp echter niet. Verdachte heeft [slachtoffer] op enig moment zelfs naar de grond gewerkt en een houdgreep aangelegd. Ook daarna is verdachte niet weggegaan. Als [slachtoffer] het mes ten tweede male in zijn handen heeft, is dat voor verdachte geen reden om de woning van [slachtoffer] te verlaten, maar om op [slachtoffer] af te lopen. [slachtoffer] had er bij de eerdere gelegenheid blijk van gegeven verdachte niet daadwerkelijk iets aan te willen doen met het mes, maar hem slechts uit zijn woning te willen hebben. Als er desondanks van moet worden uitgegaan dat er op dat moment voor verdachte een dreigende situatie heeft bestaan omdat [slachtoffer] het mes weer in zijn handen had, was zijn mishandeling van [slachtoffer] onder de gegeven omstandigheden niet geboden ter noodzakelijke verdediging van zijn eigen lijf. Verdachte is immers op [slachtoffer] afgelopen, terwijl [slachtoffer] met het mes in zijn hand stond. Dat [slachtoffer] op dat moment op verdachte is afgelopen, zoals hij ter zitting in hoger beroep beweerde, acht het hof niet aannemelijk geworden, omdat verdachte daarover in zijn verklaring bij de politie niet heeft gerept. Wel gaf hij toen aan dat hij het idee had dat [slachtoffer] hem iets aan wilde doen met het mes, maar hij heeft op geen enkele wijze geconcretiseerd waarop hij dat idee baseerde. [slachtoffer] stond "slechts" met het mes in de hand en had enige tijd daarvoor toen hij de gelegenheid daartoe had niet gestoken. Zelfs verdachtes opmerking dat hij dan maar moest steken heeft [slachtoffer] daar niet toe gebracht. Voor verdachte was er dan ook geen aanleiding te denken dat [slachtoffer] hem iets aan zou doen. Van een dreigende ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding was in redelijkheid geen sprake.
Het in die situatie naar [slachtoffer] toelopen is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm een aanval. [slachtoffer] had anders dan verdachte wel iets te vrezen van verdachte: hij was eerder naar de grond gewerkt en in een houdgreep genomen, en mocht zich gelet op die omstandigheden verdedigen tegen die aanval. Door de low-kick was verdachte zo boos geworden dat hij [slachtoffer] daarom wilde uitschakelen. Hij veegde [slachtoffer] onderuit. Deze volgende actie van verdachte getuigt van het voortzetten van de ingezette aanval en niet van een wil tot verdediging. Datzelfde geldt voor het stompen in het gezicht van de op de grond liggende [slachtoffer].
Het beroep op noodweer wordt verworpen.
Subsidiair is een beroep gedaan op noodweerexces.
Uitgaande van de eerste hantering van het mes door [slachtoffer], terwijl beiden vlak tegenover elkaar stonden, was er voor verdachte op dat moment (objectief gezien) sprake van een (dreigende) ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn lijf. Niet aannemelijk is echter geworden dat daardoor bij verdachte een hevige gemoedsbeweging is veroorzaakt waardoor hij later grenzen heeft overschreden.
Ook dit beroep wordt verworpen.
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dat feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 8 oktober 2008 onder invloed van alcoholhoudende drank [slachtoffer] mishandeld. [slachtoffer] is als gevolg daarvan opgenomen op de afdeling neurologie van een ziekenhuis, maar heeft geen blijvend letsel opgelopen. Wel heeft hij door de mishandeling een gezwollen gezicht en een wond onder zijn rechteroog bekomen. Door het plegen van dit feit is de lichamelijk integriteit van [slachtoffer] geschonden.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 augustus 2010 blijkt, dat verdachte vóór 8 oktober 2008 meermalen ter zake van het plegen van strafbare feiten, waaronder soortgelijke aan het thans bewezen verklaarde misdrijf, is veroordeeld. Deze veroordelingen hebben hem er niet van weerhouden het bewezen verklaarde feit te begaan.
Op grond van het vorenstaande en mede in aanmerking nemende de landelijk gehanteerde ori?ntatiepunten voor straftoemeting "Art. 300 Sr eenvoudige mishandeling" acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken in beginsel passend en geboden.
Daarnaast stelt het hof het volgende vast.
Uit een kopie van een email van Tactus Verslavingszorg d.d. 14 oktober 2010 (gehecht aan het faxbericht van de raadsvrouw d.d. 18 oktober 2010) blijkt het navolgende. Op 10 juni 2010 heeft verdachte zich in verband met zijn alcoholverslaving op eigen initiatief en na verwijzing door Meerkanten Verslavingszorg gemeld bij Tactus Verslavingszorg Flevoland. Na overleg met verdachte en behandelaar de Meerkanten is verdachte opgenomen bij het IMC (Intramuraal Motivatie Centrum Warnsveld) Tactus, ter overbrugging en motivatie voor verdere behandeling bij de Meerkanten. Na vrijwillig ontslag op 27 september 2010 bij het IMC is verdachte voor overbruggingszorg aangemeld bij Tactus verslavingszorg Lelystad/Almere, in afwachting van opname/behandeling bij de Meerkanten Almere. Volgens mededeling van de raadsvrouw van verdachte ter zitting van het hof zal verdachte op 20 oktober 2010 intern worden opgenomen voor behandeling van zijn alcoholverslaving bij de Meerkanten te Almere.
Het lijkt er derhalve op dat verdachte een andere - positieve - weg is ingeslagen.
Alles afwegende, is het hof van oordeel, dat in dit geval kan worden volstaan met de oplegging van de door de advocaat-generaal gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof beoogt met de voorwaardelijke strafoplegging mede te bereiken dat verdachte niet wederom een (soortgelijk) strafbaar feit zal plegen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vier weken;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Koolschijn, voorzitter, mr. Dam en mr. Greve, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier, zijnde mr. Koolschijn buiten staat om dit arrest mede te ondertekenen.