ECLI:NL:GHARN:2010:BO3589

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
10 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001844-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing in inrichting voor stelselmatige daders na diefstallen met valse sleutel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 10 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1969 en verblijvende in Huis van Bewaring Zwolle, was in hoger beroep gekomen tegen een eerdere uitspraak waarbij hem de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) was opgelegd wegens diefstallen. De rechtbank had de verdachte veroordeeld voor het plegen van meerdere diefstallen, waarbij hij gebruik had gemaakt van een AVIA-card die niet op zijn naam stond. Het hof heeft het hoger beroep gedeeltelijk verworpen en de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar heeft de ISD-maatregel voor de duur van twee jaar opgelegd voor de bewezen verklaarde diefstallen. Het hof oordeelde dat de verdachte niet ontvankelijk was in zijn hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een ander feit. De verdachte had in de loop van het proces verschillende verklaringen afgelegd over de herkomst van de AVIA-card, maar het hof achtte deze verklaringen onbetrouwbaar. De beslissing om de ISD-maatregel op te leggen was gebaseerd op de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en zijn verslavingsproblematiek. Het hof concludeerde dat de veiligheid van goederen de oplegging van de maatregel eiste en dat de verdachte niet in staat was om op eigen kracht zijn leven op orde te brengen. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat niet vaststond dat zij schade had geleden door de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001844-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-653152-10
Arrest van 10 november 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 22 juli 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1969] te [geboorteplaats],
postadres: [postadres],
thans verblijvende in Huis van Bewaring Zwolle te Zwolle,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. J. Vlug, advocaat te Deventer.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft bij het vonnis gelast dat aan verdachte wegens misdrijven de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wordt opgelegd, heeft beslist op de vordering van een benadeelde partij en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 4 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder
1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde zal veroordelen tot een plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (verder te noemen ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest, en voorts de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van ? 202,30, met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover aan hoger beroep onderworpen, ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 06 juni 2010 in de gemeente [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een AVIAcard, althans een betaalpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] ([benadeelde]) en/of de firma [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 06 juni 2010 in de gemeente [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een AVIAcard, althans een betaalpas op naam van [benadeelde] heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededaders ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die pas wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 06 juni 2010 in de gemeente [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk een AVIAcard, althans een betaalpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] ([benadeelde]) en/of de firma [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke pas verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf, te weten als gevonden voorwerp, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
2.
hij op of omstreeks 06 juni 2010 te omstreeks 11.13 uur in de gemeente [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld (EUR 175,75), in elk geval enig geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] ([benadeelde]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders het weg te nemen geld, althans goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een AVIAcard, althans een betaalpas op naam van [benadeelde] bij het benzinestation Avia aan de [straat] de aanschaf van benzine, telefoonkaarten, shag en/of drank, althans enig goed te betalen;
3.
hij op of omstreeks 06 juni 2010 te omstreeks 10.42 uur in de gemeente [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld (EUR 26,55), in elk geval enig geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] ([benadeelde]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders het weg te nemen geld, althans goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een AVIAcard, althans een betaalpas op naam van [benadeelde] bij het benzinestation Avia aan de [straat] de aanschaf van benzine, sigaretten, shag en/of vloei, althans enig goed te betalen.
Het hof beschouwt het ontbreken van het woord toe-eigening in het onder 2 en 3 ten laste gelegde als kennelijke misslagen en herstelt deze misslagen door dit woord, net als de rechtbank, in te lezen. Hierdoor wordt verdachte niet in enig belang geschaad.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Verdachte ontkent de aan hem ten laste gelegde feiten. Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof gesteld dat hij de door hem gebruikte AVIA-card heeft gekregen van een collega, met het verzoek om hiermee boodschappen te halen bij een benzinestation. Verdachte ging ervan uit dat de pas niet gestolen was omdat die collega ook beschikte over de bijbehorende pincode.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Verdachte heeft in de loop van het onderzoek zes verschillende verklaringen afgelegd over de wijze waarop hij de AVIA-card in zijn bezit heeft gekregen. Het hof acht de verklaringen van verdachte onbetrouwbaar en hecht geen geloof aan elk van deze zes verklaringen. Nu de inhoud van het dossier voor het overige geen aanknopingspunten biedt heeft het hof niet kunnen vaststellen hoe verdachte de bewuste betaalpas in zijn bezit heeft verkregen. Het hof zal verdachte derhalve vrijspreken van hetgeen onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair aan verdachte is ten laste gelegd.
Door zoveel verschillende verklaringen af te leggen heeft verdachte gepoogd te verhullen dat hij de AVIA-card door misdrijf in handen heeft gekregen. De consequentie van dit standpunt van het hof is, dat verdachte heeft geweten dat bij gebruikmaking van de op naam van een ander gestelde AVIA-card die AVIA-card een valse sleutel was in zijn handen.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
2.
hij op 06 juni 2010 omstreeks 11.13 uur in de gemeente [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld (EUR 175,75) toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte het weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een AVIAcard op naam van [benadeelde] bij het benzinestation Avia aan de [straat] de aanschaf van telefoonkaarten, shag en drank te betalen;
3.
hij op 06 juni 2010 omstreeks 10.42 uur in de gemeente [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld (EUR 26,55) toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte het weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een AVIAcard op naam van [benadeelde] bij het benzinestation Avia aan de [straat] de aanschaf van sigaretten, shag en vloei te betalen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 subsidiair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 2 en 3, telkens: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht met behulp van een valse sleutel.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Motivering van de op te leggen maatregel
Het hof heeft de op te leggen maatregel bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal diefstallen. Hij heeft deze delicten begaan, terwijl hij in de afgelopen jaren vele malen voor vermogensdelicten is veroordeeld. Blijkens een verdachte betreffend uittreksel uit het justiti?le documentatieregister d.d. 13 oktober 2010 (dat 32 pagina's beslaat) is verdachte in de vijf jaren voorafgaande aan de onderhavige feiten minstens driemaal onherroepelijk ter zake van een misdrijf tot een vrijheidsbenemende sanctie veroordeeld. Het opleggen van gevangenisstraffen heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Bij brief van 6 juli 2010 heeft Tactus verslavingszorg meegedeeld dat de verdachte niet wil meewerken aan het uitbrengen van een voorlichtingsrapport, hij heeft niet gereageerd op de veelvuldige uitnodigingen van Tactus hiertoe.
Bij brief van 7 juli 2010 van Tactus verslavingszorg is een korte omschrijving gegeven van de hulpverleningsgeschiedenis van verdachte en is aangegeven dat een dwang- en drangtraject als de ISD-maatregel de kans op recidive mogelijk kan verminderen en verdachte mogelijk kan motiveren voor een hulpverleningstraject. Uit de brief blijkt dat er in het verleden diverse malen is geprobeerd om verdachte in een verslavingskliniek te laten behandelen voor zijn drugsverslaving hetgeen niet is gelukt wegens het vertrek van verdachte uit de kliniek of een terugval in gedrag.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven niet te willen meewerken aan een behandeling in het kader van de ISD-maatregel, maar dat hij op eigen kracht aan zijn toekomst wil werken. Het hof stelt op grond van de hulpverleningsgeschiedenis van verdachte vast dat het verdachte in het verleden niet is gelukt zijn leven op orde te brengen. Om die reden beschouwt het hof de mogelijkheid dat verdachte op eigen kracht aan zijn toekomst werkt, niet als reëel.
Het hof is van oordeel dat op grond van de documentatie van verdachte er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Gelet op het strafrechtelijke verleden van verdachte en het niet-succesvolle verloop van de diverse begeleidingsprojecten in het verleden acht het hof de prognose voor de toekomst van verdachte somber.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat de veiligheid van goederen de oplegging van de ISD-maatregel eist en dat aan de in artikel 38 m van het Wetboek van Strafrecht daartoe gestelde criteria is voldaan.
Deze maatregel strekt niet alleen tot beëindiging van de recidive van verdachte maar ook tot het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn verslavingsproblematiek. Het hof zal verdachte deze maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen.
Gelet op het justitiële verleden en de verslavingsproblematiek van verdachte is niet te verwachten dat de problematiek van verdachte kan worden behandeld binnen een kortere tijd dan de maximale duur van de maatregel. Deze omstandigheden maken dat het hof de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering zal brengen op de duur van de maatregel.
Het hof acht, gelet op de ernst van de problematiek van verdachte en het feit dat niet te verwachten is dat behandeling van verdachte binnen twee jaar is afgerond, geen termen aanwezig reeds nu te beslissen tot een tussentijdse toetsing als bedoeld in artikel 38s, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, zoals door de rechtbank wel is gedaan. Dit laat onverlet dat verdachte op grond van het tweede lid van die bepaling zelf op enig moment om een dergelijke toetsing kan verzoeken.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij, het echtpaar [benadeelde] en [benadeelde], zich in het geding in eerste aanleg (mondeling) heeft gevoegd en dat de vordering in eerste aanleg is toegewezen tot een bedrag van € 202,30 en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is verklaard in de vordering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd en derhalve duurt de voeging ter zake van haar vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort tot het bedrag van € 202,30.
Naar het oordeel van het hof staat onvoldoende vast dat de benadeelde partij voornoemd rechtstreekse schade heeft geleden door de onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten nu de door verdachte gebruikte AVIA-card op naam stond van [naam], niet zijnde benadeelde partij voornoemd.
De benadeelde partij dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering, met veroordeling van de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 38m, 38n, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 4 ten laste gelegde feit;
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en in zoverre opnieuw recht doende;
verklaart het verdachte onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
gelast dat verdachte [verdachte] wordt geplaatst in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. K.J. van Dijk, voorzitter, mr. P.W.J. Sekeris en mr. G.M. Meijer-Campfens, in tegenwoordigheid van mr. M. Koster als griffier.