ECLI:NL:GHARN:2010:BO4673

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
18 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-003205-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Heins
  • H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg
  • J.A. Wiarda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Noodweer als verweer bij mishandeling in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 18 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1967 en wonende te [woonplaats], was eerder veroordeeld voor mishandeling. De politierechter had hem een straf opgelegd en de vordering van de benadeelde partij toegewezen. De verdachte heeft tijdig hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een voorwaardelijke geldboete van € 250,- met een proeftijd van twee jaar, en dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zou worden verklaard.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De tenlastelegging betrof opzettelijke mishandeling van de benadeelde partij op 25 maart 2008. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich in een manege bevond en onverwachts door de benadeelde partij werd geslagen. De verdachte heeft in reactie daarop de benadeelde met de vuist geslagen. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte handelde uit noodzakelijke verdediging, omdat hij zich niet kon onttrekken aan de aanval van de benadeelde partij. Het beroep op noodweer is door het hof geaccepteerd, waardoor de verdachte van alle rechtsvervolging is ontslagen.

De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, en het hof heeft de benadeelde partij veroordeeld in de kosten van het geding, die op nihil zijn begroot. Dit arrest is ondertekend door de voorzitter en de andere rechters, met uitzondering van mr. J.A. Wiarda, die buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-003205-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-481025-08
Arrest van 18 november 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 7 december 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1967] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.A. Boeve, advocaat te Putten.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft op de vordering van de benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een voorwaardelijke geldboete van € 250,-, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 25 maart 2008 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), meermalen (met kracht) met al dan niet tot vuist gebalde hand op/tegen het hoofd/gezicht heeft geslagen/gestompt en/of tegen het lichaam van die [benadeelde] heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 maart 2008 te [plaats] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), met een tot vuist gebalde hand tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
mishandeling.
Strafbaarheid
Van de zijde van de verdachte is ter terechtzitting van het hof een beroep gedaan op noodweer. Hiertoe heeft de raadsman - kort gezegd - aangevoerd dat het voor verdachte feitelijk onmogelijk was om zich aan de aanval van aangever [benadeelde] te onttrekken en hij derhalve geen andere mogelijkheid had dan zichzelf te verdedigen op de wijze zoals die is bewezen verklaard.
Op grond van de processtukken en het verhandelde ter zitting stelt het hof het navolgende vast. Verdachte bevond zich op 25 maart 2008 in het bargedeelte van een manege te [plaats]. Op enig moment wilde hij naar het toilet gaan. Toen hij zich op weg daarnaar toe in een smalle (door)gang bevond, met zijn rug naar een glazen wand gericht, werd hij volkomen onverwachts door aangever [benadeelde] op zijn hoofd geslagen. In (het verlengde van) die (door)gang bevond zich een aantal personen en voorts stonden daar barkrukken en een tafel met stoelen. Nadat verdachte [benadeelde] had weggeduwd, kwam deze meteen weer op verdachte af. Hierop heeft verdachte [benadeelde] met de vuist tegen het hoofd geslagen.
Uit de hiervoor beschreven gang van zaken blijkt, dat op het moment dat verdachte [benadeelde] had weggeduwd nadat hij door hem was geslagen, [benadeelde] meteen weer op hem af kwam. Het hof acht aannemelijk geworden dat verdachte [benadeelde] daarop (met de vuist) heeft geslagen ter noodzakelijke verdediging van zijn lijf tegen de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van [benadeelde]. Gelet op de feitelijke situatie ter plaatse en het zeer korte tijdsbestek waarin een en ander zich afspeelde, kon in redelijkheid niet worden gevergd dat verdachte anders handelde dan hij heeft gedaan. Het door verdachte gebruikte geweld is niet als disproportioneel aan te merken.
Nu het beroep op noodweer slaagt, zal verdachte worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Vordering benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat de vordering van de benadeelde partij in eerste aanleg niet-ontvankelijk is verklaard en dat de benadeelde partij zich binnen de grenzen van de eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd.
De benadeelde partij dient in verband met het ontslag van alle rechtsvervolging van de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte als voormeld ten laste gelegde bewezen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H. Heins, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman als griffier, zijnde mr. J.A. Wiarda buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.