ECLI:NL:GHARN:2010:BO8088

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
24 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
W2010/032
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van doorbrekingsgronden van appelverbod in wrakingsprocedure

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de beslissing van de wrakingskamer van de rechtbank Arnhem, die op 18 november 2010 het wrakingsverzoek van [appellante] heeft afgewezen. De wraking was gericht tegen mr. F.M.T. Quaadvliet, die de faillissementsprocedure tegen [X] behandelde. De rechtbank had het faillissementsverzoek van [appellante] aangehouden in afwachting van een verzoek van [X] tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Na de afwijzing van het wrakingsverzoek heeft [appellante] op 29 november 2010 hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem.

Het hof heeft op 17 december 2010 de mondelinge behandeling gehouden, waarbij [appellante] in persoon aanwezig was, bijgestaan door haar advocaat. Het hof heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het hoger beroep beoordeeld. Volgens artikel 39 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) staat tegen de beslissing op een wrakingsverzoek geen voorziening open, maar het hof heeft vastgesteld dat de regels voor doorbreking van het appelverbod van toepassing zijn. [appellante] heeft in haar beroepschrift doorbrekingsgronden aangevoerd, waardoor zij ontvankelijk is in haar beroep.

In de beoordeling van het hoger beroep heeft het hof vastgesteld dat de door [appellante] aangevoerde grieven voornamelijk betrekking hebben op het handelen van mr. Quaadvliet in de faillissementsprocedure en niet op de toepassing van de wrakingsregels. Het hof concludeert dat de wrakingskamer de bepalingen van de Faillissementswet correct heeft toegepast en dat de beroepsgronden van [appellante] niet kunnen leiden tot een doorbreking van het appelverbod. Het hof verwerpt daarom het beroep van [appellante]. De beslissing is openbaar uitgesproken op 24 december 2010.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
zaaknummer W2010/032
beslissing van de wrakingskamer van 24 december 2010
inzake het hoger beroep betreffende het verzoek tot wraking, gedaan door
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. P.J.G. van der Donck te Houten.
1. De procedure
1.1 In de bij de rechtbank Arnhem aanhangige faillissementsprocedure met zaaknummer [zaaknummer] tussen appellante (verder te noemen: [appellante]) als aanvraagster van het faillissement enerzijds en [X], wonende te [woonplaats] (verder te noemen: [X]) anderzijds heeft de rechtbank Arnhem in de persoon van mr. F.M.T. Quaadvliet, rechter in die rechtbank, het verzoekschrift van [appellante] strekkende tot faillietverklaring van [X], ter zitting van 12 oktober 2010 ambtshalve aangehouden tot de pro forma zitting van 4 januari 2011 in afwachting van een door [X] in te dienen verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
1.2 Bij faxbericht van 12 oktober 2010 heeft de advocaat van [appellante] bij de rechtbank een verzoek tot wraking ingediend ten aanzien van mr. Quaadvliet. Bij brief van 28 oktober 2010 heeft mr. Quaadvliet de rechtbank laten weten dat zij niet in het wrakingsverzoek berust en dat het verzoek moet worden afgewezen. Op 4 november 2010 heeft de behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer van de rechtbank plaatsgevonden
1.3 Bij beschikking van de wrakingskamer van de rechtbank Arnhem van 18 november 2010 is het verzoek tot wraking afgewezen.
1.4 Bij ter griffie van het hof op 29 november 2010 ingekomen beroepschrift is [appellante] in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking en heeft zij het hof verzocht deze beschikking te vernietigen en het wrakingsverzoek alsnog toe te wijzen, de rechtbank te bevelen zo spoedig mogelijk het faillissementsverzoek te behandelen en (zo mogelijk) toe te wijzen met inachtneming van hetgeen door het hof zal worden bepaald, onder vergoeding van de door [appellante] gemaakte proceskosten.
1.5 Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de daarbij overgelegde stukken.
1.6 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 december 2010, waarbij [appellante] is verschenen in persoon, bijgestaan door haar advocaat, die zich daarbij heeft bediend van de door hem ter zitting overgelegde pleitnota.
1.7 Vervolgens heeft het hof uitspraak bepaald op heden.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep
2.1 Ingevolge het bepaalde in artikel 39 vijfde lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) staat tegen de beslissing op een wrakingsverzoek geen voorziening open. De regels met betrekking tot doorbreking van het appelverbod zijn evenwel hierop van toepassing, zodat - alvorens inhoudelijk kan worden ingegaan op de door [appellante] aangevoerde wrakingsgronden - het hof eerst dient te beoordelen of [appellante] in haar hoger beroep kan worden ontvangen.
2.2 Nu [appellante] in haar beroepschrift heeft gesteld dat sprake is van een of meer “doorbrekingsgronden” en zij die gronden in het beroepschrift heeft vormgegeven, is zij ontvankelijk in haar beroep.
3. De beoordeling van het hoger beroep
3.1 Het hof stelt voorop dat de doorbrekingsgronden betrekking moeten hebben op de vraag of en in hoeverre de wrakingskamer van de rechtbank de bepalingen omtrent wraking, zoals vastgelegd in de artikelen 36 tot en met 39 Rv., ten onrechte dan wel met verzuim van essentiële vormen heeft toegepast of ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten.
3.2 De door [appellante] in haar beroepschrift aangevoerde grieven 1 tot en met 5 en grief 7 hebben alle betrekking op het handelen en beslissen van mr. Quaadvliet in de door [appellante] geëntameerde faillissementsprocedure tegen [X] en niet op de hiervoor onder 3.1 omschreven vraag. Deze grieven dienen reeds om deze reden te worden verworpen.
3.3 Ook grief 6 kan het appelverbod van artikel 39 lid 5 Rv. niet doorbreken. Deze grief klaagt er over dat de (wrakingskamer van de) rechtbank heeft nagelaten een oordeel te vellen over de wrakingsgrond dat mr. Quaadvliet in haar reactie op het wrakingsverzoek vermeldde dat (enkel) een mededeling dat het wsnp-verzoek (bij de Stadsbank) geen gevolg zal krijgen, aanleiding zal zijn om de zaak te bespoedigen. Ook ten aanzien van deze grief geldt dat deze vooral ziet op de toepassing van de bepalingen van de Faillissementswet en niet op een eventueel verzuim van essentiële vormen door de wrakingskamer. Het hof merkt in dit verband nog op dat de wrakingskamer van de rechtbank niet kan dienen als hoger beroepsinstantie voor onjuist gevonden beslissingen van een rechter in die rechtbank.
3.4 Nu de door [appellante] aangevoerde beroepsgronden niet kunnen leiden tot een doorbreking van het in artikel 39 lid 5 Rv. vastgelegde appelverbod en ook overigens niet is gebleken dat de wrakingskamer van de rechtbank bij haar beslissing tot afwijzing van het wrakingsverzoek de artikelen 36 en volgende Rv. ten onrechte dan wel met verzuim van essentiële vormen heeft toegepast of ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten, dient het beroep van [appellante] te worden verworpen.
4. De beslissing
De wrakingskamer, beslissende in hoger beroep:
verwerpt het beroep van [appellante].
Deze beslissing is gegeven door mrs. R. van den Heuvel, I.A. Katz-Soeterboek en J.P.M. Kooijmans en is in tegenwoordigheid van de griffier J.A.M. Wagener in het openbaar uitgesproken op 24 december 2010.