ECLI:NL:GHARN:2010:BP0769

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
16 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.077.427
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de schuldsaneringsregeling na controle van verslavingsproblematiek

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 16 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toewijzing van de schuldsaneringsregeling voor de appellante, die te maken had met een verslavingsproblematiek. De rechtbank Zwolle-Lelystad had eerder, op 12 november 2010, het verzoek van de appellante om de schuldsaneringsregeling toe te passen afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het nog onvoldoende aannemelijk was dat de appellante haar verslavingsproblematiek onder controle had, wat een terugvalrisico met zich meebracht. De rechtbank baseerde haar oordeel op artikel 288, eerste lid, aanhef en onder b, van de Faillissementswet, in combinatie met het Procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken.

In hoger beroep heeft de appellante, bijgestaan door haar advocaat, het hof verzocht het eerdere vonnis te vernietigen. Het hof heeft de situatie van de appellante opnieuw beoordeeld, waarbij het in aanmerking nam dat zij sinds oktober 2009 geen drugs meer had gebruikt en dat haar verslavingsproblematiek door een deskundige was bevestigd als onder controle. De zorgconsulente van de appellante heeft verklaard dat zij haar taken goed uitvoert en dat er geen aanwijzingen zijn dat zij opnieuw drugs of alcohol gebruikt.

Het hof heeft geconcludeerd dat de appellante voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan van haar schulden onder controle heeft gekregen. Gezien deze bevindingen heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken, met de zaak ter verdere afdoening terugverwijzend naar de rechtbank Zwolle-Lelystad.

Uitspraak

Arrest d.d. 16 december 2010
Zaaknummer 200.077.427
HET GERECHTSHOF ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest in de zaak van
[naam],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. A.A.M. Waverijn, kantoorhoudende te Almere.
Het geding in eerste aanleg
Bij vonnis van 12 november 2010 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, het verzoek van [appellante] om de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van haar uit te spreken, afgewezen.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 19 november 2010, heeft [appellante] verzocht voornoemd vonnis te vernietigen en opnieuw beslissende te bepalen dat de schuldsanering op haar van toepassing zal worden.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief met bijlagen van 25 november 2010 en een brief met bijlagen van 2 december 2010, beide van mr. Waverijn.
Ter zitting van 8 december 2010 is de zaak behandeld. Verschenen is [appellante], vergezeld van mevrouw M. den Heeten, zorgconsulente bij Stichting Kompaan, en bijgestaan door haar advocaat.
De beoordeling
Inleiding
1. De rechtbank heeft het verzoek van [appellante] tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen op grond van - naar het hof begrijpt - artikel 288, eerste lid, aanhef en onder b, van de Faillissementswet (hierna: Fw) in samenhang met het Procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken, bijlage IV, onder 5.4.2 (hierna: het Procesreglement). Naar het oordeel van de rechtbank is het thans nog onvoldoende aannemelijk dat [appellante] al klaar is voor de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende zware verplichtingen, waardoor een terugvalrisico reëel is. Hiertoe overweegt de rechtbank - samengevat - dat [appellante] op de goede weg terug is van haar verslavingsproblematiek, maar dat het op dit moment nog te vroeg is om vast te stellen dat zij haar verslavingsproblematiek al zodanig onder controle heeft dat zij in staat is haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren na te komen. Vanwege de langdurige en als zeer ernstig aan te duiden verslavingsproblematiek is er volgens de rechtbank geen aanleiding ten gunste van [appellante] af te wijken van de in het Procesreglement vermelde richtlijn, die uitgaat van de periode van één jaar waarover de verslaving onder controle dient te zijn.
2. [appellante] kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiertegen in hoger beroep gekomen.
Het oordeel
3. Op grond van artikel 288, eerste lid, aanhef en onder b, Fw wordt het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling slechts toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest. Het ligt op de weg van de schuldenaar om dit aannemelijk te maken.
4. Schulden die voortvloeien uit een verslaving aan drugs en/of alcohol worden geacht niet te goeder trouw te zijn ontstaan. [appellante] heeft in haar beroepschrift naar voren gebracht dat haar drugsverslavingsproblematiek mede een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van de schulden. In het licht hiervan heeft [appellante] niet aannemelijk gemaakt dat zij ten aanzien van het ontstaan van de schulden te goeder trouw is geweest.
5. Het verzoek om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling kan, niettegenstaande het feit dat, zoals in dit geval, de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 288, eerste lid, aanhef en onder b, Fw zich voordoet, ingevolge het bepaalde in artikel 288, derde lid, Fw toch worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van de schulden, onder controle heeft gekregen (de zogenaamde hardheidsclausule). Ingevolge het eerdergenoemde Procesreglement (in het bijzonder onder 5.4.2 van bijlage IV - dat de hardheidsclausule op dit onderdeel nader invult -) dient, ingeval de schuldenaar verslaafd is geweest aan drugs en/of alcohol, de schuldenaar gedurende een periode van in beginsel één jaar geen drugs en/of alcohol meer te hebben gebruikt. Tevens dient door een hulpverlener of hulpverlenende instantie te worden bevestigd dat de verslaving onder controle is.
6. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat [appellante] vanaf haar 18e jaar tien jaar verslaafd is geweest aan drugs. Daarna is zij tien jaar clean geweest. Na haar echtscheiding in 2007 heeft [appellante] een terugval gehad en is zij weer drugs gaan gebruiken. In oktober 2009 heeft [appellante] zich op eigen initiatief gemeld bij Meerkanten. Een medewerker van de hulpverleningsorganisatie Tactus verslavingszorg heeft op 27 augustus 2010 schriftelijk bevestigd dat [appellante] sinds acht maanden geen drugs meer gebruikt. [appellante] heeft verklaard dat zij geen alcoholprobleem heeft. Sinds haar terugval in 2007 heeft [appellante] - zo stelt zij - af en toe alcohol gedronken. Vanwege haar verslavingsverleden heeft [appellante] zich in augustus 2010 preventief gemeld bij de Anonieme Alcoholisten, nog voordat sprake kon zijn van enige alcoholafhankelijkheid. Vanaf augustus 2010 is [appellante] geheelonthoudster. Verder volgt [appellante] sinds maart 2010 bij de Meeregaard één keer in de twee weken therapie. Daarnaast maakt [appellante] sinds september 2009 gebruik van budgetbeheer. Een medewerker van Plangroep Almere heeft recentelijk schriftelijk bevestigd dat [appellante] altijd inzet heeft getoond door op de gemaakte afspraken te verschijnen en de opgevraagde stukken aan te leveren. [appellante] heeft in deze periode geen nieuwe schulden gemaakt. Daarbij komt dat [appellante] sinds februari 2010 via de Stichting Kompaan werkzaam is als reinigingsmedewerkster. [appellante] heeft per 1 juli 2010 een arbeidsovereenkomst voor een half jaar aangeboden gekregen, welke verlengd wordt tot 1 januari 2012.
7. De begeleidend consulente van [appellante], mevrouw Den Heeten, zorgconsulente bij de Stichting Kompaan, heeft zowel schriftelijk, bij de voortgangsrapportage van 23 november 2010, als ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep verklaard dat [appellante] haar taken goed uitvoert en dat haar arbeidsovereenkomst verlengd zal worden met een jaar, derhalve tot 1 januari 2012, omdat [appellante] zich een goede en betrouwbare werkneemster heeft getoond en zij de mogelijkheid heeft om regulier uit te stromen. Voorts heeft Den Heeten verklaard dat [appellante] ook werkzaamheden mag verrichten waarbij het nodig is om in een auto te rijden. Tenslotte heeft Den Heeten verklaard dat zij en de werkbegeleider van [appellante] geen enkele aanwijzing hebben waaruit afgeleid zou kunnen worden dat [appellante] drugs en/of alcohol gebruikt, terwijl de werkbegeleider, met wie [appellante] drie keer per werkdag contact heeft, bij enige twijfel daaromtrent een test op drugs en/of alcohol zal afnemen.
8. Naar het oordeel van het hof is de verklaring van Den Heeten voldoende overtuigend en deskundig om aan te kunnen nemen dat [appellante] haar verslaving onder controle heeft.
9. Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, is het hof van oordeel dat [appellante] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden, onder controle heeft gekregen.
10. Nu voor het overige niet is gebleken van feiten en omstandigheden die aan toewijzing van het verzoek van [appellante] in de weg staan, zal de toepassing van de schuldsaneringsregeling worden uitgesproken.
Slotsom
11. Op grond van het voorgaande dient het vonnis waarvan beroep te worden vernietigd. Er zal opnieuw worden beslist als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw beslissende:
spreekt ten aanzien van [appellante] voornoemd de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit;
verwijst de zaak ter verdere afdoening naar de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, ter uitvoering van die regeling.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.D.S.L. Bosch, voorzitter, M.E.L. Fikkers en E.F. Groot, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 16 december 2010 in bijzijn van de griffier.