Parketnummer: 24-000001-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-605121-09
Arrest van 1 februari 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 21 december 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. ter Haar, advocaat te Emmeloord.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven en een overtreding veroordeeld tot een straf en bijkomende straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde misdrijven, een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van
2 jaren, ter zake van het onder 1 ten laste gelegde misdrijf en een geldboete van € 500,=, subsidiair 10 dagen hechtenis, ter zake van de onder 3 ten laste gelegde overtreding.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 13 maart 2009 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994,
395 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden;
feit 2:
hij op of omstreeks 13 maart 2009 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de [straat], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan (een) ander(en) (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]) letsel en/of schade was toegebracht;
feit 3:
hij op of omstreeks 13 maart 2009 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [straat], zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, immers heeft hij, verdachte, onvoldoende aandacht gehad bij het besturen van zijn voertuig en/of overige verkeer en/of heeft hij, verdachte, niet behoorlijk het verloop van de rijbaan gevolgd, doch is hij, verdachte (rijdende over een aldaar gelegen verkeersdrempel) de controle over het door hem bestuurde voertuig verloren, (mede) waardoor hij, verdachte, met dat door hem bestuurde voertuig door de tuin, behorende bij de woning [adres] is gereden om uiteindelijk tegen de (voor)gevel van laatstgenoemde woning tot stilstand te komen, (mede) ten gevolge waarvan een inzittende van het door hem, verdachte, bestuurde voertuig, (zwaar) gewond is geraakt.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
feit 1:
hij op 13 maart 2009 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994,
395 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden;
feit 2:
hij op 13 maart 2009 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval op de [straat], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist aan anderen te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] letsel of schade was toegebracht;
feit 3:
hij op 13 maart 2009 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [straat], zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, immers heeft hij, verdachte, onvoldoende aandacht gehad bij het besturen van zijn voertuig en heeft hij, verdachte, niet behoorlijk het verloop van de rijbaan gevolgd, doch is hij, verdachte rijdende over een aldaar gelegen verkeersdrempel de controle over het door hem bestuurde voertuig verloren, waardoor hij, verdachte, met dat door hem bestuurde voertuig door de tuin, behorende bij de woning [adres] is gereden om uiteindelijk tegen de voorgevel van laatstgenoemde woning tot stilstand te komen, ten gevolge waarvan een inzittende van het door hem, verdachte, bestuurde voertuig gewond is geraakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 1:
overtreding van artikel 8, derde lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994;
onder 2:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
onder 3:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 13 maart 2009 als beginnend bestuurder een personenauto bestuurd, terwijl hij verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank, en heeft toen een verkeersongeval veroorzaakt. Hij heeft onvoldoende aandacht gehad bij het besturen van zijn voertuig en heeft niet behoorlijk het verloop van de rijbaan gevolgd. Hij is rijdende over een in de weg gelegen verkeersdrempel de controle over het door hem bestuurde voertuig verloren. Daardoor is hij met het door hem bestuurde voertuig door de tuin, behorende bij de woning van [slachtoffer 2], gereden en is hij uiteindelijk tegen de voorgevel van die woning tot stilstand gekomen. Als gevolg daarvan is verdachtes vriend [slachtoffer 1], die als passagier bij verdachte in de auto zat, gewond geraakt en is aan die [slachtoffer 2] schade toegebracht. Verdachte heeft daarop de plaats van het ongeval verlaten, terwijl hij wist dat bij dat ongeval aan [slachtoffer 1] letsel en aan [slachtoffer 2] schade was toegebracht. Verdachtes ademalcoholgehalte bleek bij onderzoek 395 mg/l te zijn.
Door het plegen van deze feiten heeft verdachte niet alleen de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht, maar ook schade en letsel aan anderen veroorzaakt.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 november 2010 blijkt, dat verdachte meermalen ter zake van het plegen van strafbare feiten - zij het andere dan verkeersdelicten - is veroordeeld.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij ongeveer een jaar geleden als zelfstandig ondernemer een klussenbedrijf is gestart, dat hij geen personeel in dienst heeft, dat hij het financieel gezien niet erg breed heeft en daarom ook regelmatig op de zaterdagen dient te werken en dat hij in verband met zijn werkzaamheden voor zijn klussenbedrijf zijn rijbewijs niet kan missen.
Voorts heeft verdachte ter zitting van het hof verklaard dat het met zijn vriend [slachtoffer 1] weer goed gaat, dat zij nog steeds vrienden zijn en dat zij samen nog dagelijks met elkaar omgaan.
Nu uit voormeld Uittreksel blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van verkeersdelicten is veroordeeld, moet het handelen van verdachte als een incident worden gezien.
Het hof volgt niet de vordering van de advocaat-generaal, omdat die vordering - in totaliteit bezien - onvoldoende recht doet aan de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals hiervoor vermeld.
Op grond van het vorenstaande, in samenhang beschouwd, en mede in aanmerking nemende de landelijk gehanteerde oriëntatiepunten straftoemeting "rijden onder invloed motorrijtuigen beginnend bestuurder" is het hof van oordeel, dat in dit geval een passende bestraffing gevonden kan worden in het opleggen van een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, ter zake van de onder 1 en 2 bewezen verklaarde misdrijven, een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren ter zake van het onder 1 bewezen
verklaarde misdrijf en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren ter zake van de onder 3 bewezen verklaarde overtreding.
Het hof is van oordeel, dat verdachte naast zijn hiervoor genoemde werkzaamheden voor zijn klussenbedrijf in staat moet worden geacht een werkstraf van 40 uren te verrichten, zulks gelet op de termijn waarbinnen die werkstraf moet zijn verricht, te weten binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit arrest.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 7, 8, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeldonder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte]:
ter zake van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde misdrijven:
tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast;
ontzegt aan de veroordeelde ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van zes maanden;
beveelt, dat de bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
ter zake van de onder 3 bewezenverklaarde overtreding:
ontzegt aan de veroordeelde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van zes maanden;
beveelt, dat de bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Lahuis, voorzitter, mr. Anjewierden en mr. Groefsema, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier.