ECLI:NL:GHARN:2011:BP3941

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
19 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-002293-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Utrecht inzake poging tot gewapende diefstal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 19 januari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Utrecht. De verdachte is beschuldigd van poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw berecht. De verdachte heeft in zijn verweer aangevoerd dat hij niets met de poging tot diefstal te maken heeft, maar het hof oordeelt dat de bewijsmiddelen, waaronder DNA-sporen en getuigenverklaringen, voldoende zijn om de betrokkenheid van de verdachte vast te stellen. De overval vond plaats op een juwelierszaak, waarbij de juwelier door drie mannen met bivakmutsen werd bedreigd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten zich schuldig hebben gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 365 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk. Daarnaast is er een werkstraf van 150 uren opgelegd. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding van € 1.653,- toegewezen gekregen. Het hof heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld en de vordering van de benadeelde partij toegewezen, met de verplichting tot schadevergoeding. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de betrokken rechters de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte in overweging hebben genomen.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-002293-10
Uitspraak d.d.: 19 januari 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van
22 juni 2010 in de strafzaak tegen
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 5 januari 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr A.C.J. Nettenbreijers, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage II)
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder als volgt.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof geconcludeerd dat zijn cliënt niets met de poging diefstal met geweld te maken heeft. Hiertoe heeft hij onder meer aangevoerd dat het DNA op de bivakmuts is aangetroffen omdat zijn cliënt die in zijn handen zou hebben gehad toen hij ermee speelde en dat de verklaringen afgelegd door getuige [getuige 1] onbetrouwbaar zijn. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft [getuige 1] zich als getuige in de strafzaak tegen zijn medeverdachten op zijn verschoningsrecht beroepen. De raadsman heeft zich erop beroepen dat de verdediging aldus niet in staat is geweest de getuige te ondervragen. De door [getuige 1] bij de politie afgelegde verklaringen mogen volgens de raadsman van verdachte niet voor bewijs worden gebezigd.
De verklaringen van [getuige 1] bij de politie vormen naar het oordeel van het hof een bevestiging van de feiten en omstandigheden die duiden op de betrokkenheid van verdachte en de medeverdachten en die ook zelfstandig het bewijs van die betrokkenheid zouden kunnen dragen. Het bewijs is derhalve niet in overwegende mate gebaseerd op de verklaringen van [getuige 1]. Voorts heeft de raadsman geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de betrouwbaarheid van getuige [getuige 1] in hoger beroep te testen door hem als getuige te horen.
Het verweer dat het DNA-materiaal van de verdachte op de bivakmutsen is gekomen omdat hij deze in handen heeft gehad toen hij ermee zat te spelen acht het hof niet overtuigend in het licht van het overige bewijsmateriaal.
Gelet op de feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang en verband gezien, is het hof van oordeel dat verdachte en zijn medeverdachten zich schuldig hebben gemaakt aan het tenlastegelegde feit. Redengevend hiervoor zijn de volgende omstandigheden. Op [datum] vindt om ongeveer [tijdstip] uur een overval plaats op de juwelierszaak “[naam juwelierszaak]” aan de [straat] in [plaats]. De juwelier verklaarde door drie mannen met bivakmutsen te zijn overvallen. Verschillende getuigen hebben verklaard een viertal jongens te hebben zien lopen in de directe omgeving van de [straat] in [plaats]. Aan de hand van deze verklaringen kon een looproute worden vastgesteld. Korte tijd na de overval zijn verdachte en de medeverdachten aangehouden in een kelderbox op aanwijzing van de getuige [getuige 2]. Uit de keldergang vluchtte kort daarvoor medeverdachte [naam medeverdachte] weg. Verdachte, zijn broer en [getuige 1] zijn in een kelderbox aangetroffen behorend bij de woning van medeverdachte [naam medeverdachte]. In deze kelderbox heeft de politie onder meer bivakmutsen, een imitatiepistool en een rugzak met handboeien, tie-rips en duct-tape aangetroffen. Op de rugzak is DNA-materiaal aangetroffen dat overeenkomsten vertoont met het DNA-materiaal van de verdachte [naam medeverdachte], op één van de aangetroffen bivakmutsen is DNA-materiaal aangetroffen van de medeverdachte [getuige 1] en op een andere bivakmuts is DNA-materiaal aangetroffen dat overeenkomsten vertoont met het DNA-materiaal van verdachte of zijn eeneiige tweelingbroer. Op één van de in de auto van medeverdachte [getuige 1] aangetroffen laptops, eigendom van verdachte [verdachte], bevonden zich zogenaamde chatgesprekken die naar het oordeel van het hof verband houden met de voorbereidingen van de overval op de juwelier, de samenstelling van de groep verdachten en het afspreken in de kelderbox. Naar het oordeel van het hof volgt hieruit tevens dat er sprake is geweest van een vooropgezet plan van alle verdachten.
Verdachte heeft elke betrokkenheid ontkend.
Hij heeft echter geen, ook niet ter terechtzitting van het hof, aannemelijke verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid, enkele minuten na de overval, in de kelderbox waarin ook bivakmutsen, een rugtas met overvalmateriaal (tie-rips, handboeien, duct-tape) en het nepvuurwapen aanwezig waren en voor zijn vlucht voor de politie.
Het hof is dan ook van oordeel dat het aan verdachte tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks [datum] te [plaats], althans in het arrondissement
Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een of meer geldbedrag(en) en/of een
of meer sierraden, althans enig goed naar zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan juwelierswinkel [naam juwelierswinkel] (gelegen aan de [straat]) en/of aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt heeft
gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn
mededader(s)
- voornoemde juwelierszaak binnengelopen (terwijl hij/zij, verdachte en/of
zijn mededader(s) op het hoofd een bivakmuts droeg(en) en/of terwijl hij,
verdachte en/of zijn mededader(s) een rugzak/sporttas bij zich droeg met
daarin onder meer: één of meer tie-rap(s) en/of (een rol) duct-tape en/of (een
set) handboeien) en/of
- (vervolgens) een (nep)vuurwapen (merk G.1 Airsoft Gun, model Colt 1908
Hammerless), althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, getoond aan
voornoemde [aangever], en/of
- (vervolgens/daarbij) die [aangever] een of meermalen gestompt/geslagen in
het gezicht, in elk geval tegen het lichaam, en/of
- (daardoor/vervolgens) die [aangever] geduwd/bewogen naar/in de richting
van/tegen een kluis,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte zich samen met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan een poging tot het plegen van een gewapende overval. Het hof rekent het feit dat verdachte en zijn mededaders gewapend met een (nep)pistool, vermomd en met meerdere personen op het slachtoffer zijn afgegaan, zwaar aan. Het spreekt voor zich dat een poging overval zoals deze is uitgevoerd voor het slachtoffer een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Uit de verklaring van het slachtoffer blijkt dat hij erg aangedaan is door hetgeen er is gebeurd en dat hij niet snapt dat verdachte en zijn mededaders dit hebben gedaan. Het slachtoffer vreesde voor zijn leven en ook nu nog ondervinden het slachtoffer en zijn echtgenote dagelijks de psychische gevolgen van de overval. Hierbij heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om te trachten, ten koste van een ander, op deze manier snel aan geld of sieraden te komen.
Ter terechtzitting van het hof is (wederom) niet gebleken van enig inlevingsvermogen en inzicht in de gevolgen voor het slachtoffer.
In het voordeel van verdachte volgt uit het hem betreffende Uitreksel uit de Justitiële Documentatie dat hij niet eerder is veroordeeld. Daarnaast heeft verdachte zich na het onderhavige feit niet opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
In beginsel acht het hof de straf opgelegd door de rechtbank voor een dergelijke overval zonder meer passend. Het hof heeft echter ook gelet op het meest recente plan van aanpak betreffende verdachte, opgemaakt door jeugdreclasseringwerker [naam reclasseringswerker] en hetgeen hij ter terechtzitting van het hof heeft verklaard.
Na de veroordeling door de rechtbank tot een vrijheidsstraf die een nieuwe vrijheidsbeneming van verdachte tot gevolg had, is de voorlopige hechtenis van verdachte opnieuw geschorst onder strikte voorwaarden.
Hieruit volgt dat verdachte in de schorsing van de voorlopige hechtenis in november een officiële waarschuwing heeft gekregen naar aanleiding van onvoldoende nakomen van zijn meldingsplicht. Na de waarschuwing ziet de jeugdreclassering een vooruitgang in het omgaan met gemaakte afspraken. De jeugdreclassering heeft wel gemerkt dat verdachte behoefte heeft aan duidelijke begrenzing, structuur en herhaling van afspraken.
Het is ter terechtzitting van het hof duidelijk geworden dat verdachte zich positief ontwikkelt. Tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis kon verdachte bij [instelling] terecht voor een dagbesteding. Hier heeft verdachte goed van geprofiteerd. In september 2010 van start gegaan met een opleiding aan het ROC [locatie]. Uit gesprekken met de schoolmentor blijkt dat verdachte goed functioneert en presteert. Daarnaast heeft hij een bijbaantje bij een pizzeria. [Reclasseringsmedewerker] heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat verdachte zich goed inzet voor de behandeling en gemotiveerd is. De vader van verdachte kan worden gezien als een beschermende factor. Het is van cruciaal belang dat verdachte en zijn ouders intensief ondersteund worden in het behouden van de huidige positieve situatie op het gebied van dagbesteding, vrijetijdsbesteding en vrienden.
Het hof is van oordeel dat, gelet op al deze omstandigheden, een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie van een duur die meebrengt dat verdachte opnieuw van zijn vrijheid zal worden beroofd, niet wenselijk is en zal daarom, hoewel de ernst van het feit zonder meer een zwaardere straf zou rechtvaardigen, een andere straf opleggen.
Opgelegd zal worden een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de door verdachte reeds ondergane periode van voorlopige hechtenis. Wel zal het hof aan het voorwaardelijke deel van de jeugddetentie de bijzondere voorwaarde verbinden dat verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die in het kader van de maatregel Hulp en Steun worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg, afdeling Jeugdreclassering, waarvan zes maanden in de vorm van ITB-plus.
Daarnaast acht het hof het, gezien de ernst van het feit, passend en geboden om een werkstraf voor de duur van 150 uren op te leggen.
Vordering tot schadevergoeding
De vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.653,- (duizendzeshonderddrieenvijftig euro). De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot het hierna te noemen bedrag zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot 271 (tweehonderdeenenzeventig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die in het kader van de maatregel Hulp en Steun worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg, afdeling Jeugdreclassering, waarvan zes maanden in de vorm van ITB-plus.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de verdachte opgelegde vrijheidsstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 75 (vijfenzeventig) dagen jeugddetentie.
De vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij]:
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [naam benadeelde partij], te betalen een bedrag van € 1.653,- (duizend zeshonderddrieënvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van het schadetoebrengende feit, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [naam benadeelde partij], een bedrag te betalen van € 1.653,- (duizend zeshonderddrieënvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van het schadetoebrengende feit, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 26 (zesentwintig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voorzover de mededaders van verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
De voorlopige hechtenis
Heft op het geschorste, tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr M. Barels, voorzitter,
mr H.W. Koksma en mr A.J. Smit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr B.T.H. Janssen, griffier,
en op 19 januari 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.