ECLI:NL:GHARN:2011:BP4413

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
11 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000499-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling van minderjarige verdachte voor poging doodslag, mishandeling en diefstal in vereniging

In deze zaak gaat het om een minderjarige verdachte die in hoger beroep is gekomen tegen een veroordeling van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte is beschuldigd van poging doodslag, mishandeling en diefstal in vereniging. De feiten dateren van 2008, waarbij de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere misdrijven, waaronder het afknellen van de keel van een slachtoffer, wat leidde tot ernstige ademnood, en het stelen van bromfietsen uit een kelderbox. De rechtbank had eerder een maatregel opgelegd, maar het hof oordeelt dat de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is door een geestelijke stoornis en ADHD. Het hof legt de PIJ-maatregel (Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen) op, geheel voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals klinische behandeling en toezicht van de reclassering. De vordering van de benadeelde partij is volledig toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schadevergoeding van € 1.809,15. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en doet opnieuw recht, waarbij het belang van de verdachte en de noodzaak van behandeling voorop staan.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000499-09
Parketnummers eerste aanleg: 07-612458-08 en 07-614449-08
Arrest van 11 februari 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 17 februari 2009 in de oorspronkelijk onder de parketnummers 07-612458-08 en 07-614449-08 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A en zaak B, tegen:
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E. Uijt de Boogaardt, advocaat te Emmeloord.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en heeft een maatregel opgelegd en voorts beslist op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep d.d. 21 mei 2010, 14 juli 2010, 14 december 2010 en 28 januari 2011, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte van het in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B onder 1 primair en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden:
- klinische behandeling in De Wier;
- niet weglopen uit behandelinstelling;
- begeleiding reclassering;
- meewerken aan een vorm van begeleide kamerbewoning.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij geheel zal toewijzen tot een bedrag van € 1.809,15, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Het hof heeft ter terechtzitting toegelaten dat de tenlastelegging wordt gewijzigd overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal. Als gevolg van deze wijziging is aan verdachte ten laste gelegd dat:
Zaak A
1.
hij in of omstreeks de periode van 19 november 2008 tot en met 22 november 2008 in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kelderbox, behorende bij perceel [adres] heeft weggenomen drie, in ieder geval één of meer bromfietsen (merk: Gitta Gilera kenteken: [kenteken] en/of merk Peugeot Fox kenteken: [kenteken] en/of merk Peugeot Speedfight), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 21 november 2008 te gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid benzine, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), het klepje van de brandstoftank heeft/hebben geopend en/of (vervolgens) de dop heeft/hebben verwijderd en/of (vervolgens) een slang in die tank heeft/hebben gehangen en/of (vervolgens) de slang in de mond heeft/hebben genomen en/of (vervolgens) met de mond heeft/hebben getracht die brandstof op te zuigen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Zaak B
1.
hij op of omstreeks 03 september 2008 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 2]/persoon op de grond heeft gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of op de rug van die [slachtoffer 2]/persoon is gaan zitten en/of die [slachtoffer 2]/persoon bij de nek heeft gepakt en/of vervolgens (met kracht) de keel van die [slachtoffer 2]/persoon heeft afgekneld en/of dichtgeknepen en/of afgekneld en/of dichtgeknepen gehouden, althans die [slachtoffer 2]/persoon in de wurggreep heeft genomen en/of gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 september 2008 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2]/persoon op de grond heeft gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of op de rug van die [slachtoffer 2]/persoon is gaan zitten en/of die [slachtoffer 2]/persoon bij de nek heeft gepakt en/of vervolgens (met kracht) de keel van die [slachtoffer 2]/persoon heeft afgekneld en/of dichtgeknepen en/of afgekneld en/of dichtgeknepen gehouden, althans die [slachtoffer 2]/persoon in de wurggreep heeft genomen en/of gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het hier direct aan voorafgaande feit niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 september 2008 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente] (meermalen) opzettelijk [slachtoffer 2] heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 2] op de grond gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of is hij, verdachte, op de rug van die [slachtoffer 2] gaan zitten en/of heeft hij die [slachtoffer 2] bij de nek gepakt en/of vervolgens (met kracht) de keel van die [slachtoffer 2] dichtgeknepen en/of afgekneld en/of dichtgeknepen gehouden, althans die [slachtoffer 2] in de wurggreep genomen en/of gehouden, waardoor deze [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 18 februari 2008 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), meermalen, althans eenmaal in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewijsoverweging ten aanzien van het in zaak B onder 1 ten laste gelegde
Op grond van de stukken uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, stelt het hof de navolgende gang van zaken vast.
Op 3 september 2008 bevond aangever [slachtoffer 2] zich in de nabijheid van de Albert Heijn te [plaats], tezamen met [getuige 1] en [getuige 3]. Op enig moment voegden verdachte en [getuige 2] zich daarbij.
[slachtoffer 2] en verdachte ontstond onenigheid over een aantal blikjes energiedrank. Vervolgens ontstond tussen hen een handgemeen.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 3 september 2008 in de nabijheid van de Albert Heijn onenigheid kreeg met aangever [slachtoffer 2]. Verdachte heeft voorts verklaard dat er een handgemeen met [slachtoffer 2] plaatsvond, waarbij hij [slachtoffer 2] heeft geslagen.
Aangever [slachtoffer 2] heeft echter verklaard dat verdachte hem bij zijn nek pakte en op de grond drukte en dat verdachte met zijn rechterarm zijn keel afklemde. Dit ging met veel kracht gepaard waardoor hij geen lucht meer kreeg. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte pas los liet toen [getuige 1] en [getuige 2] ingrepen en verdachte van [getuige 1] een schop kreeg.
De verklaring van aangever wordt op essentiële punten ondersteund door de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2].
Beide getuigen hebben verklaard dat verdachte met zijn arm de keel van [slachtoffer 2] heeft dichtgeknepen en -gehouden, waardoor deze steeds meer moeite met ademhalen kreeg. Beide getuigen spreken over een verwurging.
Getuige [getuige 1] heeft in dit verband nog verklaard dat hij zag dat [slachtoffer 2] erg rood werd in zijn gezicht, hij hoorde dat deze 'rare geluidjes' maakte en dat verdachte tegen [slachtoffer 2] zei: "Ik maak je dood". Pas nadat hij ingreep, stopte verdachte met het afknellen van de keel van [slachtoffer 2].
Het hof ziet - anders dan door de raadsvrouw is gesteld - geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de hiervoor genoemde getuigen, gelet op het feit dat deze op essentiële onderdelen met elkaar overeenkomen.
Het hof is gelet op het vorenstaande van oordeel dat verdachte door het afknellen en afgekneld houden van de keel van aangever - waardoor bij deze, zo leidt het hof uit bovengenoemde verklaringen af, ernstige ademnood ontstond - willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard heeft dat [slachtoffer 2] daardoor zou komen te overlijden.
Het hof acht in dit verband tevens van belang dat de beide getuigen zich genoodzaakt zagen om verdachte van aangever af te trekken en verdachte derhalve niet op eigen initiatief is gestopt met het afknellen van de keel van die [slachtoffer 2].
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
Zaak A
1.
hij in de periode van 19 november 2008 tot en met 22 november 2008 in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een kelderbox, behorende bij perceel [adres], heeft weggenomen drie bromfietsen (merk: Gitta Gilera kenteken: [kenteken] en merk Peugeot Fox kenteken: [kenteken] en merk Peugeot Speedfight) toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
2.
hij op 21 november 2008 te gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid benzine, toebehorende aan [slachtoffer 1], het klepje van de brandstoftank hebben geopend en vervolgens de dop hebben verwijderd en vervolgens een slang in die tank hebben gehangen en vervolgens de slang in de mond hebben genomen en met de mond hebben getracht die brandstof op te zuigen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Zaak B
1 primair.
hij op 3 september 2008 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 2] op de grond heeft gedrukt en gedrukt gehouden en die [slachtoffer 2] bij de nek heeft gepakt en vervolgens met kracht de keel van die [slachtoffer 2] heeft afgekneld en afgekneld gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 18 februari 2008 te [plaats] opzettelijk mishandeld een persoon, te weten
[slachtoffer 3], in het gezicht heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
Zaak A
1.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2.
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen.
Zaak B
1 primair.
poging doodslag;
2.
mishandeling.
Strafbaarheid
Omtrent de verdachte is door E. Vlieg, gezondheidspsycholoog, op 1 februari 2009 en op 20 januari 2011, een rapport uitgebracht. Deze rapportages houden als conclusie in dat bij verdachte sprake is van ADHD en een ernstige gedragsstoornis met antisociale trekken, alsmede een verstandelijke beperking.
De stoornissen waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en zijn van invloed geweest op verdachtes gedrag en gedragskeuze.
Verdachte kan ten aanzien van de ten laste gelegde feiten deels als licht (het hof begrijpt: enigszins) verminderd, deels als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd. Vlieg schat het recidiverisico als groot in, voornamelijk gebaseerd op co-morbiditeit van factoren en de veelheid en diversiteit aan risicofactoren.
Daarnaast is door I. Hazemeijer, psychiater, op 13 januari 2009 en op 20 januari 2011 omtrent verdachte een rapport uitgebracht. Deze rapportages houden als conclusie in, dat bij verdachte ten tijde van het ten laste gelegde sprake was van een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens die in psychiatrisch diagnostische zin zijn te omschrijven als ADHD, een ernstige gedragsstoornis en mogelijke ontwikkeling van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische, antisociale en borderline trekken, afhankelijkheid van cannabis en een beneden gemiddelde intelligentie. Verdachte heeft ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten weliswaar de ongeoorloofdheid van zijn handelen kunnen inzien, maar is in tenminste iets mindere mate dan de gemiddelde normale jongere in staat geweest zijn wil vrij te bepalen. Hazemeijer concludeert in zijn rapport d.d. 20 januari 2011 dat de ten laste gelegde feiten verdachte, indien bewezen, tenminste in enigszins verminderde mate kunnen worden toegerekend. Hazemeijer schat de kans op recidive, gelet op de vele risicofactoren, in als aanzienlijk.
Het hof verenigt zich met de voormelde conclusies en maakt die tot de zijne, in zoverre dat het hof vaststelt dat verdachte ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten leed aan een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, waardoor de bewezenverklaarde feiten hem in enigszins verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Het hof acht verdachte overigens strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Motivering van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
Het hof heeft de op te leggen maatregel bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in februari 2008 schuldig gemaakt aan het mishandelen van een klasgenootje, [slachtoffer 3], door haar in het gezicht te slaan. Verdachte heeft hierdoor een inbreuk gepleegd op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 3].
Verdachte heeft zich daarnaast in september 2008 schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, door de keel van [slachtoffer 2] af te knellen en afgekneld te houden.
Door aldus te handelen heeft verdachte een zeer ernstige inbreuk gepleegd op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 2]. Dergelijk gewelddadig optreden van de kant van verdachte moet voor de toen 13-jarige [slachtoffer 2] erg bedreigend zijn geweest.
Voorts heeft de verdachte zich, samen met anderen, in november 2008 schuldig gemaakt aan het plegen van vermogensdelicten, te weten aan diefstal van bromfietsen uit een kelderbox en een poging tot diefstal van benzine uit een auto. Verdachte heeft door aldus te handelen inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van aangevers. Dergelijke strafbare feiten schokken de rechtsorde en veroorzaken hinder, schade en ergernis voor de betrokkenen.
Uit het onderzoek ter zitting van het hof is verder gebleken dat verdachte zich nog aan een ander strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, te weten de belediging van een politieambtenaar. Dit ad informandum gevoegde strafbare feit, dat ter terechtzitting van het hof door de verdachte is erkend als door hem te zijn begaan, zal het hof betrekken in de afdoening van deze zaak.
Het hof houdt rekening met het verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie, d.d. 23 september 2010 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder veroordeeld is ter zake strafbare feiten.
De ernst van de bewezen verklaarde feiten rechtvaardigen, mede uit oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van de door de verdachte begane strafbare feiten, in beginsel de oplegging van een (on)voorwaardelijke jeugddetentie.
Het hof zal hiertoe, zoals door de advocaat-generaal is gevorderd, op grond van de hierna te bespreken maatregel, thans niet meer overgaan.
In eerder genoemde rapportages van psycholoog Vlieg en psychiater Hazemeijer wordt geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was. Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met de (overgenomen) conclusie van de gedragsdeskundigen.
Gedurende de behandeling van de strafzaak in hoger beroep heeft het hof - gelet op het verhandelde ter zitting en met name gelet op de ter zitting naar voren gebrachte gewijzigde omstandigheden ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte - de zaak meermalen aangehouden teneinde zich nader te laten adviseren omtrent de op te leggen straf / maatregel.
In dit kader is door psycholoog Vlieg, psychiater Hazemeijer, de Jeugdreclassering alsmede door de Raad voor de Kinderbescherming nader gerapporteerd welke straf / maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
In de rapportage van E. Vlieg d.d. 20 januari 2011 is onder meer ten aanzien van de op te leggen straf / maatregel het navolgende opgenomen - zakelijk weergegeven - :
Gelet op de neerwaartse spiraal in [verdachte]'s ontwikkeling en het onvermogen van de ouders hier iets aan te veranderen wordt - evenals in het vorige onderzoeksrapport (het hof begrijpt: het rapport d.d. 1 februari 2009) - een klinische behandeling geadviseerd. De Wier in Den Dolder zou een geschikte residentiële voorziening zijn, aangezien zij expertise hebben met jongeren met een gedragsstoornis en agressieproblematiek.
Voor de noodzakelijke klinische opname en behandeling zouden zowel een Gedragsbeïnvloedende maatregel (hierna: GBM), een voorwaardelijke Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (hierna: PIJ) als een onvoorwaardelijke PIJ mogelijke juridische kaders kunnen zijn. Naar de mening van de rapporteur zouden zowel een GBM als een voorwaardelijke PIJ vanuit pedagogisch oogpunt te verkiezen zijn boven een onvoorwaardelijke PIJ.
In de optiek van de rapporteur zijn er twee nadelen aan te wijzen bij een GBM, afgezet tegen een voorwaardelijke PIJ:
- kortere duur van de behandeling (een half jaar tot één jaar in plaats van twee jaar bij een voorwaardelijke PIJ);
- detentie bij mislukken van de GBM in plaats van behandeling in de vorm van een onvoorwaardelijke PIJ.
Rapporteur is van mening dat bij de afweging de behandelingsgarantie de hoogste prioriteit heeft, zoals binnen een voorwaardelijke PIJ ligt opgesloten.
In de rapportage van I. Hazemeijer d.d. 20 januari 2011 is onder meer ten aanzien van de op te leggen straf / maatregel het navolgende opgenomen - zakelijk weergegeven - :
De meest voor de hand liggende manier om het recidiverisico te verminderen is [verdachte] te laten behandelen. De behandeling die bij een voorwaardelijke PIJ gevolgd kan worden en de behandeling in het kader van een GBM zijn bij betrokkene passend en hetzelfde.
Een passend juridisch kader zou een GBM kunnen zijn. Mocht de behandeling mislukken en detentie volgen, wordt de behandeling echter niet gecontinueerd en detentie ziet betrokkene niet als het meeste dat hij vreest. In geval van een tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke PIJ wordt hetgeen [verdachte] het meeste vreest ten uitvoer gebracht en de behandeling gecontinueerd. Om reden dat [verdachte] de PIJ als meest vreeswekkend zal ervaren, acht ik ondanks de ernst en frequentie van de justitiële contacten - vóór 2008 zijn die er niet geweest - die een GBM zouden kunnen rechtvaardigen, een voorwaardelijke PIJ toch net een meer passend kader.
Naast de rapportages van Vlieg en Hazemeijer heeft de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 17 januari 2011 een rapport uitgebracht, opgesteld door raadsonderzoeker N. Hexspoor. De Raad concludeert in zijn rapport - zakelijk weergegeven - :
Vanuit pedagogisch opzicht is voor [verdachte] de meest wenselijke strafrechtelijke reactie een GBM en een voorwaardelijke werkstraf, met als bijzondere voorwaarde de maatregel Hulp en Steun, bedoeld als nazorg op de GBM. De GBM is in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van [verdachte].
[verdachte] heeft een stevige stok, in de vorm van een jeugddetentie, achter de deur nodig om zich in te zetten voor deze behandeling. Een PIJ-maatregel is als ultimum remedium nog niet geïndiceerd.
Binnen de GBM zal passende hulpverlening geboden kunnen worden in de vorm van:
- behandeling in een klinische setting zoals bijvoorbeeld De Wier in Den Dolder of Groot Batelaar te Ede;
- ITB-Harde Kern, welke ingezet kan worden ten tijde van de verloven van [verdachte];
- Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer (Nieuw Veldzicht);
- behandeling gericht op zijn middelengebruik;
- aanmelden kamertraining / zelfstandigheidstraining.
Ter zitting van het hof d.d. 28 januari 2011 heeft de heer Kelderhuis van de Raad voor de Kinderbescherming een nadere toelichting gegeven op het advies van de Raad tot oplegging van een GBM maatregel. Hij heeft ter zitting meegedeeld - zakelijk weergegeven - :
Zoals in ons rapport d.d. 17 januari 2011 is geadviseerd, is de Raad voor de Kinderbescherming nog steeds van mening dat de GBM de meest geëigende maatregel is voor [verdachte].
Van een voorwaardelijke PIJ-maatregel gaat een forse dreiging uit en de Raad vreest dat de oplegging hiervan weerstand zal opwekken bij [verdachte]. Weerstand die de behandeling in de weg zal staan. Wij geloven in de intrinsieke motivatie van [verdachte] en denken dat deze voldoende is.
Naast de Raad voor de Kinderbescherming heeft de Jeugdreclassering d.d. 25 november 2010 een rapport uitgebracht, opgesteld door G.W. van Pijkeren. De Jeugdreclassering concludeert in zijn rapport - zakelijk weergegeven - :
Indien het hof overgaat tot strafoplegging adviseert de Jeugdreclassering de oplegging van een GBM voor de duur van een jaar bestaande uit:
- een intensieve behandeling binnen Wier Altrecht in Den Dolder;
- ITB Harde Kern, in te zetten ten tijde van verlof;
- geen gebruik van verdovende middelen;
- een vervangende hechtenis als stok achter de deur.
Voorts adviseren wij de maatregel hulp en steun met een proeftijd van 2 jaar in het kader van de nazorg na de GBM.
Ter terechtzitting van het hof d.d. 28 januari 2011 heeft mevrouw Mostert van de Jeugdreclassering een nadere toelichting gegeven op het advies d.d. 25 november 2010 tot oplegging van een GBM. Zij heeft ter terechtzitting meegedeeld - zakelijk weergegeven - :
Zoals in ons rapport d.d. 25 november 2010 is geadviseerd, is de Jeugdreclassering nog steeds van mening dat aan [verdachte] een GBM opgelegd dient te worden.
De keuze voor de GBM is voor de Jeugdreclassering gelegen in de omstandigheid dat [verdachte] heeft aangegeven dat hij gemotiveerd is en bewust is van de gevolgen als hij zich niet houdt aan de voorwaarden die in het kader van de GBM opgelegd worden. Wij geloven dat [verdachte] met goede begeleiding en afspraken, met succes behandeling kan ondergaan.
Wel merk ik op dat de Jeugdreclassering er geen principieel bezwaar tegen heeft als uw hof een voorwaardelijke PIJ-maatregel oplegt.
Gedurende de behandeling van de strafzaak in hoger beroep heeft de moeder van verdachte meermalen aangegeven dat haar zoon intensieve behandeling nodig heeft. Moeder stemt in met de door de Jeugdreclassering en Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde GBM, maar maakt bezwaar tegen de oplegging van een (voorwaardelijke) PIJ-maatregel.
Het hof stelt vast dat zowel psycholoog Vlieg, psychiater Hazemeijer, de Jeugdreclassering, De Raad voor de Kinderbescherming, de raadsvrouw van verdachte, de moeder van verdachte als verdachte zelf, van mening zijn dat verdachte intensieve behandeling dient te ondergaan in een besloten / gesloten setting. Er bestaat alleen verdeeldheid over de vraag in welk kader de behandeling zou moeten plaatsvinden, ofwel in het kader van een GBM of wel in het kader van een voorwaardelijke PIJ.
Gelet op de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, de door de deskundigen vastgestelde ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, het gevaar voor herhaling en het belang van intensieve gedwongen behandeling, zal het hof aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opleggen, geheel voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Het hof is zich terdege bewust van het feit dat oplegging van een dergelijke maatregel zeer ingrijpend is voor zowel verdachte als zijn moeder / familie. Alvorens tot deze beslissing te komen heeft het hof dan ook een zorgvuldige afweging gemaakt tussen beide voorliggende opties.
Het hof stelt voorop dat de behandeling die in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel kan plaatsvinden gelijk kan zijn aan behandeling in het kader van een GBM.
Het hof is echter, overeenkomstig hetgeen door de advocaat-generaal alsmede door psycholoog Vlieg en psychiater Hazemeijer naar voren is gebracht, van oordeel dat de PIJ-maatregel betere waarborgen biedt voor de continuïteit en het welslagen van een voor verdachte door alle deskundigen noodzakelijk geachte behandeling, mede bezien in het licht van de gevolgen die intreden bij het mislukken van behandeling. Zo zal, in tegenstelling tot de voorwaardelijke PIJ-maatregel, waarbij behandeling bij het mislukken van de voorwaardelijke PIJ in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ gewaarborgd blijft, bij het mislukken van een GBM, jeugddetentie volgen.
Het hof acht het in het belang van verdachte - mede gelet op bij herhaling vertoond wegloopgedrag van verdachte bij hulpverlening op vrijwillige basis - om de noodzakelijke behandeling van verdachte maximaal te faciliteren, hetgeen leidt tot oplegging van de PIJ-maatregel in voorwaardelijke vorm.
Het hof zal de volgende bijzondere voorwaarden stellen aan de voorwaardelijke
PIJ-maatregel:
- dat de verdachte zich onder klinische behandeling in Wier te Den Dolder zal stellen voor een periode van maximaal een jaar;
- dat de verdachte zal deelnemen aan het ITB-Harde Kern project, in te zetten gedurende de verloven;
- dat de verdachte zal deelnemen aan het project Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer;
- dat verdachte zich (t.z.t.) zal aanmelden voor kamertraining / zelfstandigheidstraining;
- dat de verdachte zich zal stellen onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling, ook als deze betrekking hebben op zijn cannabisgebruik.
De door verdachte begane feiten betreffen telkens misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De algemene veiligheid van personen en de algemene veiligheid van goederen vereist deze maatregel, aangezien recidivegevaar aanwezig is. De omstandigheid - zoals door de raadsvrouw is aangegeven - dat verdachte sinds de onderhavige feiten niet meer opnieuw voor een strafbaar feit is veroordeeld doet naar het oordeel van het hof aan de conclusies van de deskundigen ten aanzien van het aanwezige recidiverisico, niet af. Voorts is de oplegging van de maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte.
Benadeelde partij [benadeelde]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat de vordering geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van de gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De benadeelde partij heeft door het in zaak A onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreekse schade geleden, welke schade aan de verdachte en zijn mededaders kan worden toegerekend. Het hof zal de vordering toewijzen nu deze niet inhoudelijk is bestreden en deze het hof niet onredelijk of ongegrond voorkomt. De vordering van
€ 1.809,15, vermeerderd met de wettelijke rente, zal derhalve worden toegewezen, één en ander in dier voege, dat indien dit bedrag door één of meer van de mededaders geheel of gedeeltelijk wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het hof acht het, anders dan de advocaat-generaal, in het licht van de aan verdachte opgelegde maatregel, thans niet opportuun de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 77a, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 287, 300 en 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
beveelt dat de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de voordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
Bijzondere voorwaarden:
- dat de verdachte zich onder klinische behandeling in Wier te Den Dolder zal stellen voor een periode van maximaal een jaar;
- dat de verdachte zal deelnemen aan het ITB-Harde Kern project, in te zetten gedurende de verloven;
- dat de verdachte zal deelnemen aan het project Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer;
- dat verdachte zich (t.z.t.) zal aanmelden voor kamertraining / zelfstandigheidstraining;
- dat de verdachte zich zal stellen onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling, ook als deze betrekking hebben op zijn cannabisgebruik;
- draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
wijst - ten aanzien van het in zaak A onder 1 bewezen verklaarde - toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van duizend achthonderdnegen euro en vijftien cent, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2008 tot aan de dag van algehele voldoening, met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. F.R. Vermeer, in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen als griffier.
Mr. Vermeer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.