Parketnummer: 24-002035-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-686105-10
Arrest van 16 februari 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 27 augustus 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], van [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.G. Kuipers, advocaat te Deventer.
Het vonnis waarvan beroep
De kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep op 2 februari 2011, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, waarvan 10 uren, subsidiair 5 dagen jeugddetentie, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde van hulp en steun door de jeugdreclassering. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 291,46, subsidiair 5 dagen jeugddetentie, en tevens de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 12 april 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, vanaf een nabij [instelling] geparkeerd staande scooter, twee zijkappen (kleur blauw) en/of een voorkap (inclusief (knipper)verlichting) en/of een accu-klep, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van het aan hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, nu er onvoldoende overtuigend bewijs voor een bewezenverklaring voorhanden is. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de aanvullende verklaring van aangever [benadeelde] als onbetrouwbaar dient te worden aangemerkt. De verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] bieden daarnaast steun aan de verklaring van verdachte dat hij de diefstal niet heeft gepleegd. De raadsman heeft er ten slotte op gewezen dat het zich in het dossier bevindende - en door de rechtbank voor het bewijs gebruikte - sms-bericht op eenvoudige wijze te manipuleren is.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Verdachte heeft ontkend het ten laste gelegde te hebben gepleegd.
[benadeelde] heeft aangifte gedaan van diefstal van scooteronderdelen, gepleegd tussen 12 april 2009, 22.00 uur en 13 april 2009, 01.00 uur. In die periode had [benadeelde] zijn scooter gestald bij [instelling] te [plaats], terwijl [benadeelde] zelf een bezoek bracht aan uitgaansgelegenheid [horecabedrijf], gelegen tegenover [instelling].
Ongeveer 11 maanden later heeft [benadeelde] tegenover de politie aanvullend verklaard. [benadeelde] heeft verklaard dat hij die avond van de diefstal had afgesproken met verdachte om samen naar [horecabedrijf] te gaan. Ondanks herhaald telefonisch contact tussen beiden, heeft [benadeelde] verdachte niet in [horecabedrijf] getroffen c.q. gezien. Ter zake heeft verdachte verklaard dat hij niet werd binnengelaten vanwege het bereikte maximum aantal bezoekers. [benadeelde] daarentegen heeft verklaard te hebben waargenomen dat bezoekers gewoon werden binnengelaten.
Voorts heeft [benadeelde] verklaard dat [getuige 4] hem heeft laten weten dat verdachte aangevers scooteronderdelen had gestolen.
Daarnaast heeft [benadeelde] verklaard dat hij ook van [getuige 3] (het hof begrijpt: [getuige 3]) heeft gehoord dat verdachte aangever heeft bestolen. Van [getuige 3] heeft [benadeelde] gehoord dat [getuige 3] op de avond van de diefstal een sms-bericht heeft ontvangen met als tekst, zakelijk weergegeven, Wir haben der Kappen, welk bericht door verdachte naar hem is verstuurd.
Als getuige heeft [getuige 3] tegenover de politie verklaard dat hij het betreffend sms-bericht op 12 april 2009 om 22.30 uur heeft ontvangen en dat verdachte die diefstal tegenover hem op 13 april 2009 heeft erkend. Voorts dat hij van verdachte het verzoek kreeg of de kappen een paar dagen bij hem mochten liggen, alwaar [getuige 3] in heeft toegestemd.
Als getuige ter zitting bij de kinderrechter d.d. 27 augustus 2010 heeft [getuige 3] zijn verklaring gehandhaafd/bevestigd.
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat hij ten tijde van de diefstal bij [horecabedrijf] was. Verdachte heeft verklaard dat hij op 12 april 2009 tussen 21.00 uur en 22.00 uur naar [horecabedrijf] is gegaan en er is gebleven tot kort na middernacht. De door verdachte opgeroepen getuige á decharge, [getuige 2], is ter terechtzitting van het hof als getuige gehoord. [getuige 2] heeft verklaard dat hij met verdachte rond 21.00 uur of 22.00 uur naar [horecabedrijf] is gegaan, dat ze buiten hebben staan praten, hij die avond een half uurtje niet met verdachte is opgetrokken en niet weet of verdachte in [horecabedrijf] is geweest.
Tot slot heeft de getuige [getuige 1] ter terechtzitting van de kinderrechter d.d. 27 augustus 2010 verklaard dat hij op 12 april 2009 met verdachte en [getuige 2] naar [horecabedrijf] is gegaan, maar aangezien hij zich niet lekker voelde is hij, na een half uur in [horecabedrijf] te zijn geweest, alleen vertrokken.
Het hof overweegt dat de verklaringen van [benadeelde] als betrouwbaar zijn aan te merken nu met name zijn aanvullende verklaring wordt ondersteund door de onder ede afgelegde verklaring van [getuige 3].
Voor zover verdachte zich heeft beroepen op het hebben van een alibi door te verklaren dat hij ten tijde van de diefstal in [horecabedrijf] was, is dat alibi bepaald niet sluitend. [getuige 1] heeft verdachte die bewuste avond immers slechts een half uur bij [horecabedrijf] gezien en is vervolgens vertrokken. Uit eigen wetenschap kan deze getuige niet verklaren wat verdachte die avond verder heeft gedaan. Ook getuige [getuige 2] kan verdachte niet baten. Hij immers is ook niet de gehele avond met verdachte opgetrokken.
Voor de stelling dat het sms-bericht waarover [getuige 3] heeft verklaard is gemanipuleerd, bestaan geen aanwijzingen, noch is dat aannemelijk geworden. Dat de mogelijkheid bestaat om via internet een sms-bericht te verzenden en daarbij een andere afzender te vermelden dan de werkelijke afzender, doet daar niet aan af.
Het hof acht de verklaringen van [benadeelde] en [getuige 3] betrouwbaar. Op grond van deze verklaringen in combinatie met de ter terechtzitting van het hof op 2 februari 2011 afgelegde verklaring van verdachte is er niet alleen wettig bewijs voorhanden, maar heeft het hof ook de overtuiging bekomen dat verdachte de aan hem ten laste gelegde diefstal heeft gepleegd.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 12 april 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, vanaf een nabij [instelling] geparkeerd staande scooter, twee zijkappen (kleur blauw), een voorkap (inclusief knipperverlichting) en een accuklep, toebehorende aan [benadeelde].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van scooteronderdelen. Daarbij wist verdachte dat het de scooter van een vriend betrof. Verdachte heeft zich door deze wetenschap niet laten weerhouden. Door aldus te handelen heeft verdachte ervan blijk gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander.
Het hof heeft gelet op een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 12 januari 2011, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Het hof heeft tevens gelet op hetgeen ter terechtzitting door of namens verdachte omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte naar voren is gebracht. Tevens heeft het hof in aanmerking genomen de rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 25 mei 2010, 13 januari 2011 en 26 januari 2011.
Het hof acht - uit het oogpunt van vergelding - de hierna te noemen werkstraf passend. Het hof zal een deel van deze werkstraf voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te begaan.
Vordering benadeelde partij [benadeelde]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Blijkens het voegingsformulier benadeelde partijen in het strafproces vordert de benadeelde partij vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 753,56, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 april 2009 tot aan de dag van voldoening.
Vaststaat dat door de het bewezen verklaarde feit de benadeelde partij schade heeft geleden, waarvoor verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat bij de schatting van de materiële schade de vervangingswaarde het uitgangspunt dient te zijn. De benadeelde partij heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij imitatieonderdelen heeft gekocht voor een bedrag van € 291,46. Het bedrag van € 753,56 ziet op de kosten van originele scooteronderdelen. Gelet hierop is de werkelijk geleden schade een bedrag van € 291,46 en niet de gevorderde € 753,56, aldus de raadsman.
Het hof overweegt dat van de vervangingswaarde van dezelfde goederen, hetgeen wil zeggen goederen met een vergelijkbare prijs/kwaliteit verhouding, dient te worden uitgegaan. De scooter van de benadeelde partij was ten tijde van het delict ongeveer 1,5 jaar oud. Het hof stelt de afschrijving van de betreffende onderdelen op 10 jaren. Dit in aanmerking genomen hadden de gestolen onderdelen ten tijde van het delict een waarde van (€ 753,56 - 15% afschrijving) ongeveer € 600,-. Het hof merkt daarbij op dat de raadsman niet heeft betwist dat de vervangingswaarde van de originele scooteronderdelen € 753,56 bedraagt.
Op grond van de redelijkheid en billijkheid stelt het hof de geleden schade vast op een bedrag van € 600,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade tot aan het moment van voldoening.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Aan verdachte zal daarnaast de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag ten behoeve van voornoemd slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77h, 77m, 77x, 77y, 77z en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat een gedeelte van de werkstraf groot tien uren, subsidiair vijf dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
stelt als bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de Jeugdreclassering en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling;
dat dit toezicht door genoemde instelling reeds tijdens de proeftijd kan worden beëindigd;
draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van zeshonderd euro te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 12 april 2009;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van zeshonderd euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twaalf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. G.J. Niezink, in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse als griffier, zijnde mr. Niezink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.