ECLI:NL:GHARN:2011:BP5044
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- R. den Ouden
- J. Lamens
- J.B.H. Röben
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aanslag inkomstenbelasting en heffingsrente met betrekking tot Duitse banktegoeden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem inzake een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2005. De belastingplichtige, die samen met zijn echtgenote een grillroom exploiteert, had een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 8.246, waartegen hij bezwaar had gemaakt. De rechtbank had de aanslag verminderd tot € 3.750, maar belanghebbende ging in hoger beroep omdat hij meende dat de Duitse banktegoeden niet aan hem toebehoorden, maar aan zijn oom. De Inspecteur had deze tegoeden echter wel tot de rendementsgrondslag gerekend.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 13 januari 2011 werd de gemachtigde van belanghebbende gehoord, evenals de vertegenwoordiger van de Inspecteur. De rechtbank had eerder geoordeeld dat belanghebbende als gerechtigde tot de Duitse bankrekeningen moest worden aangemerkt, maar belanghebbende betwistte dit. Het Hof oordeelde dat de belastingplichtige niet aannemelijk had gemaakt dat de tegoeden niet aan hem toebehoorden. Het Hof bevestigde de bewijsregel dat de op de rekening staande gelden in principe aan de rekeninghouder toebehoren, tenzij het tegendeel kan worden aangetoond.
Het Hof oordeelde dat de Inspecteur terecht de Duitse banktegoeden tot de rendementsgrondslag had gerekend. Wel werd geoordeeld dat de helft van de gemiddelde waarde van de Duitse banktegoeden aan belanghebbende moest worden toegerekend en de andere helft aan zijn echtgenote. De aanslag werd verminderd tot een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.484. Daarnaast werd de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 874, en moest de Staat het betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 februari 2011.