ECLI:NL:GHARN:2011:BP5758

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
14 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
P10/0393
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. van der Herberg
  • Y.A.J.M. van Kuijck
  • J.M.J. Denie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling en afwijzing van verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van verpleging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 14 februari 2011 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1976 te Rotterdam. De rechtbank Rotterdam had eerder op 2 maart 2010 de TBS-maatregel met een jaar verlengd en op 12 oktober 2010 de vordering tot verlenging van de verpleging toegewezen. De terbeschikkinggestelde verzocht om voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, maar het hof oordeelde dat dit te vroeg was. Het hof baseerde zijn oordeel op de informatie van de kliniek, waaruit bleek dat de terbeschikkinggestelde nog langdurige begeleiding nodig had en dat het delictgevaar niet voldoende was verminderd om een voorwaardelijke beëindiging te rechtvaardigen. Het hof bevestigde de noodzaak van een resocialisatietraject door middel van proefverlof, dat op 1 maart 2011 zou aanvangen.

De terbeschikkinggestelde had een complexe ontwikkelings-, persoonlijkheids- en gedragsproblematiek, met een hoog angstniveau en een diepgaand patroon van sociale beperkingen. De kliniek adviseerde om de TBS-maatregel met een jaar te verlengen, omdat bij voortijdige beëindiging de kans op destabilisatie zou toenemen. Het hof oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eiste. Het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging werd afgewezen, en de beslissingen van de rechtbank werden vernietigd. Het hof verlengde de terbeschikkingstelling met een jaar, waarbij de raden niet in staat waren deze beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

TBS P10/0393
Beslissing d.d. 14 februari 2011
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
Betrokkene,
geboren te Rotterdam in 1976,
onder verantwoordelijkheid van een tbs-inrichting,
doch verblijvende in B.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 2 maart 2010, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar, en tegen de beslissing van die rechtbank van 12 oktober 2010, houdende toewijzing van de vordering tot verlenging van de verpleging van de terbeschikkinggestelde.
Het hof heeft ter terechtzitting van 31 januari 2011 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman en de advocaat-generaal.
Overwegingen:
Het standpunt van de kliniek
In het verlengingsadvies van 4 december 2009 staat vermeld dat bij de terbeschikkinggestelde sprake is van complexe ontwikkelings-, persoonlijkheids- en gedragsproblematiek. Er is tevens sprake van een contactstoornis, een eenzijdige belangstelling en een heftig fantasieleven dat gepaard gaat met een gestoorde realiteitstoetsing. Het hoge angstniveau uit zich afwisselend in diffuse angsten en obsessief gedrag. De persoonlijkheid wordt gekenmerkt door een diepgaand patroon van sociale en contactuele beperkingen. In sociale situaties voelt de terbeschikkinggestelde zich snel bedreigd. Ten aanzien van de delictgevaarlijkheid staat in het advies vermeld dat, indien de maatregel voortijdig zal eindigen, de kans op destabilisatie zal toenemen. Bij het ervaren van tegenslagen en de moeilijkheden die het dagelijks leven met zich brengt, heeft de terbeschikkinggestelde nog een vangnet nodig. Vooral bij langdurige spanning, zonder begeleiding, zorg en structuur, neemt de kans op agressief gedrag toe. Geadviseerd wordt de TBS-maatregel met een jaar te verlengen.
Uit de aanvullende informatie van 21 januari 2011 komt onder andere naar voren dat de terbeschikkinggestelde nog steeds sterk ambivalent is tegenover de bemoeienis door de reclassering en dat het van belang is dat hij tijd krijgt om aan zijn vaste reclasseringsbegeleider te wennen. De terbeschikkinggestelde heeft de neiging zichzelf te overschatten. Daarom is besloten dat aan de wens om nu te verhuizen niet kan worden voldaan. Een langdurige begeleiding is gewenst. De machtiging tot proefverlof is inmiddels verleend. In overeenstemming met B. en de reclassering is besloten het proefverlof per 1 maart 2011 in te zetten.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De beslissing van de rechtbank tot verlenging van de TBS-maatregel met een jaar kan bevestigd worden. Het proefverlof moet nog een aanvang nemen. Het is daarom te vroeg voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Het daartoe strekkend verzoek dient afgewezen te worden.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
Het beroep is gericht tegen de beslissing tot verlenging van de TBS-maatregel en tegen de afwijzing van het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De terbeschikkinggestelde wil dat de maatregel beëindigd wordt. Hij zal dan in de B. blijven wonen. Hij wil echter geen begeleiding door de reclassering meer.
Gelet op het gegeven dat er geen sprake meer is van delictgevaarlijkheid kan de terbeschikkingstelling beëindigd worden. Subsidiair dient de verpleging van overheidswege onder voorwaarden beëindigd worden.
Het oordeel van het hof
De terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege werd opgelegd terzake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten: moord.
Gelet op het thans nog aanwezige delictgevaar en het gegeven dat betrokkene nog gedurende enige tijd structuur, zorg en begeleiding nodig heeft, is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist en dat verlenging met een termijn van een jaar geïndiceerd is.
Het hof acht het te vroeg voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. In de eerste plaats is niet aannemelijk geworden dat het delictgevaar zodanig verminderd is dat een zodanige beëindiging op zijn plaats is. In de tweede plaats is uit de aanvullende informatie van de kliniek van 21 januari 2011 gebleken dat de terbeschikkinggestelde nog langdurige begeleiding behoeft. Het hof is daarom van oordeel dat het door de kliniek ingezette resocialisatietraject door middel van proefverlof voortgezet dient te worden, te meer nu het voornemen bestaat om het proefverlof reeds op 1 maart 2011 aan te laten vangen. Het verzoek strekkende tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege dient dan ook afgewezen te worden.
De beslissingen waarvan beroep
Het hof zal de beslissingen van de rechtbank om doelmatigheidsredenen vernietigen.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 12 oktober 2010 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde.
Wijst af het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Vernietigt de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 2 maart 2010 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde.
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Aldus gedaan door
mr E. van der Herberg als voorzitter,
mr Y.A.J.M. van Kuijck en mr J.M.J. Denie als raadsheren,
en dr. L. Kaiser en dr. W. van Kordelaar als raden,
in tegenwoordigheid van mw M.C.L. Roelofs als griffier,
en op 14 februari 2011 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.