ECLI:NL:GHARN:2011:BP7352

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
10 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001935-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor rijden onder invloed en negeren stopteken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 10 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte was eerder veroordeeld voor het negeren van een stopteken van de politie, rijden zonder rijbewijs en rijden onder invloed van alcohol. De feiten vonden plaats op 29 juni 2008, toen de verdachte als bestuurder van een personenauto een stopteken negeerde en vervolgens op de vlucht sloeg. Tijdens de achtervolging door de politie werd vastgesteld dat het alcoholgehalte van de verdachte 245 microgram per liter uitgeademde lucht bedroeg, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. De verdachte had geen geldig rijbewijs en was in een situatie waarin hij geen kans maakte op een verblijfsvergunning in Nederland.

Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn langdurige verblijf in Nederland zonder verblijfsvergunning en de gevolgen van een onvoorwaardelijke veroordeling voor zijn toekomst. In plaats van de eerder opgelegde onvoorwaardelijke geldboetes, heeft het hof besloten om de boetes in voorwaardelijke vorm op te leggen. De advocaat-generaal had gevorderd tot een geldboete van € 375,- voor de misdrijven en € 175,- voor de overtreding, met vervangende hechtenis als de boetes niet betaald zouden worden.

Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, maar heeft de straffen in voorwaardelijke vorm opgelegd om de verdachte enige kans op een toekomst in Nederland te bieden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van normhandhaving en de bescherming van de verkeersveiligheid, terwijl ook rekening wordt gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

parketnummer: 24-001935-10
parketnummer eerste aanleg: 07-490222-08
Arrest van 10 maart 2011 van het gerechtshof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 27 oktober 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1973] te [geboorteplaats],
volgens de ID-staat SKDB van 24 februari 2011 thans zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
volgens de opgave van de verdachte ter terechtzitting van het hof verblijvende op het adres [adres] te [woonplaats],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.F. Wijngaarden, advocaat te Amsterdam.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis wegens misdrijven en een overtreding veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde misdrijven zal veroordelen tot een geldboete van € 375,-, subsidiair zeven dagen vervangende hechtenis en hem ter zake van de onder 3 ten laste gelegde overtreding zal veroordelen tot een geldboete van € 175,-, subsidiair drie dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 29 juni 2008 in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994,
245 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder rijbewijs;
2.
hij op of omstreeks 29 juni 2008 in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straat], opzettelijk - toen één of meer zich in een politievoertuig bevindende politie-ambtenaren, en wel (een) opsporingsambtena(a)r(en) in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, ter controle op de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet gegeven voorschriften van verdachte vorderde(n) of verdachte beval(en) het door verdachte, bestuurde motorrijtuig te doen stilhouden, welke vordering of welk bevel door die politie-ambtena(a)r(en), belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen van strafbare feiten, werd gedaan doordien deze van een aan dit politievoertuig aangebrachte transparant, waarin de woorden "stop" of "stop politie" in rode letters tegen donkere achtergrond verlicht werden, gebruik maakte(n) - niet heeft voldaan aan genoemde vordering of genoemd bevel gedaan door genoemde ambtena(a)r(en);
3.
hij op of omstreeks 29 juni 2008 in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de [straat], zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116, lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Bewijsoverweging met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde.
De verdachte heeft op 29 juni 2008 in [plaats] een aan hem gegeven stopteken van de politie genegeerd en heeft vervolgens getracht te ontkomen aan de politiemedewerkers die daarop de achtervolging hebben ingezet. De verdachte heeft daarbij op enig moment zijn auto verlaten en is de woning op het adres [adres] in [plaats] binnengegaan. Enkele minuten nadat de verdachte deze woning is binnengegaan, is de politie binnen gelaten in deze woning door de hoofdbewoonster, te weten [getuige]. De verdachte is vervolgens aangetroffen in deze woning en is aangehouden ter zake van verdenking van overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
De verdachte heeft ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat het bij hem gemeten ademalcoholgehalte mede is veroorzaakt door het drinken van ongeveer een halve liter wijn gedurende zijn hierboven bedoelde verblijf in de woning [adres] in [plaats].
Het hof acht deze verklaring van de verdachte ongeloofwaardig, gelet op hetgeen [getuige] in het proces-verbaal van verhoor van 15 september 2008 heeft verklaard over hetgeen de verdachte gedurende het hierboven bedoelde verblijf in haar woning, kort voorafgaande aan zijn aanhouding, heeft gedaan.
[getuige] immers heeft verklaard dat de verdachte (in de betreffende korte periode) helemaal niets heeft gedronken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 aan hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 29 juni 2008 in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 245 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder rijbewijs;
2.
hij op 29 juni 2008 in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straat], opzettelijk - toen één of meer zich in een politievoertuig bevindende politie-ambtenaren, en wel opsporingsambtenaren in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, ter controle op de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet gegeven voorschriften van verdachte vorderden het door verdachte, bestuurde motorrijtuig te doen stilhouden, welke vordering door die politie-ambtenaren, belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen van strafbare feiten, werd gedaan doordien deze van een aan dit politievoertuig aangebrachte transparant, waarin de woorden "stop" of "stop politie" in rode letters tegen donkere achtergrond verlicht werden, gebruik maakten - niet heeft voldaan aan genoemde vordering, gedaan door genoemde ambtenaren;
3.
hij op 29 juni 2008 in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de [straat], zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116, lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
feit 1 -
overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2 -
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten;
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op de overtreding:
feit 3 -
overtreding van artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het rijden op de openbare weg in een motorrijtuig na het gebruik van alcoholhoudende drank, zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs. Het alcoholgehalte van de adem van de verdachte was op dat moment hoger dan de toegestane 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, te weten
245 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht.
Door het plegen van deze feiten heeft de verdachte de verkeersveiligheid, daaronder begrepen de veiligheid van zijn medeweggebruikers, in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer veronachtzaamd.
Daarnaast heeft de verdachte, door niet aan het aan hem gegeven stopteken gehoor te geven, het gezag van de politie-ambtenaren die hem het stopteken hebben gegeven, aangetast.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf tevens rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 december 2010, waaruit - ten voordele van de verdachte - blijkt dat hij niet eerder ter zake van het plegen van soortgelijke delicten is veroordeeld, maar wel ter zake van het plegen van andersoortige delicten, zij het niet recent.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. In dit kader heeft de raadsman van de verdachte onder meer aangevoerd dat de verdachte sinds
1992 in Nederland verblijft, dat hij tot het jaar 1997 een verblijfsvergunning heeft gehad en dat hij sindsdien door de Nederlandse staat in een marginaal bestaan wordt gehouden.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat de verdachte in geval van een onvoorwaarde-lijke veroordeling ter zake van de thans aan de orde zijnde delicten geen enkele kans meer maakt op een verblijfsvergunning, hetgeen voor de verdachte zal leiden tot een geheel uitzichtloos bestaan. Tenslotte heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte - gelet op de jarenlange uitzichtloze situatie waarin hij heeft verkeerd - zich opvallend weinig schuldig heeft gemaakt aan zogenaamde overlevingscriminaliteit, hetgeen vóór de verdachte pleit.
In het verlengde hiervan heeft de raadsman primair aan het hof verzocht toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en over te gaan tot een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel. Subsidiair heeft de raadsman strafoplegging in geheel voorwaardelijke vorm bepleit. Dit om de verdachte nog enige kans en enig uitzicht te bieden op een mogelijke toekomst in Nederland.
Het hof ziet in hetgeen de raadsman aldus heeft aangevoerd geen aanleiding om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De aard en ernst van de thans bewezen verklaarde delicten laten daartoe geen ruimte.
Het hof ziet in hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, rekening houdende met de persoonlijke omstandigheden van deze verdachte, echter wel aanleiding de straf die de politierechter aan de verdachte heeft opgelegd wederom aan de verdachte op te leggen, zij het in geheel voorwaardelijke vorm en met inachtneming van het bepaalde in artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht. Aldus wordt zowel tegemoet gekomen aan het in deze zaak te stellen oogpunt van normhandhaving en specifieke preventie, als aan het door de raadsman bepleite behoud op enig toekomstperspectief in Nederland voor de verdachte.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 62 en 184 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 107, 176 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot een geldboete van driehonderdvijfenzeventig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zeven dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling, noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte [verdachte] ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot een geldboete van honderdvijfenzeventig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van drie dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling, noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier.