Parketnummer: 24-002386-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-480824-08
Arrest van 18 maart 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 21 september 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van verdachte is bij akte rechtsmiddel beperkt tot de veroordeling ter zake van feit 2.
Derhalve is slechts het onder 2 ten laste gelegde aan hoger beroep onderworpen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een geldboete van € 150,-, subsidiair drie dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, vernietigen en in zoverre opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - voor zover in hoger beroep van belang - ten laste gelegd, dat:
feit 2:
hij op of omstreeks 22 september 2008 te [plaats] in de gemeente [gemeente], opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 2.1.1.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente [gemeente], in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door [verbalisant 1], hoofdagent van politie, regio IJsselland district Zuid en/of [verbalisant 2], agent van politie, regio IJsselland district Zuid, die was/waren belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was/waren belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtena(a)r(en) hem had(den) bevolen, althans van hem had(den) gevorderd afstand te houden (in verband met de aanhouding(en) van [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2]), geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering.
Bewijsoverweging
Aan verdachte is onder 2 ten laste gelegd dat hij opzettelijk een bevel of vordering krachtens artikel 2.1.1.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) van de gemeente [gemeente] niet heeft opgevolgd.
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 2 ten laste gelegde. Hij heeft hiertoe primair aangevoerd dat artikel 2.1.1.1 niet staat vermeld in de APV, zodat dit geen juridische basis kan zijn. Dit verweer mist feitelijke grondslag.
Artikel 2.1.1.1. van de APV luidde op 22 september 2008, voor zover hier van belang, als volgt:
1. (...)
2. Een ieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangegeven richting te verwijderen.
3. (...)
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat artikel 2.1.1.1 APV geen uitdrukkelijke bevoegdheid toekent aan de betrokken ambtenaren.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het in artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) beschreven misdrijf vereist een krachtens wettelijk voorschrift gedane vordering. Een dergelijk voorschrift moet uitdrukkelijk inhouden dat de betrokken ambtenaar gerechtigd is tot het doen van een vordering. Het hof overweegt dat artikel 2.1.1.1 van de APV uitdrukkelijk een dergelijke bevoegdheid bevat. Dit artikel houdt een expliciete verplichting voor een ieder in om op bevel van een ambtenaar van de politie zijn weg te vervolgen of zich in de door die politieambtenaar aangegeven richting te verwijderen, indien sprake is van de in het tweede lid genoemde situatie, hetgeen in deze zaak aan de orde is. De verplichting om zich te verwijderen impliceert dat de betrokken ambtenaar de bevoegdheid toekomt om te bevelen afstand te houden.
Op grond van het vorenstaande acht het hof bewezen dat het bevel van de betrokken ambtenaren aan de verdachte afstand te houden krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 2.1.1.1 van de APV, is gedaan.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 22 september 2008 te [plaats] in de gemeente [gemeente], opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, krachtens artikel 2.1.1.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente [gemeente], gedaan door [verbalisant 1], hoofdagent van politie, regio IJsselland district Zuid en [verbalisant 2], agent van politie, regio IJsselland district Zuid, die waren belast met de uitoefening van enig toezicht en die waren belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaren van hem hadden bevolen afstand te houden in verband met de aanhoudingen van [betrokkene 1] en
[betrokkene 2], geen gevolg gegeven aan dit bevel.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast en belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 22 september 2008 geen gevolg gegeven aan het bevel van twee politieambtenaren om afstand te houden toen collega's van de verbalisanten bezig waren met de aanhouding van een tweetal vrienden van verdachte. Het optreden van die collega's dreigde te worden bemoeilijkt door meerdere personen, onder wie verdachte, die in de richting van het incident gingen, kennelijk om zich er mee te bemoeien. Hoewel verdachte begreep dat de bedoeling was dat hij op afstand moest gaan staan en zich niet (meer) met de situatie moest bemoeien, heeft hij opzettelijk niet aan dat bevel voldaan.
Verdachte heeft door zijn optreden het gezag van de opsporingsambtenaren die het bevel hebben gegeven aangetast.
Daar staat tegenover dat, in het licht van de handelingen van anderen van de groep waartoe de verdachte behoorde, zijn aandeel als klein moet worden gekenschetst.
In het voordeel van verdachte spreekt tevens, dat hij blijkens het hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 december 2010 niet eerder wegens strafbare feiten is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande is oplegging van een geldboete van € 150,- een passende sanctie.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c en 184 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en in zoverre opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van honderdvijftig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van drie dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter, mr. A. Dijkstra en mr. F.W.J. den Ottolander, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. F.W.J. den Ottolander buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.