Parketnummer: 24-000045-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-460501-09
Arrest van 22 maart 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 22 december 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1970] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. K. Kok, advocaat te Zwolle.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, heeft maatregelen opgelegd en heeft op de vorderingen van de benadeelde partijen beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich onder toezicht van de reclassering stelt, ook indien dit het volgen van de CoVa-training inhoudt, alsmede tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis. Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof die vorderingen zal toewijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 augustus 2009 tot 14 augustus in de gemeente [gemeente] meermalen, althans eenmaal, [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga jullie doodmaken" en/of "Jullie gaan tussen zes planken de deur uit" en/of "Ik maak jullie allemaal een voor een af" en/of "Voor jou kom ik terug. Jouw kop gaat eraf" en/of "Jij woont hier niet lang meer, je komt tussen zes plankjes", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, waarbij hij, verdachte, een (ijzeren) staaf, althans een lang voorwerp en/of een samurai zwaard heeft getoond en/of opzettelijk dreigend met een samurai zwaard en/of een (ijzeren) staaf, althans een lang voorwerp, ten overstaan van en/of zichtbaar voor die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gemanipuleerd en/of waarbij hij, verdachte, ten overstaan van en/of zichtbaar voor voornoemde perso(o)n(en) een snijdende beweging met zijn hand langs zijn keel/hals heeft gemaakt alsof hij, verdachte, met een mes of een ander scherp voorwerp de keel zou doorsnijden van voornoemde perso(o)n(en).
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 12 augustus 2009 tot 14 augustus 2009 in de gemeente [gemeente] [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga jullie doodmaken" en/of "Jullie gaan tussen zes planken de deur uit" en/of "Ik maak jullie allemaal een voor een af" en/of "Voor jou kom ik terug. Jouw kop gaat eraf" en/of
"Jij woont hier niet lang meer, je komt tussen zes plankjes", waarbij hij, verdachte, een lang voorwerp heeft getoond en ten overstaan van die [benadeelde 1] en [slachtoffer 2] een snijdende beweging met zijn hand langs zijn keel heeft gemaakt alsof hij, verdachte, met een mes of een ander scherp voorwerp de keel zou doorsnijden van voornoemde personen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 12 augustus 2009 en 13 augustus 2009 meermalen schuldig gemaakt aan bedreiging met de dood van enkele van zijn buurtgenoten, waardoor hij bij hen gevoelens van angst en onveiligheid heeft opgewekt.
Ten nadele van verdachte spreekt dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 10 februari 2011, in het verleden meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De straffen die hem in dat kader zijn opgelegd, waaronder gevangenisstraf, hebben hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw soortgelijke feiten te plegen. Het hof is daarom van oordeel dat de door de politierechter opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf, in beginsel een passende bestraffing is.
Hetgeen met betrekking tot verdachtes persoonlijke omstandigheden ter terechtzitting aan de orde is gekomen, heeft het hof echter anders doen beslissen. Verdachte is
- vanwege zijn slechte relatie met enkele buurtgenoten - enige tijd na het onderhavige delict verhuisd en woont sindsdien begeleid. Verdachte ervaart deze begeleiding als positief en leerzaam. Sinds april 2010 is verdachte naar eigen zeggen schuldenvrij en ook zijn alcoholprobleem zegt hij onder controle te hebben. Het dossier bevat met betrekking tot het reclasseringstoezicht dat verdachte thans ondergaat, een voortgangsverslag d.d. 3 februari 2011 waarin wordt aangegeven dat detentie een negatieve invloed op verdachte zou hebben en de hulpverlening in negatieve zin zou onderbreken.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, zal het hof verdachte - overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden opleggen, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient hierbij tevens als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Het hof stelt de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich onder toezicht van de reclassering zal stellen, nu dit hem de nodige hulp en steun kan bieden.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 2] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg is toegewezen tot een bedrag van € 200,-, dat de gevorderde wettelijke rente niet is toegewezen en dat zij zich in het geding in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort, voor zover die vordering in eerste aanleg is toegewezen.
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft vergoeding van € 200,- aan immateriële schade gevorderd.
Het hof is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat door het bewezen verklaarde feit aan de benadeelde partij schade is berokkend die voor vergoeding in aanmerking komt.
Gelet hierop wijst het hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] af. De benadeelde partij wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Benadeelde partij [benadeelde 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg is toegewezen tot een bedrag van € 200,-, dat de gevorderde wettelijke rente niet is toegewezen en dat hij zich in het geding in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort, voor zover die vordering in eerste aanleg is toegewezen.
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft vergoeding van € 200,- aan immateriële schade gevorderd.
Het hof is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat door het bewezen verklaarde feit aan de benadeelde partij schade is berokkend die voor vergoeding in aanmerking komt.
Gelet hierop wijst het hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] af. De benadeelde partij wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;
wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] af;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 2] in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil;
wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] af;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 1] in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W. Foppen, voorzitter, mr. P. Koolschijn en mr. G.J. Niezink, in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman als griffier, zijnde mr. G.J. Niezink buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.