ECLI:NL:GHARN:2011:BP8904
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- L.T. Wemes
- G. Dam
- P. Greve
- Rechtspraak.nl
Onthouding van wederrechtelijk verkregen voordeel in mensenhandelzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 23 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde die zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel. De rechtbank had de vordering van de officier van justitie tot ontneming van het door de veroordeelde verkregen voordeel op nihil gesteld. De officier van justitie ging hiertegen in hoger beroep. Het hof constateert dat het arrest niet binnen de redelijke termijn van twee jaren na het instellen van het hoger beroep is gewezen, maar dat de veroordeelde reeds is gecompenseerd voor deze overschrijding. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal, die het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 188.246,- had geschat, beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de kosten van de slachtoffers groter zijn dan de door hen gegenereerde inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden, waardoor het voordeel uit het eerste bewezen feit op nihil wordt gesteld. Echter, het hof heeft ook vastgesteld dat de veroordeelde voordeel heeft genoten uit mensenhandel gepleegd jegens een meerderjarige vrouw, wat resulteert in een schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 58.652,15. Het hof heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd dit bedrag aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.