ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0501

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
7 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001481-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van levensgezel met voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 7 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte is beschuldigd van mishandeling van zijn levensgezel op twee verschillende momenten in 2008. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot straffen en had op de vordering van de benadeelde partij beslist. De verdachte heeft tijdig hoger beroep aangetekend. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een werkstraf van 60 uren heeft geëist. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 september 2008 zijn levensgezel heeft mishandeld door haar in de ogen te prikken en haar tegen het gezicht te slaan, en dat hij in de periode van 1 tot en met 28 september 2008 haar krachtig tegen het bovenlichaam heeft geduwd, wat heeft geleid tot letsel en pijn. Het hof heeft de bewezenverklaring van de mishandeling bevestigd en de verdachte strafbaar geacht. De straf is gemotiveerd op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van €150,- vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf, met de verplichting tot schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001481-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-400235-08
Arrest van 7 april 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 3 juni 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1949] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. V. Wolting, advocaat te Zwolle.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot straffen en heeft op de vordering van de benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde, met dien verstande dat ter zake van het onder 2 ten laste gelegde het zwaar lichamelijk letsel niet bewezen zal worden verklaard, zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen van de Reclassering Nederland, en een werkstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente, geheel zal toewijzen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 29 september 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [benadeelde], met zijn, verdachtes, vinger(s) in de ogen heeft gestoken en/of geprikt en/of (vervolgens) in/tegen het gezicht heeft geslagen en/of (vervolgens) krachtig op/tegen het (boven)lichaam heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2008 tot en met 28 september 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [benadeelde], krachtig op/tegen het bovenlichaam heeft geduwd en/of gedrukt en/of daarbij omver heeft geduwd en/of gedrukt, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (gebroken rugwervels), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 29 september 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend zijn levensgezel
[benadeelde], met zijn, verdachtes, vingers in de ogen heeft geprikt en vervolgens tegen het gezicht heeft geslagen en vervolgens krachtig tegen het bovenlichaam heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij in de periode van 1 september 2008 tot en met 28 september 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend zijn levensgezel [benadeelde], krachtig tegen het bovenlichaam heeft geduwd en daarbij omver heeft geduwd, tengevolge waarvan deze pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
1 en 2 telkens: mishandeling begaan jegens zijn levensgezel.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 1 september 2008 tot en met 28 september 2008 en op 29 september 2008 schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn vriendin. In voornoemde periode heeft hij haar omver geduwd als gevolg waarvan zij is komen te vallen. Op voornoemde datum heeft verdachte zijn vriendin met zijn vingers in de ogen geprikt, geslagen en opnieuw geduwd. Dat zijn vriendin op dat moment een korset droeg vanwege twee gebroken ruggenwervels, hetgeen verdachte bekend was, heeft hem er niet van weerhouden de mishandeling te begaan. Hiermee heeft verdachte haar lichamelijke integriteit geschonden.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 21 maart 2011, waaruit blijkt dat verdachte zich eerder schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten, waaronder mishandeling. Dit heeft verdachte er echter niet van weerhouden de bewezen verklaarde feiten te begaan.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, een passende en noodzakelijke bestraffing is. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient tevens als stok achter de deur, teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw in de fout te gaan. Het hof acht het thans, in het onderhavige geval, niet aangewezen om de verdachte verplicht reclasseringstoezicht op te leggen.
Benadeelde partij
Uit onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij
[benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat de vordering geheel is toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente. Derhalve duurt de voeging ter zake van de gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De benadeelde partij heeft door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten rechtstreekse schade geleden, welke schade aan verdachte kan worden toegerekend. Het hof zal de vordering toewijzen nu deze niet is bestreden en het hof niet onredelijk of ongegrond voorkomt. De vordering van € 150,- zal derhalve worden toegewezen en worden vermeerderd met de wettelijke rente.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Aangezien verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade van € 150,- die door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend, zal aan de verdachte de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dit schadebedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee maanden;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van honderdvijftig euro, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
29 september 2008 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van honderdvijftig euro ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde] wonende te [woonplaats], vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2008 tot aan de dag van algehele voldoening;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van drie dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Hielkema, voorzitter, mr. P. Koolschijn en mr. L.T. Wemes, in tegenwoordigheid van S. van Krugten als griffier.